Collegeaantekeningen van het eerstejaarsvak inleiding in de onderwijssociologie . Volledige aantekeningen inclusief powerpoint informatie en meegeschreven informatie
Inleiding in de onderwijssociologie
College 1, 7 februari 2023
Sociologie is de studie van het menselijk, sociale leven van menselijke groepen en
maatschappijen. Hoe leert mensen van elkaar? Is men afhankelijk van elkaar? Geeft de
sociale omgeving invloed op het gedrag ven mensen en andersom? Het heeft een zeer
breed belangstellingsveld. Er zijn weinig overeenstemming wat nou echt ‘de sociologie’ is:
Jonge wetenschap -> Het kwam pas eind 19e eeuw als wetenschap.
Breed vakgebied -> Het gaat over heel veel verschillende dingen en dus
verschillende onderwerpen.
Uiteenlopende aanpak -> niet genoeg overeenstemming hoe je het goed kan
aanpakken.
Niet onderscheidend genoeg -> Heel veel andere disciplines: psychologie, filosofie
en politiek.
-> Daarom focus op een werkdefinitie, een centraal uitgangspunt (alles is contingent, maar
daarmee niet arbitrair), een vraagstuk van sociale orde en op de taken en houding van een
socioloog.
Microprocessen: gedrag van individuen -> Verschijnselen om verschillen op macroniveau te
vergelijken/ verklaren.
Macroprocessen: sociale processen in (grote) groepen, instituties en systemen
-> Voorbeeld: In Groningen is er sprake van segregatie van onderwijs; kinderen met
hoogopgeleide ouders zitten samen op een school en andersom ook. Het is een sociaal
verschijnsel waar sociologen meer over willen weten, want hoe komt dat? Soort zoekt soort
is natuurlijk ter sprake, maar de individuele verklaringen zijn niet genoeg om dat sociale
verschijnsel op macro niveau te kunnen verklaren. Daarvoor maak je combinatie van micro
en macroprocessen
Maatschappelijke ontwikkeling:
Modernisatie:
Urbanisatie
Arbeidsdifferentiatie
Toename productiviteit
Toename welvaart
Secularisering
-> Maar ook kinderarbeid en nieuwe ongelijkheid
Uitgangspunten van de sociologie:
Contigent: Onze samenleving zoals wij die nu kennen, had er heel anders uit kunnen zien.
Arbitrair: Hoe onze samenleving eruit ziet, is niet toevallig.
,Welke eigenschappen zijn dan niet willekeurig? Wat zijn factoren die ervoor zorgen dat de
inrichting van de samenleving niet heel toevallig is. Daar zijn de drie legitimerende derden
voor / bronnen van non-contigentie:
Natuur -> Natuur beperkt hoe we de samenleving kunnen organiseren. We kunnen
geen mensen maken die geen eten nodig hebben, want de natuur heeft bepaald dat
we als mens moeten eten om te overleven. Stel we kunnen allemaal 300 jaar
worden; heeft gevolgen over hoe de samenleving is. Natuur is dan de bron (fysieke
eigenschappen).
Geschiedenis -> Het idee dat we als samenleving leven met ons verleden. De
keuzes die samenlevingen hebben gemaakt, beperken latere keuzemogelijkheden.
Alles wat wij nu kunnen, qua technologie, kunnen we niet terugbrengen naar een
leven zonder technologie. Het kan dus niet willekeurig inrichten. Ook onderwijs: we
hebben ooit de keuze gemaakt om voortgezet onderwijs te verdelen in niveaus. In de
loop van de tijd zijn er wel veranderingen geweest (mavo -> vmbo), maar het is
moeilijk voor te stellen dat deze indeling verdwijnt in het onderwijssysteem. Het
hoger onderwijssysteem is daarop bepaald (met mavo kan je geen uni) en ook de
arbeidsmarkt gaat hierop door.
Samenhang -> Dat is het idee dat verschillende delen met elkaar verbonden zijn en
afhankelijk van elkaar. Je kan niet iets los van elkaar veranderen. Op klein schaal:
als we hier besluiten dat iedereen die PW-bachelor volgt, hun vakkenpakket zelf
samen mag stellen, kan je bij de Master er niet vanuit gaan dat iedereen dezelfde
kennis heeft. Dit heeft gevolgen op beroep van de pedagoog. Samenhang hangt ook
samen met economie en gezinssamenstelling bijvoorbeeld (vroeger agrarisch dus
grote gezinnen en nu kleinere gezinnen met vrouwen die werken).
Sociale orde:
Geheel van machtsverhoudingen, wetten, regels, gewoontes en instituties die
bepalen hoe de samenleving werkt
Voorspelbaarheid en leefbaarheid -> door sociale orde is ons leven enigszins
voorspelbaar en daardoor ook leefbaar. Voor de leefbaarheid maakt het niet veel uit
wat de sociale orde precies is en hoe die precies in elkaar zit, maar wel belangrijk dat
we ons eraan houden en hetzelfde doen. Maakt niet uit of we links of rechts rijden;
als we maar hetzelfde doen.
-> Een van de vragen die grondleggers van de sociologie is ‘hoe zorgen we ervoor
dat de maatschappelijke veranderingen niet tot een grote chaos lijden’. Iedereen
moet de inrichting accepteren en de regels volgen. Achterliggende besef is dat de
organisatie niet vanzelfsprekend is.
-> Het is belangrijk dat we erop kunnen vertrouwen dat de sociale orde niet zomaar
verandert en dat iedereen de sociale orde accepteert (of tenminste een groot deel).
Contingentie is dus dat de sociale omgeving ook een andere vorm kan hebben en
niet vaststaat. Het idee dat het anders kon zorgt ervoor dat je nadenkt over de sociale
orde. Als iedereen ervan bewust is dat het niet vanzelfsprekend is, hoe kan het dan
dat we het toch allemaal maar accepteren?
-> Rousseau was ervan overtuigd dat er wel sprake moest zijn van een autoriteit
zodat de regels nageleefd werden. Hij vond dat die rol voor de religie was en niet een
andere manier dat de samenleving leefbaar blijft.
Auguste Comte, socioloog (1798-1857)
‘Sociale orde komt door wetenschap’:
-Waarneembare feiten als kennisbasis -> empire
-Sociale wetmatigheden
-Theorieën toetsen aan de werkelijkheid
-> Zijn filosofische stroming was positivisme.
, Jürgen Habermas, socioloog (1929-)
‘Sociale orde door de rede (communicatie)’:
-Wetenschap verrijkt kennis, maar geeft geen richting
-Door communicatie kan sociale orde ontstaan
-> Zijn filosofische stroming was de verlichting
Niklas Luhmann, socioloog (1927-1998)
‘Sociale orde door het arbitraire te aanvaarden’
-Meerderheidsregels en wetten noodzakelijk
-Door geloof in een bestaande orde (bijvoorbeeld godsdienst) kan sociale orde ontstaan
-> Zijn filosofische stroming was Tegen-Verlichting
Kennis van een socioloog:
Begrijpen van de samenleving en eventueel veranderen
o Kennis verzamelen -> empirisch-analytische taak
o Bestaande visies in twijfel trekken -> kritische zaak
o De belevingswereld van mensen begrijpen -> praktische zaak
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller madeleinesixdijkstra2. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.98. You're not tied to anything after your purchase.