Probleem 3
Leerdoelen:
1. Hoe werkt EU-recht door in de NL rechtsorde?
2. Hoe komt een verdrag tot stand en wanneer is een Koninkrijk hieraan verbonden? Wat als verdragen
botsen? --> Short-arrest
3. Hoe werkt internationaal recht door (EVRM) en wat is het EVRM?
8.4 (muv 8.4.4 – 8.4.6)
De Europese Unie is een eigensoortige internationale organisatie. Blijkens de vaste jurisprudentie heeft het EEG-verdrag een
eigen rechtsorde in het leven geroepen en hebben de lidstaten hun soevereiniteit begrensd. Daarmee is een autonoom
rechtsstelsel ontstaan die uit zichzelf bindend is voor de lidstaten en hun onderdanen.
Bij het Verdrag van Lissabon is de driepijlenstructuur afgeschaft en opgegaan in één entiteit, de Europese Unie, een eigen
supranationale rechtsorde. De derde pijler (politiek en juistitiële samenwerking) is samengevoegd met de eerste. Beide worden
geregeld in het Verdrag betreffende de Werking van de EU (VWEU) dat daarnaast een aantal beginselen inzake bevoegdheden
van de Unie, gelijke behandeling en Unieburgerschap bevat. Het gemeenschappelijke buitenlands en veiligheidsbeleid wordt
geregeld in Verdrag betreffende EU (VEU) met constitutionele beginselen waarop de Unie is gebaseerd en bepalingen betreffende
de instelling. De Europese Gemeenschap is vervangen door de Europese Unie: dus EG-recht, gemeenschapsrecht etc is nu EU-
recht of Unierecht.
De Europese Unie kan gezien haar oorsprong worden beschouwd als een statenbond (confederatie), een bond van 27 staten,
waaraan die staten op bepaalde specifieke bevoegdheden hebben toebedeeld, maar welke geen algemene bevoegdheid heeft.
De Europese gemeenschappen werden gezien als doelgemeenschappen die afgegrensde bevoegdheden werden toegekend. Die
worden opgesomd in artikelen in het VWEU.
De bevoegdheden van de Unie zijn in principe beperkt tot hetgeen aan haar uitdrukkelijk in het VWEU en VEU is toegekend, art 5
lid 1 VEU. Dit fundamentele beginsel van bevoegdheidstoedeling is nader uitgewerkt in art 5 lid 2 VEU op grond waarvan de Unie
enkel handelt ‘binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar door de lidstaten in de Verdragen zijn toebedeeld om de daarin
bepaalde doelstellingen te verwezenlijken’ met inachtneming van de beginselen subsidiariteit en proportionaliteit, art 5 lid 3 en 4
VEU. Bevoegdheden die niet aan de Unie zijn toebedeeld behoren toe aan de lidstaten, art 4 lid 1 VEU.
In beginsel geldt dit uitgangspunt dat er slechts sprake is van begrensde en doelgebonden bevoegdheidsoverdracht nog steeds.
Maar dat uitgangspunt moet sterk gerelativeerd worden, doordat de omvang van de terreinen waarop de Unie bevoegd is en de
ingrijpendheid an de bevoegdheden van de Unie op die terreinen aanzienlijk is toegenomen en de algemene generieke
bevoegdheid van de lidstaten daardoor steeds vaker door het Unierecht worden beperkt. De werkterreinen en bevoegdheden
van de Unie zijn zo uitgebreid dat zij is gaan beschikken over generieke competenties, die haar trekken van een federale staat zijn
gaang geven, bijv exclusief bevoegd zijn op onder meer de gebieden van mededinging en monetair beleid. Daarnaast hebben ze
gedeelde bevoegdheden op uiteenlopende terreinen.
De Unie heeft zich in de loop van de tijd ontwikkeld van een statenbond naar een bondsstaat in wording. Daartoe kan gewezen
worden op de reikwijdte van de bevoegdheden en de ‘flexibiliteitsclausule’ van 352 VWEU, op grond waarvan de EU buiten de
haar expliciet toegedeelde bevoegdheden kan optreden indien de doelstellingen van de verdragen dat vereisen.
Ook is relevant dat sprake is van een supranationale, autonome rechtsorde die voor haar doorwerking en rechtstreekse werking
niet van de nationale regels afhankelijk is. EU is geen statenbond meer, maar ook nog geen bondstaat. De EU als statenbond is
geen bondsstaat maar wel een op nauwe en duurzame samenwerking tussen soeverein blijvende staten gericht verbond dat op
grondslag van verdragen publiekrechtelijke bevoegdheden uitoefent.
De verdragsrechtelijke grondslagen en de op basis daarvan uitgeoefende bevoegdheden dienen nog immer onderworpen te zijn
aan nationaal-democratische legitimatie.
Het EU-recht moet binnen de grenzen van de verdragsrechtelijke grondslagen blijven en er moet door nationale rechters in
laatste instantie getoetst worden of daaraan is voldaan; de nationale staat mag alleen bevoegdheden aan de EU overdragen in de
vorm van begrensde, specifieke bevoegdheidstoedeling en die overdracht is slechts toelaatbaar als een kern van soevereiniteit
voor nationale regering en parlement behouden blijft. Overdracht van bevoegdheden aan de EU waarbij de besluitvorming over
substantiële hulpmaatregelen met onoverzienbare gevolgen buiten het nationale parlement om zou kunnen plaatsvinden is niet
toelaatbaar.
Deze sui generis constructie staat onder grote druk. Door de coronacrisis, Europese vluchtingencrisis en Europese
rechtsstaatscrisis. In het bijzonder in Hongarije en Polen is al een aantal jaren een door populisme gemotiveerd proces aan de
gang van ondermijning van de rechterlijke onafhankelijkheid, persvrijheid en rechten van minderheden. De EU heeft zich de
laatste jaren beijverd om deze uitholling van rechtsstatelijke principes tegen te gaan. Daarin zijn 3 varianten onderscheiden:
- Politiek-juridisch spoor: uitbouw van een gestructureerde dialoog van de Commissie met lidstaten die het niet zo nauw
nemen met de rechtsstaat. Het falen van deze dialoog kan leiden tot inzetten van art 7 VEU-procedure.
- Rechterlijk spoor: de door de Commissie bij het HvJ ingestelde inbreukprocedures. Die worden ingezet om de
rechterlijke onafhankelijkheid in Polen en Hongarije tegenover de wetgevende en uitvoerende macht te bewaken.
, - Financiële spoor: neergelegd in Verordening 2020 betreffende een algemeen conditionaliteitsregime ter bescherming
van de Uniebegroting. Als naleving van EU-subsidievoorwaarden specifiek door rechtsstaatproblemen op het spel staat
kan op basis hiervan financiering opgeschort of beperkt worden.
8.4.3 Een supranationale rechtsorde
Het Unierecht is van grote betekenis voor de rechtspositie van de burger. Zowel bepalingen van primair Unierecht (VUE, Handvest
etc) alsook secundair Unierecht (verorderingen/richtlijnen) kunnen rechtstreeks werkend zijn. Voor zover ze dat zijn werken zij in
de nationale rechtsorde en prevaleren boven alle nationale voorschriften.
Het Unierecht onderscheidt zich hier fundamenteel van het ‘gewone’ internationale recht. De interne werking en voorrang van
het internationale recht binnen Nederland is op grond van ongeschreven constitutioneel recht in combinatie met 93 en 94 Gw.
Voor het Unierecht geldt de interne werking en voorrang los van het nationale constitutionele recht, omdat de EU een
supranationale rechtsorde vormt. Dat is een autonome rechtsorde waarvan lidstaten definitief en onvoorwaardelijk
bevoegdheden tot wetgeving, rechtspraak en bestuur hebben overgedragen. Nationaalrechtelijke bepalingen kunnen aan de
werking van het Unierecht niet in de weg staan, zelfs voor grondwettelijke bepalingen.
Het Unierecht vormt volgens het Hof een integraal onderdeel van het nationale recht (Costa/ENEL: er is een rechtsorde in het
leven geroepen die bij de inwerkingtreding van het Verdrag in de rechtsorde van lidstaten is opgenomen). De verhouding tussen
Unierecht en nationaal recht is monistisch. Beide rechtssystemen vormen een eenheid waarbinnen het Unierecht voorrang heeft,
niet omdat dat uit het nationale recht voortvloeit, maar uit hoofde van het Unierecht.
Zou de gelding van Unierecht afhangen van nationaal recht, dan zou de werking van dat recht per lidstaat kunnen verschillen. Zijn
er lidstaten die uitgaan van dualisme waarbij omzetting nodig is, dan zou de doorwerking van Unierecht daardoor geblokkeerd
worden. Ook als omzetting wel zou hebben plaatsgevonden zou het tot nationaal recht getransformeerde Unierecht later door
nationale wetgeving weer opzij gezet kunnen worden. Dit zou onaanvaardbaar zijn, omdat ‘indien de werking van het
gemeenschapsrecht van Staat tot Staat zou verschillen op grond van latere nationale wetten, dit de verwezenlijking van de
doelstellingen van het Verdrag in gevaar brengen en een verboden discriminatie in het leven roepen. Een gemeenschappelijke
markt die uitgaat van eerlijke concurrentie onder gelijke voorwaarden, vereist algemeen geldende uniforme concurrentieregels
die niet opzij gezet kunnen worden door afwijkende nationale voorschriften.
Uit het supranationale karakter van het Unierecht vloeien belangrijke verschillen voort ten opzichte van het ‘gewone’
internationale recht:
1. Gewoon internationaal recht werkt slecht in de nationale rechtsorde indien het nationale recht dat bepaalt, althans toelaat.
Het Unierecht werkt uit eigen kracht.
2. Het internationale recht prevaleert slechts voor zover de constitutie dat bepaalt. De Unie heeft uit zichzelf voorrang.
3. Het nationale constitutionele recht bepaald of en op welke wijze het internationale recht wordt toegepast. Hoe Unierecht
moet worden toegepast, is een vraag van het Unierecht zelf, welke in laatste instantie door rechters van de EU, HvJ, wordt beslist.
Voor zover nationale rechters Unierecht toepassen, zijn zij dan ook te beschouwen als ambten van de Unie, die daarbij uitleg van
de HvJ hebben te volgen en die zich bij twijfel omtrent de juiste uitleg zekerheid moeten verschaffen via de prejudiciële
procedure bij het HvJ op grond van 267 VWEU.
Deze ‘orthodoxe’ opvatting dat het Unierecht in de nationale rechtsorde uit zichzelf doorwerkt los van de nationale constitutie
wordt reeds lang door het HvJ verkondigd en zonder aarzeling door de Nederlandse rechtspraak en doctrine grotendeels
aanvaard, maar dat is niet onverkort het geval voor de meeste Europese constitutionele hoven. Zij gaan ervan uit dat
doorwerking van EU recht voortvloeit uit een machtiging daartoe door de nationale grondwet, en de fundamentele
uitgangspunten van het nationale recht door het Unierecht niet opzij gezet kunnen worden. Bijv de grondwettelijke
grondrechtenkern: EU recht buiten toepassing laten voor zover zij in strijd zijn met nationale grondrechten.
8.5
De Raad van Europa is de grootste Europese nationale organisatie opgericht met het doel om bij te dragen aan de oplossing van
de naoorlogse problemen. Ook de bescherming van de rechten van de mens behoren tot de doelstellingen. In dit kader zijn
grondrechten neergelegd in het EVRM die veel een ieder verbindende bepalingen in de zin van 93 en 94 Gw bevat.
Ten behoeve van het toezicht op de naleving van het EVRM is het EHRM te Staatsburg ingesteld (19 EVRM). Klachten over
schending van het verdrag kunnen aanhangig worden gemaakt door een verdragspartij (33) en door particulieren (34 EVRM). Het
statenklacht is in onbruik en van het individuele klachtrecht wordt veel gebruik gemaakt.
Het EHRM kent een alleenzittende rechter die een verzoekschrift niet-ontvankelijk kan verklaren, indien deze beslissing zonder
nader onderzoek kan worden genomen (27 EVRM). Een Comité van drei rechters is daartoe ook bevoegd en kan bovendien bij
een ontvankelijk verzoek een uitspraak doen over de gegrondheid van de klacht, indien de onderliggende vraag van de zaak
behoort tot de vaste rechtspraak van het Hof (28). Beide beslissingen zijn niet appellabel.
Verder is er nog een Kamer van 7 rechters (29) of een Grote Kamer van 17 (30).
In de loop der jaren heeft het EHRM een omvangrijke grondrechtenjurisprudentie ontwikkeld, waarin de waarborgen van het
EVRM in belangrijke mate zijn verruimd, uitgebreid en geconcretiseerd. Uit een oogpunt van democratische besluitvorming
kunnen hierbij vraagtekens worden geplaatst. Resultaten van de jurisprudentiële ontwikkeling wijken soms ver af van wat
lidstaten met het verdrag voor ogen hadden en hebben. Zolang ze lid zijn kunnen zij zich niet van die ontwikkeling distantiëren.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller chlvdziel. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.86. You're not tied to anything after your purchase.