Natuurlijke bevolkingsgroei: komt voort uit het aantal kinderen dat wordt geboren en het aantal
sterfgevallen.
Is het geboortecijfer hoger dan sterftecijfer, is er sprake van geboorteoverschot. Omgekeerd is er
sprake van sterfteoverschot.
Sociale bevolkingsgroei: sprake van als er zich in een gebied meer mensen vestigen dan er vertrekken
-> migratie.
Migratiesaldo: de som van het aantal mensen dat zich ergens vestigt (immigratie) en het aantal
mensen dat vertrekt (emigratie).
Positief migratiesaldo -> vestigingsoverschot
Negatief migratiesaldo -> vertrekoverschot
Vergrijzing: proces waarbij de leeftijdsopbouw van de bevolking verandert doordat enerzijds get
aandeel jongeren in de bevolking afneemt en aan de andere kant het aandeel ouderen toeneemt.
Het aandeel ouderen neemt ook toe als gevolg van een stijgende levensverwachting.
7.2 een veranderende bevolking
Demografische druk: het economisch inactieve deel van de bevolking (degenen die geen geld
verdienen) vormt een last voor het economisch actieve deel (de groep die wel geld verdient).
Bevolkingsdiagram vormen
Piramide -> kenmerkend voor landen met een hoge bevolkingsgroei
Granaat -> kenmerkend voor landen met een dalend geboortecijfer
Urn -> kenmerkend voor landen met een laag tot erg laag geboortecijfer
7.3 bevolking in kaart: verschillen op verschillende schaalniveaus
Bevolkingsdichtheid factoren: klimaat, reliëf, verschillen in ontwikkelingspeil*
*In rijke landen groeit de bevolking nauwelijks of neemt deze zelfs af. In arme landen krijgen mensen
gemiddeld veel kinderen, terwijl door de verbeterde medische voorzieningen en de beschikbaarheid
van schoon drinkwater het sterftecijfer onder kinderen de laatste decennia sterk is gedaald. Hierdoor
stijgt de bevolking daar sterk.
, 7.4 verstedelijking
Mechanisatie in de landbouw: veel arbeiders op het platteland werden werkloos en trokken naar de
stad. Daar was volop werkgelegenheid in de fabrieken waar met behulp van stoommachines op grote
schaal producten werden gefabriceerd.
De industrialisatie zorgde zo voor een proces van urbanisatie (verstedelijking).
Suburbanisatie: het vertrekken van de stad naar kleinere plaatsen in de buurt.
Suburbanisatie leidde tot forensisme* en filevorming in de ochtend- en avondspits.
*Het verschijnsel dat mensen wonen in de ene stad of plaats en werken in een andere.
Stedelijke vernieuwing: vernieuwing en renovatie van woningen en de openbare ruimte, verbetering
van de leefomgeving en kansen bieden aan bewoners in de vorm van cursussen en ondersteuning.
Segregatie: mensen met hogere en lagere inkomens wonen steeds meer gescheiden van elkaar.
Hoofdstuk 8, arm en rijk
8.1 ontwikkeling gemeten
Bruto nationaal product (bnp) per inwoner: het gemiddeld inkomen per hoofd in een land. Dit is een
veelgebruikte indicator om het welvaartsniveau van een land weer te geven.
Basisbehoeften zijn: onderwijs, gezondheidszorg, voeding en huisvesting.
Gegevens die niet gaan over de basisbehoeften van mensen, maar waaraan je het welvaartspeil wel
kunt aflezen, zijn: de leeftijdsopbouw en de verdeling van de beroepsbevolking.
In armen landen is de agrarische sector het hoogst. In rijke landen hebben ze een kenniseconomie en
is de dienstensector het grootst. Verder is er nog de industriële sector. In landen tussen de twee
extremen is er een redelijk gelijke verdeling tussen de drie sectoren.
Human Development Index (HDI): een completere maat om ontwikkeling te meten, gecreëerd door
de ontwikkelingsorganisatie van de VN.
8.2 wereldwijde verschillen en het wereldsysteem
Centrumlanden: de meest welvarende landen die het centrum vormen van het wereldsysteem.
De minst ontwikkelde landen liggen in de periferie (aan de rand van het wereldsysteem), en zijn voor
handel en hulp vaak afhankelijk van het centrum.
Veel landen liggen ook tussen deze twee extremen in. Dat zijn landen in de semiperiferie, waar de
economie vaak snel groet en de levensomstandigheden een stuk beter zijn dan in de landen met een
laag ontwikkelingspeil.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ninaboere. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.25. You're not tied to anything after your purchase.