Aantekeningen
Toets: vaardigheidstoets 2 EC en kennistoets 3 EC (45 vragen op je eigen laptop)
Les 1
Output-as-input model: het woordgebruik van kinderen en de vragen die ze stellen aan
volwassenen, hierbij wordt het taalaanbod van de volwassenen mee gestuurd.
Conservationele stijl: veel open vragen, gesprek op gang houden, niet onderbreken van kind
en aanmoedigen.
Directieve stijl: hoge taakgerichtheid en lage relatiegerichtheid. Gericht op het snel en
efficiënt behalen van het resultaat.
Instructieve stijl: het beschrijven en verduidelijken van bepaalde handelingen. Kind krijgt
weinig initiatief.
Passieve woordenschat: de woorden die je herkent als je het leest of hoort. Deze woorden
ken je maar gebruik je niet actief in je communicatie.
Actieve woordenschat: de woorden die je gebruikt als je communiceert.
Taaltheorieën
Skinner (behaviourisme): taal wordt geleerd via stimulus-respons en dat correctie een grote
rol speelt. Imitatie van taalaanbod. De opbouw van het lexicon en de taalregels gaat via het
taalaanbod en de foutieve uitingen van het kind.
Stimulus-respons meer een reflex dan een bewuste handeling. Alles overnemen uit je
omgeving.
Tomasello (usage based theory): de mens wordt niet geboren met een taalinstinct maar
met een speciaal sociaal instinct (shared intentionality). Dit maakt de mens geschikt voor
taalverwerving. Taal wordt geleerd op basis van cognitieve vaardigheden en sociale cognitie.
Hij gaat ervanuit uit dat kinderen niet van woorden zinnen maken maar eenvoudige zinnen
in zijn totaliteit verworven worden. Dit wordt in het lange termijn geheugen opgeslagen en
op basis van het taalaanbod destilleert het kind via de regels van de taal (dus niet
aangeboren). Er is geen sprake van grammatica maar het kind slaat hele taalconstructies op.
Chomsky (de generatieve taalkunde): de mens wordt geboren met een language
acquistition device (LAD). Dit houd in dat de universele taalregels zijn opgeslagen in het
brein van de mens en via minimaal taalaanbod komen mensen tot de juiste parameter
setting.
Het kind kan nooit uit het taalaanbod alleen de grammaticale regels destilleren omdat het
aanbod niet rijk genoeg is om alle specifieke abstracte regels en uitzonderingen daarop te
verwerven.
Het kind kan woorden en zinnen samenstellen op basis van de grammaticale regels van de
taal. Kinderen zijn creatief en kunnen op basis van de taalregels zelf nieuwe en unieke
taalbouwsels maken.
Chomsky heeft een nieuwe theorie ontwikkeld van de generatieve grammatica. Uit
onderzoek blijkt dat de theorie voor een groot deel klopt maar ook voor een groot deel niet.
1
,Skinner: taal wordt geleerd door imitatie en correctie. Behaviorisme.
Tomasello: mensen worden geboren met een sociaal instinct en zijn daarom geschikt om
taal te leren. Usage based theorie patroonherkenning.
Chomsky: taalvermogen is aangeboren. LAD, generatieve taalkunde.
Lenneberg: critcical period hypothese: in de eerste paar levensjaar kan taal worden geleerd.
Nature: alle eigenschappen van het individu zijn bepaald door aanleg genetisch
materiaal. (generatieve taalkunde Chomsky).
Nurture: alle eigenschappen van het individu zijn bepaald door opvoeding en de
leefomgeving. (Skinner, aangeleerd).
Aantekeningen les:
Taal: communicatiemiddel. Hoorbare of zichtbare tekens/ symbolen. Gebarentaal is ook een
taal. Een taal is ontstaan, heeft zich ontwikkeld binnen een gemeenschap, het is niet
verzonnen of bedacht. Taal veranderd steeds.
Hoorbare tekens: spraakklanken.
Fonemen: de zichtbare letters (geschreven taal).
In de hersenen: taal hoe je een zin opbouwt.
Spraak: hoe je iets uitspreekt zoals de klanken.
Taal begrijpen (wat je hoort of leest) en uiten (wat je zegt)
Ontwikkelingsfasen spraak-taal:
- Pre linguale fase 0 - 1 jaar
- Vroeg linguale fase 1 – 2;6 jaar
- Differentiatie fase 2;6 – 5 jaar
- Voltooiingsfase 5 – 10 jaar
Pre linguale fase:
- Schreien schreeuwen (0-6 weken)
- Vocaliseren losse klanken (klinkers), interactie, sociale glimlach. (6 weken-4
maanden)
- Vocaal spel medeklinkers en klinkers (4-7 maanden)
- Brabbelen spraakklanken herkennen en produceren (7-12 maanden)
- Stem herkenning
- Klanken onderscheiden
Vroeg linguale fase:
- Produceren eerste woord.
- Protowoorden
- Eenwoordfase
- Passieve en actieve woordenschat groeit.
Twee en meerwoordfase als je 50 woorden actief kunt produceren.
Schriftelijke taalverwerving 6 jaar.
2
, Taalverwerving is een multifactorieel proces:
- Taalaanbod
- Taalverwervingsvermogen
- Leeftijd
- Cognitieve ontwikkeling
- Sociaal-emotionele ontwikkeling
- Motorische ontwikkeling
- Spelontwikkeling
- Zintuigelijke ontwikkeling
Persoonlijkheidsfactoren: wat zijn de gedragingen en karaktereigenschappen van het kind.
Zoals durven, vertrouwen, zelfvertrouwen, exploratiedrang, communicatiedrang, motivatie,
attitude.
Rol ouders begrijpelijk taalaanbod, taalruimte (kind aan de beurt laten), feedback door te
bevestigen, verhelderen en verbeteren.
Begrippen:
Schreien: alle geluiden dat een kind produceert.
Vocaliseren: het ontwikkelen van open klanken (klinkers).
Vocaal spel: het ontdekken door geluiden te maken. Medeklinkers gebruiken. Interactie met
ouders.
Brabbelen: spraakklanken herkennen en produceren. Lettergrepen maken.
Moedertaalfilter: informatie opvangen die kinderen herkennen van de moedertaal.
Onnodige informatie van klanken uit de hersenen filteren.
Foneemherkenning: kinderen herkennen klanken en kunnen hier het verschil tussen horen
(pad en bad).
Woordgrenzen: spaties in de zinnen herkennen.
Geboorteschreeuw: de eerste keer dat de baby huilt.
Reduplicatie: het aan elkaar plakken van lettergrepen.
Expressief jargon: brabbelen wat op een gesprek lijkt.
Protowoord: een niet bestaand woord waar een gebeurtenis of voorwerp aan wordt gelinkt.
Sociale glimlach: als een baby leert lachen als een vorm van communicatie.
Babytalk: de taal die ouders tegen baby’s spreken.
Joint attention: als een kind ergens naar kijkt en de ouder vertelt wat iets is.
Perceptie: waarnemen. Het proces van betekenisgeving van zintuigelijke info aan de hersens
Sensatie: de eerste gewaarwording van een stimulus opgevangen door de zintuigen.
Expansie: wat het kind niet correct produceert wordt herhaald met onmerkbare nadruk of
langzamer articuleren.
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lunavanuden. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.88. You're not tied to anything after your purchase.