Dit is een samenvatting over het 'boek' van Luteijn. Deze stof is nodig voor de toets van Diagnostisch onderzoek op de opleiding toegepaste psychologie. Het betreft hoofdstuk 1, 2.2.3 t/m 2.2.5, 2.4, 4, 8, 10 en 11.
2.2.3 Kwaliteit van instrumenten
Via een weging van beoordelingen op een aantal specifieke kenmerken wordt aan in totaal zeven
criteria de kwalificatie ‘goed’, ‘voldoende’ of ‘onvoldoende’ toegekend.
1. Uitgangspunten van de testconstructie: betreft het gebruiksdoel en de meetpretentie, de
theoretische herkomst en de relevantie van de testinhoud.
2. Kwaliteit van het testmateriaal: betreft de standaardisatie van de items, het scoringssysteem
en de instructie. Er wordt gelet op de degelijkheid en efficiëntie van de test en de gebruikte
materialen en de inhoud van de items.
3. Kwaliteit van de handleiding: betreft de informatie die verstrekt wordt om de testgebruiker te
helpen de uitslag te interpreteren.
4. Kwaliteit van de normen: betreft de aan- of afwezigheid van normen en de overeenkomst van
de normeringsgroep met het doel van de test.
5. Kwaliteit van de betrouwbaarheidsgegevens: betreft de resultaten van onderzoek met
paralleltests, interne consistentie, test-hertest en vergelijking over beoordelaars.
6. Begripsvaliditeit: betreft het passen van een construct in een nomologisch netwerk.
7. Criteriumvaliditeit: betreft de samenhang van een test met een criterium.
2.2.4 Hoe hoog moet een betrouwbaarheidscoëfficiënt zijn?
Bij tests die worden gebruikt voor belangrijke beslissingen op individueel niveau:
- < .80 = onvoldoende
- .80 ≤ .90 = voldoende
- ≥ .90 = goed
Bij tests die minder belangrijk zijn:
- < .70 = onvoldoende
- .70 ≤ .80 = voldoende
- ≥ .80 = goed
Bij experimentele tests:
- < .60 = onvoldoende
- .60 ≤ .70 = voldoende
- ≥ .70 = goed
2.2.5 Hoe hoog met een criterium validiteitscoëfficiënt zijn?
Vuistregels van Cohen:
- R = .10 laag/verwaarloosbaar
- R = .30 gemiddeld
- R = .50 hoog
1.2 Stappen van het diagnostisch proces
Doorverwijzing van cliënt naar diagnosticus/directe vraag cliënt aan diagnosticus diagnosticus
analyseert de hulpvraag en de aanvraag diagnosticus formuleert vragen (die opduiken tijdens
kennismakingsgesprek) diagnosticus stelt een diagnostisch scenario op (bevat voorlopige theorie
over cliënt) voorlopige theorie wordt omgezet in concrete hypothesen specifiek
onderzoekinstrumentarium wordt gekozen er worden voorspellingen gedaan over
resultaten/uitkomsten instrumenten worden afgenomen en verwerkt hypothesen worden op
beargumenteerde wijze aanvaard/verworpen diagnostische conclusie.
1.3 Vijf basisvragen in de klinische psychodiagnostiek
1. Onderkenning: wat zijn de problemen, wat lukt er nog en wat gaat mis?
, Luteijn
2. Verklaring: waarom zijn bepaalde problemen er en wat houdt ze in stand?
3. Predictie: hoe zullen de problemen van de cliënt zich in de toekomst verder ontwikkelen?
4. Indicatie: hoe kunnen de problemen verholpen worden?
5. Evaluatie: zijn de problemen voldoende verholpen als gevolg van de interventie?
Hoofdstuk 8 Persoonlijkheidsvragenlijsten
8.1 Inleiding
Persoonlijkheidsvragenlijsten worden gebruikt om individuele verschillen op een aantal
persoonlijkheidskenmerken of trekken in kaart te brengen.
Persoonlijkheid: stabiele eigenschappen van een persoon, de eigenschappen zijn vrij consistent over
verschillende situaties en verklaren waarom de ene persoon verschilt van de andere.
8.2 Kenmerken en principes van persoonlijkheidsvragenlijsten
Persoonlijkheidsvragenlijsten bestaan doorgaans uit uitspraken over een persoon. De onderzochte
moet daarbij meestal zelf aangeven of en in hoeverre de uitspraak op hem/haar van toepassing is. Bij
het construeren van een persoonlijkheidsvragenlijst moet eerst gespecificeerd worden welke
persoonlijkheidskenmerken de ontwerper wil vaststellen. Na specificatie van de
persoonlijkheidskenmerken worden items geschreven die passen bij het doel van de vragenlijst.
Daarbij kan gebruikgemaakt worden van bestaande (bijvoorbeeld vertaalde buitenlandse) items,
kunnen items zelfbedacht worden en kunnen ze aan de hand van omschrijvingen in de literatuur
opgesteld worden. Er dient nagegaan te worden of de items voldoen aan de volgende stilistische en
formele criteria:
a. De items moeten korter zijn dan twintig woorden;
b. De taal van de items moet duidelijk en eenvoudig zijn;
c. Dubbele ontkenningen moeten vermeden worden;
d. Items moeten eenduidig van inhoud zijn;
e. Items dienen over één onderwerp te gaan;
f. Items die door bijna iedereen of bijna niemand bevestigd worden, dienen vermeden te
worden. Deze dragen immers niet bij tot het onderscheiden van een persoon ten opzichte
van anderen;
Items kunnen op drie manieren in schalen worden gegroepeerd:
1. A-priori/rationele methode: men verzoekt beoordelaars items samen te voegen die volgens
hen hetzelfde kenmerk meten. Deze werkwijze berust op het oordeel van deskundigen en
niet op empirisch onderzoek van de uitspraken.
2. Interne-consistentiemethode: houdt in dat items tot schalen samengevoegd worden op
grond van een empirisch gevonden structuur of samenhang. Daartoe moet de verzameling
items afgenomen zijn bij een proefgroep die voldoende groot en representatief is voor de
doelgroep van de vragenlijst. Vervolgens bepaalt men de structuur van de items met behulp
van allerlei methoden, bijvoorbeeld inter-itemcorrelaties, item-restcorrelaties en vaak
factoranalyse (het groeperen van items op basis van correlaties tussen items).
3. Empirische methode: helpt items te identificeren die discrimineren tussen proefgroepen die
op het beoogde aspect verschillen. Deze worden vervolgens tot een schaal samengevoegd.
Bij deze methode heeft men een criterium nodig voor het te meten kenmerk, want op de een
of andere manier moeten personen ingedeeld worden als bijvoorbeeld ‘extravert’ en ‘niet-
extravert’.
8.3.4 Persoonlijkheidsvragenlijsten en de Big Five
In de persoonlijkheidspsychologie bestaat al geruime tijd veel aandacht voor het zogeheten Big Five-
model van persoonlijkheid, waarin vijf hoofddimensies van persoonlijkheid worden onderscheiden:
Extraversie, Vriendelijkheid, Zorgvuldigheid, Emotionele Stabiliteit en Intellect.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller 512503. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.75. You're not tied to anything after your purchase.