Samenvatting van moleculaire biologie, voornamelijk de scheikundige kant van biologie zoals atomen, verschillende bindingen, pH. De opbouw van cellen zowel eukaryoten als prokaryoten. En de energie cyclus van dieren als planten. Citroenzuur cyclus, glycolyse, oxidatieve fosforylering, fotosynthese,...
Complete Test Bank Campbell Biology 11 edition Questions & Answers with rationales (Chapter 1-56)
All for this textbook (16)
Written for
Universiteit Utrecht (UU)
Biologie
Moleculaire Biologie (BB1MB05)
All documents for this subject (95)
Seller
Follow
angbio
Reviews received
Content preview
Concept 2.1 Elementen en chemische verbindingen Colour coding:
(compounds).
Alle organismen bestaat uit materie:
Colour = Head topic
o Materie is gemaakt van elementen.
Een chemische verbinding is opgebouwd uit 2 of meer verschillende Colour = Subtopic
elementen in een vaste verhouding.
- Bijvoorbeeld: H2O Colour = Terms
EssenAële elementen = noodzakelijk voor levende organismen.
Trace elementen = weinig van nodig, specifiek voor specifieke organismen. Colour = Examples
- Trace elementen (Na, Cl…)
Colour = Other
EssenAele elementen:
Koolstof (C):
- Aantal protonen: 6
- Atoommassa: 12 u
- ElektronenconfiguraAe: 2, 4
- Biologische rol: bouwsteen van organische moleculen.
- InteracAes: vormt covalente bindingen met waterstof, zuurstof, sAkstof en andere
koolstofatomen.
Waterstof (H):
- Aantal protonen: 1
- Atoommassa: 1 u
- ElektronenconfiguraAe: 1
- Biologische rol: belangrijk in zuur-basechemie en energieoverdracht.
- InteracAes: vormt waterstoTruggen met zuurstof en sAkstof.
Zuurstof (O):
- Aantal protonen: 8
- Atoommassa: 16 u
- ElektronenconfiguraAe: 2, 6
- Biologische rol: onmisbaar voor ademhaling en in organische verbindingen.
- InteracAes: vormt waterstoTruggen en polaire covalente bindingen.
SAkstof (N):
- Aantal protonen: 7
- Atoommassa: 14 u
- ElektronenconfiguraAe: 2, 5
- Biologische rol: belangrijk bestanddeel van aminozuren en nucleïnezuren.
- InteracAes: vormt covalente bindingen in aminozuren en basen.
Fosfor (P):
- Aantal protonen: 15
- Atoommassa: 31 u
- ElektronenconfiguraAe: 2, 8, 5
- Biologische rol: component van nucleïnezuren (DNA, RNA) en ATP.
- InteracAes: vormt fosfodiësterbindingen in nucleïnezuren.
Zwavel (S):
- Aantal protonen: 16
- Atoommassa: 32 u
- ElektronenconfiguraAe: 2, 8, 6
- Biologische rol: stabiliseert eiwi`en door disulfidebruggen te vormen.
- InteracAes: vormt disulfidebindingen in aminozuren.
1
,Concept 2.2 Atomen.
Atomen bestaan uit:
1. Protonen = posiAef geladen deeltje.
2. Neutronen = neutraal deeltje.
3. Elektronen = negaAef geladen deeltje.
Protonen + neutronen in de atoomkern
- Elektronen in “wolk” om de atoomkern.
Massa getal = protonen + neutronen
- Linksboven in periodiek systeem.
Atoomnummer = aantal protonen
- Atomen met een gelijk atoomnummer:
o Zelfde chemische eigenschappen.
o Zelfde element.
Isotopen = zijn atomen met hetzelfde aantal protonen, maar verschillende aantal neutronen.
- Meeste isotopen zijn stabiel, sommige zijn onstabiel = radioacAeve isotopen.
- Vervalsnelheid uitgedrukt in halfwaardeAjd.
Elektronen
Chemische eigenschappen van een atoom worden bepaald door de verdeling van elektronen in de
elektronenschillen.
- ValenAe elektronen = elektronen in de buitenste schil (valenAeschil).
Atomen proberen hun buitenste schil vol te krijgen à 8 elektronen in de valenAeschil, octetregel).
- Elementen met een volle valenAe schil zijn chemisch inert (reageren nauwelijks).
Concept 2.3 bindingen.
Atomen met een incomplete valenAeschil (geen 8 elektronen in de schil): proberen schil vol te krijgen.
1. Elektronenparen delen tussen twee atomen = covalente binding.
- InteracAe tussen atomen.
- Elektronen ‘tellen’ nu mee in de valenAeschil.
Molecuul = 2 of meer atomen gebonden door covalente bindingen.
- Enkele covalente binden: 1 elektronenpaar gedeeld.
- Dubbele covalente binding: 2 elektronenparen gedeeld.
- Drievoudige covalente binding: 3 elektronenparen gedeeld.
Covalente bindingen:
Elektronen worden niet alAjd eerlijk gedeeld.
- Aiankelijk van elektronegaAviteit van het atoom.
a) Niet-polaire covalente binding: elektronen worden gelijk verdeeld
o Verschil elektronegaAviteit <0,5
b) Polaire covalente binding: elektronen liggen dichter bij 1 van de 2 atomen.
o Verschil elektronegaAviteit 0,5<>1,6
o Zorgt voor parAële ladingen (δ+ en δ-) in het molecuul.
2. Elektronen overdragen: ion binding.
Atomen nemen elektronen geheel over van hun bindend partneratoom.
- Na de overdracht à beide atomen geladen.
- Geladen atoom/molecuul = ion
o KaAon = posiAef geladen.
o Anion = negaAef geladen.
- Chemische verbindingen die ion bindingen vormen = zouten.
2
,Zwakke chemische interacAes:
1. WaterstoTruggen
- Waterstofatoom (H)
- Covalent gekoppeld aan sterk elektronegaAef atoom.
- Aangetrokken tot ander elektronegaAef atoom.
2. Van der Waals krachten
- Door toeval elektronen niet gelijkmaAg verdeeld over molecuul.
- Daardoor aantrekkingskrachten tussen moleculen die erg dicht bij elkaar zijn.
Zorgen dat veel grote biologische moleculen in vorm blijven.
Concept 2.4 chemische reac>es en bindingen.
Chemische reacAes: maken en breken chemische bindingen.
- Start moleculen: reactanten of substraat.
- Eind moleculen: producten.
Alle reacAes zijn (theoreAsch) reversibel
- ReacAe loopt tot er een chemisch evenwicht is.
Concept 3.1 polariteit water.
Polaire covalente binding
- O trekt sterker aan de elektronen dan H.
o Lading is ongelijk verdeeld.
Concept 3.2 water eigenschappen.
Cohesie eigenschappen van water
- Door waterstoTruggen blijven watermoleculen bij elkaar.
- Aantrekking tussen verschillende stoffen = adhesie.
- Oppervlaktespanning door waterbruggen.
Thermische energie = de kineAsche energie van de moleculen.
- Komen 2 objecten met elkaar in aanraking à thermische energie gaat van warme object naar
kouder object.
- Water kan grote hoeveelheid energie absorberen.
o Heeq hoge specifieke warmte (calorie).
§ Heeq veel warmte-energie nodig om op te warmen of af te koelen.
- Door de waterbruggen
o Hi`e absorberen = H-bruggen breken.
o Hi`e afgeven = H-bruggen vormen.
Oplossing is een vloeistof met een homogene mix van stoffen.
- Solvent = oplosmiddel.
- Solute = opgeloste stof.
Water is een uitstekend oplosmiddel.
- Vanwege het polaire karakter van water (O- + H+).
- Voor ionen en polaire moleculen of grote moleculen met ionische en polaire regio’s.
Een hydrofiele stof = stof met affiniteit voor water (lost goed op).
Een hydrofobe stof = stof met geen affiniteit voor water (lost niet goed op).
- Geen polaire of ionische ladingen.
Concept 3.3 pH.
Waterstofatoom (H): van de ene waterstofmolecuul ‘overspringen’ op de andere waterstof
molecuul.
- Waterstof-ion (H+) wordt overgedragen
3
, - 2 H2O ↔ H3O+ + OH-
- Hydronium ion H3O+ (H+) en hydroxide-ion OH-.
- In puur water alAjd chemisch evenwicht.
Door toevoegen van zuren en basen verandert het evenwicht.
- pH = -log[H+], de mate van hoeveel H+ er is.
- Neutrale condiAes [H+] is 10-7 à pH = -(-7) = 7
- pH + pOH = 14
Zure oplossing veel H+
- Lage pH 0 tot 7
Basische oplossing weinig H+
- Hoge pH 7 tot 14
Door het toevoegen van zuren en basen verandert het evenwicht.
- Zuur = een stof die [H+] laat sAjgen.
o Stof die een H+ kan afstaan (proton donor).
- Base = een stof die [H+] laat dalen.
o Stof die een H+ kan opnemen (proton acceptor).
Een buffer houdt pH stabiel:
- Bufferoplossing bestaat uit: zwak zuur en geconjugeerde base.
- pH verandert nauwelijks bij toevoegen van kleine hoeveelheden zuur of base.
Concept 4.1 organische chemie.
Moleculen met koolstofatomen = organisch.
Koolstof kan 4 bindingen vormen met andere atomen
- oneindig veel mogelijkheden.
Concept 4.2 koolstoBindingen.
Elektronen configuraAe bepaald wat de eigenschappen van het atoom zijn.
- C heeq 4 valenAe elektronen in zijn valenAe (buitenste) schil.
- Vormt met andere elementen de bouwstenen voor de moleculen van het leven.
Koolstofstructuren
Koolstoveten zijn skelet van veel organische moleculen.
- Koolwaterstoffen is uitsluitend = C + H.
- Is een niet polaire covalente binding, er is geen ladingsverschil.
- Lost niet goed op in water (hydrofoob).
Isomeren = stoffen met dezelfde molecuulformule, maar met andere structuren en eigenschappen.
- Structuurisomerren = verschil in hoe de atomen aan elkaar zijn verbonden (covalent).
- Cis-trans isomeren = zelfde verbinding maar ruimtelijk anders georiënteerd.
- EnanAomeren = isomeren die elkaars spiegelbeeld zijn.
o Meestal maar 1 vorm effecAef (acAef).
Concept 4.4 func>onele groepen.
Die funcAe van organische molecuul wordt bepaald door:
1. Vorm koolstof skelet.
2. FuncAonele groepen (R) aan het koolstofskelet.
FuncAonele groepen:
1. Hydroxyl groep OH à alcohol
- Zorgt dat het polair wordt, kan een groep waterstoTruggen vormen.
2. Carbonyl groep C=O à keton of aldehyde
- Suikers
o Keton à verbonden aan 2 x C
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller angbio. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $15.22. You're not tied to anything after your purchase.