Nieren
Hoorcollege 1+2
Functionele anatomie in een notendop (p.624-627)
Belangrijkste functies van nieren zijn:
- Regulatie van extracellulair vloeistof en bloeddruk
- Regulatie osmolariteit/Reabsorptie van nutriënten
- Behoud van ionbalans
- Homeostase van pH
- Uitscheiden van afvalstoffen
- Productie hormonen
De nier bestaat uit een buitenste cortex en een binnenste medulla. Nefronen zijn de functionele
eenheden in de nier.
Vanuit de renale arterie stroomt het bloed de afferente arteriole in. Vervolgens stroomt het bloed de
glomerulus (bloedvaten) in, waar het bloed wordt gefilterd. Vervolgens
stroomt het bloed verder de efferente arteriole in en vervolgens in een
tweede capillairbed: de peritubulaire capillairen. De lange peritubulaire
capillairen die de medulla in gaan worden de vasa recta genoemd.
Vervolgens gaan de peritubulaire capillairen over in venules en kleine
venen die bloed van de nier naar de renale vene brengen. De functie van
het renale poortsysteem is om het bloed te filteren in de glomelaire
capillairen en vervolgens vloeistof te resorberen in de peritubulaire
capillairen.
Het nefron begint met een holle structuu: het kapsel van Bowman, die de
glomerulus omgeeft. Dit samen noem je het nierlichaampje. Dan komt het
vervolgens als eerst in de proximale tubulus. Dit gebeurt allemaal in de
schors. Daarna stroomt de urine naar beneden richting de Lus van Henle
en dan zit je in het merg. De lus van Henle is te verdelen in twee delen:
een dalend en stijgend deel. Vervolgens stroomt het urine omhoog, de
schors in, de distale tubulus in. Proximale en distale tubuli zijn beide in de schors en gekronkeld.
Vervolgens komen de distale tubuli uit in de verzamelbuis. Meerdere nierbuisjes dumpen urine in
verzamelbuis, wat het leidt naar nierkelkjes en vervolgens naar nierbekken.
Wat er in je urine komt is optelsom van filtratie door glomerulus, reabsorptie en secretie.
Het nefron buigt terug zodat het laatste deel van het stijdende deel van de lus van Henle tussen de
afferente en efferente arteriole loopt. Deze regio wordt ook wel het juxtaglomerulair apparaat
genoemd. Dit is belangrijk voor de autoregulatie van de nier.
Glomerulaire filtratie (p.628-635)
Er vinden 3 basisprocessen plaats in het nefron: filtratie, reabsorptie en secretie
Filtratie is de verplaatsing van vloeistof in het bloed naar het lumen van de nefron. Vanaf het
moment dat de vloeistof in het lumen van het nefron komt wordt het als extracellulair vloeistof
beschouwd.
,Reabsorptie is het proces van bewegende substanties in het filtraat van het lumen van de tubulus
terug het bloed in de peritubulaire capillairen.
Secretie verwijdert selectief moleculen uit het bloed en voegt ze toe aan het filtraat in het lumen van
de tubulus. Secretie is selectiever dan filtratie.
Filtratie is de eerste stap in urineproductie. Het filtraat bestaat uit plasma minus de meeste
plasmaeiwitten. Echter, niet het gehele bloed wordt gefilterd, slechts 1/5e deel, omdat het bloed
anders te stroperig wordt. Het percentage renale plasma dat gefilterd wordt de tubuli in, wordt de
filtratie fractie genoemd.
Substanties die het plasma verlaten moeten door drie filtratiebarrières heen voordat ze het lumen
van de tubulus inkomen: het glomerulaire endotheel, basaalmembraan en het epitheel van het
kapsel van Bowman.
De glomerulaire endotheellaag is gefenestreerd, waardoor een groot deel van het plasma door het
endotheel van de capillairen kan. De endotheellaag bevat glycoproteïnen, die negatief geladen zijn,
waardoor negatief geladen eiwitten deze laag niet kunnen kruisen. Het basaalmembraan is ook
negatief geladen en functioneert ook als een filter voor plasmaeiwitten.
Het epitheel van het kapsel van Bowman bestaat uit podocyten, die de glomerulaire capillairen
omgeven. Podocyten hebben lange cytoplasmatische delen die uitsteken vanuit het cellichaam. Ze
grijpen als het ware als vinger in elkaar, waardoor er filtratiespleten ontstaan. Deze spleten worden
ook weer gesloten door een spleetdiafragma, waarin speciale eiwitten zitten die weer een
filtratiemembraan vormen. Mesangiale cellen bevinden zich tussen de capillaircellen en
ondersteunen het weefsel.
,Er zijn drie drijvende krachten achter de filtratie van
plasma door de wanden van de glomerulaire
capillairen:
De hydrostatische druk (PH) van het bloed dat door de
glomerulaire capillairen stroomt, drukt het vloeistof
door het lekkende endotheel. Ondanks dat de
bloeddruk daalt wanneer het door het capillair
stroomt, blijft de druk groter dan tegenwerkende
krachten. Hierdoor vindt er filtratie plaats gedurende
de gehele lengte van de glomerulaire capillairen.
De colloïd osmotische druk (π) in de glomerulaire capillairen is hoger dan die
van het kapsel van Bowman, wat komt door de aanwezigheid van eiwitten in
het bloedplasma. Hierdoor werkt er een kracht terug de capillairen in.
Doordat het kapsel van Bowman een afgesloten ruimte is, zorgt de
aanwezigheid van vloeistof voor een vloeistofdruk (Pfluid) die de kracht van
instromende vloeistoffen tegenwerkt.
Alles bij elkaar opgeteld zorgt voor een netto instroom van vloeistof, het kapsel
van Bowman in. Het volume dat het kapsel van Bowman in gefiltreerd wordt
per tijdseenheid wordt het GFR genoemd (Glomerular Filtration Rate).
Filtratie wordt bepaald door RPF (renal plasma flow) en GFR (glomerulus
filtration rate). Dit zijn belangrijke klinische parameters.
𝐶𝑧 ∗ [𝑍]𝑝𝑙𝑎𝑠𝑚𝑎 = 𝑉𝑢𝑟𝑖𝑛𝑒 ∗ [𝑍]𝑢𝑟𝑖𝑛𝑒. Cz is het volume bloed dat per
minuut volledig van stof Z wordt gezuiverd. Links staat hoeveel
mmol/minuut het bloed verlaat en rechts hoeveel er in de urine komt. Dit
moet gelijk zijn aan elkaar. Dit kun je omschrijven naar: 𝐶𝑧 = (𝑉𝑢𝑟𝑖𝑛𝑒 ∗
[𝑍]𝑢𝑟𝑖𝑛𝑒)/[𝑍]𝑝𝑙𝑎𝑠𝑚𝑎. Nu weet je hoeveel ml bloed er per minuut
gezuiverd wordt.
, als je de klaring van PAH berekent, dan weet je meteen de
renale bloedplasma stroom, want al het bloedplasma van dit
stofje wordt gezuiverd.
De GFR wordt bepaald door twee factoren: de netto
filtratiedruk en de filtratie coëfficiënt. De filtratiedruk wordt
bepaald door de renale bloedflow en bloeddruk. De filtratie
coëfficiënt heeft twee componenten: de oppervlakte van de
glomerulaire capillairen die beschikbaar is voor filtratie en
de permeabiliteit van de filtratiespleten.
Om de GFR uit te rekenen gebruik je zelfde formule als
eerder gebruikt. Hiervoor gebruik je het stofje creatinine.
Omdat een stofje vrij gefiltreerd wordt, maar niet
geresorbeerd of gesecreteerd, kun je de klaring uitrekenen
en dat zal gelijk zijn aan de GFR. Wanneer GFR daalt, kunnen
stoffen gaan ophopen in het bloed.
Je zou denken dat een verhoogde bloeddruk ook zorgt voor een verhoogde GFR, echter is dit niet het
geval. Er vindt autoregulatie van de GFR en RPF plaats in de nier. Deze waarde blijft constant voor
lange tijd.
Direct: myogene reflex, wat de intrinsieke mogelijkheid is van gladde spiercellen om te reageren op
drukverschillen. Als de bloeddruk stijgt, komt afferente arteriole op spanning te staan. Hierdoor
openen de calcium kanalen, waardoor afferente arteriole samentrekt. Hierdoor zal bloeddruk in
glomerulus constant blijven en niet hoger worden.
Indirect: tubulo-Glomerulaire feedback (TGF). Dit is feedback van distale tubulus naar afferente
arteriole. De tubulus en arteriolaire wanden zijn gemodificeerd en vormen het juxtaglomerulair
apparaat. De wand van distale tubulus is verdikt (mascula densa) en deze geeft door hoeveel urine
erlangs komt. Dit is een teken van te veel filtratie en dus waarschijnlijk te hoge bloeddruk. Hierdoor
zal afferente arteriole samentrekken en andersom. De naastliggende muur van de afferente arteriole
bevat granulaire cellen (juxtaglomerulaire cellen) die renine secreteren.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mark-burggraaf. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.04. You're not tied to anything after your purchase.