HOORCOLLEGE 3 BESTUURSRECHT
Overheid en privaatrecht
Wanneer speelt nou het probleem van overheid en privaatrecht? Hier gaat het over de overheid die op
bepaalde momenten kan kiezen voor de privaatrechtelijke weg. We hebben het over het bestuur en
bestuursorgaan, maar als ik het heb over de bestuursorganen van de gemeente dan is de gemeente de
publiekrechtelijke rechtspersoon, en kan die rechtspersoon ook privaatrechtelijk handelen en dat is waar het
hierover gaat.
- Denk bijvoorbeeld aan acties uit onrechtmatige daad. Op het moment dat een vuilniswagen tegen uw
auto aan rijdt, dan ga je een actie uit onrechtmatige daad tegen de gemeente beginnen, maar
andersom kan het ook. Dus dat jij het eigendom van de gemeente beschadigt en dan kan de gemeente
een actie uit onrechtmatige daad jegens jou beginnen.
Drie hoofdvragen:
1. Mag de overheid gebruikmaken van haar privaatrechtelijke bevoegdheden?
- In beginsel kan de overheid dat doen
2. Welk materieel recht is van toepassing?
- Art. 3:1 Awb: andere handelingen dan besluiten, afd. 3.2 t/m 3.4 van toepassing
3. Welke rechter is bevoegd het overheidsoptreden te beoordelen?
- Bij bestuursrechtelijke rechtshandeling de bestuursrechter
- Bij privaatrechtelijke rechtshandeling de burgerlijke rechter → art. 112 GW.
Verhouding privaat- en publiekrecht
Gemene rechtsleer (Paul Scholten): privaatrecht voorop
- Grote keuzevrijheid voor overheid → tweewegenleer, want je kan kiezen voor de publiekrechtelijke weg
of de privaatrechtelijke weg
Gemengde rechtsleer: privaat- en publiekrecht gelijkwaardig
- Hierbij is meer gelijkwaardigheid tussen de 2 keuzes tussen het publiek- en privaatrecht. En dat is ook
wel de gemeenschappelijke rechtsleer
- Meer wisselwerking en gelijkwaardigheid tussen de verschillende rechten
Invullende rechtsleer: publiekrecht voorop
- Publiekrecht staat voorop, dit betekent dat waar het publiekrecht leemte vertoont, dus waar gaten
zitten, dan wordt dat opgevuld en kan het privaatrecht als inspiratie worden gebruikt.
Kritiek op de tweewegenleer
De betekenis van de tweewegenleer is dat privaatrechtelijke weg is in beginsel aanvaardbaar, tenzij er
dringende redenen zijn om in een bepaald geval anders te oordelen
- De rechter vult dan die dringende redenen in
Er zijn een aantal kritiekpunten op die tweewegenleer, en dat hebben ze gedaan op basis van de
rechtsbeschermingsargumenten en de institutionele argumenten.
Rechtsbeschermingsargumenten
Er zijn dus rechtsbeschermingsargumenten om hier kritiek op te hebben.
- Mogelijke doorkruising van publiekrechtelijke waarborgen voor burgers
- Privaatrecht biedt geen rechtsbescherming voor derde-belanghebbenden
Institutionele argumenten
- Mogelijke doorkruising van bevoegdheidsverdeling tussen bestuursorganen
- Mogelijke doorkruising van de bevoegdheidsverdeling van vertegenwoordigende lichamen
,Windmill-doctrine: doorkruisingsleer
De huidige stand van de jurisprudentie is dat het gaat over de vraag ‘Is er sprake van een onaanvaardbare
doorkruising?’
- Een onaanvaardbare doorkruising is als de overheid gebruik maakt van het privaatrecht en levert dat
een onaanvaardbare doorkruising van het publiekrecht op?
- Deze vraag wordt beantwoord door middel van de Windmill-doctrine. En dus ook door middel van een
uitspraak.
De overheid mag gebruikmaken van het privaatrecht, tenzij het gebruikmaken van privaatrechtelijke
bevoegdheden een publiekrechtelijke regeling op onaanvaardbare wijze doorkruist
Windmill
In Windmill is er dus een bedrijf dat Windmill heet, en dat bedrijf loost afval in de vorm van gips op de nieuwe
waterweg. De nieuwe waterweg is eigendom van de staat. En de vraag is dus nu of je als eigenaar een inbreuk
op je eigendomsrecht moet dulden, omdat er op jouw eigendom ook een publieke last rust.
- Maar de nieuwe waterweg is er niet om het afval te lozen, maar die is er om erover heen te varen. Dus
moet je deze last, deze niet gebruikelijke maar bijzondere gebruik van het publieke domein, moet je die
accepteren?
Het bedrijf Windmill heeft alle benodigde vergunningen (dus dan zit je in het publiekrecht) op basis van de
Rivierenwet, heeft Windmill om ook daadwerkelijk om dat afval te lozen.
De Staat wilt dat Windmill daarvoor gaat betalen en daarvoor wil de Staat een zogenaamde privaatrechtelijke
vergunning aan Windmill afgeven.
- Een privaatrechtelijke vergunning is innerlijk tegenstrijdig.
HR: Ze beginnen met de beoordeling van de middelen.
RO 3.2: “Het hof heeft geoordeeld dat de publiekrechtelijke regeling van de Wet een privaatrechtelijke
benadering uitsluit.” Dus het hof heeft gezegd dat je in dit geval niet van het privaatrecht gebruikmaken.
De HR gaat hierna een norm stellen op de vraag of het hof deze vraag goed heeft beantwoord. Dus mag de
publiekrechtelijke regeling staat die nog het gebruik van het privaatrecht toe? De HR gaat die vraag
beantwoorden. De HR doet dat in RO 3.2
“Wanneer de publiekrechtelijke regeling daarin niet voorziet, is voor de beantwoording van deze vraag
beslissend of gebruik van de privaatrechtelijke bevoegdheden die regeling op onaanvaardbare wijze doorkruist.
En hierbij zijn er dus 2 vragen:
1. Geeft de publiekrechtelijke regeling antwoord op de volgende vraag? (Uitspraak Kunst en
antiekstudio R.O. 3.3)
Mag het privaatrecht worden gebruikt? Dus staat het in de wet of het mag ja of nee?
Ja → probleem opgelost (bijvoorbeeld art.122 Woningwet staat erin dat het niet mag, maar het
staat wel in de wet)
Nee → door naar vraag 2
2. Is er sprake van onaanvaardbare doorkruising bij gebruik van het privaatrecht?
Drie handvatten:
a. Inhoud en strekking van de publiekrechtelijke regeling
b. Wijze waarop en de mate waarin burgers worden beschermd door de publiekrechtelijke regeling
c. Is het resultaat dat via de publiekrechtelijke regeling kan worden bereikt vergelijkbaar met het
resultaat wat via de privaatrechtelijke weg kan worden bereikt?
Als het antwoord op de laatste vraag bevestigend is, dan is dat volgens de HR een belangrijke aanwijzing
dat je dan juist niet dat privaatrecht mag gebruiken, want als je via het publiekrecht hetzelfde kan
bereiken dan is het niet nodig om het privaatrecht te gebruiken. En als je dat dan dus wel doet, dus dat
je dan toch het privaatrecht gebruikt, dan is er sprake van een onaanvaardbare doorkruising
, Kunst en Antiekstudio
Aan de zogenaamde studio is een bedrijven- en handelsterrein verhuurd en daarmee is ook een overeenkomst
gesloten. Tussen de studio en de gemeente en in die overeenkomst zijn een aantal voorwaarden opgenomen.
We zitten op dit moment wel in het privaatrecht omdat we het over een overeenkomst hebben.
Die voorwaarden zijn de voorwaarden waarmee de gemeente ervoor wil zorgen dat op dat terrein er voldoende
spreiding is van diverse soorten winkels en dat er niet een te grote concurrentie is met het centrum van
Lelystand en de winkels die daar zitten, waardoor mensen niet meer naar het centrum komen.
- Wat onder andere toen niet meer mocht was dat die studio een van de panden niet ging verhuren aan
Leen Bakker. Hierover ging het conflict
- Die voorwaarde in die overeenkomst was dat als Kunst en Antiekstudio wilt verhuren dan moet er
toestemming zijn van de gemeente en dat was niet verkregen, omdat de gemeente juist deze Leen
Bakker daar niet wilde hebben
De vraag was “mag dit via het privaatrecht worden vastgesteld?”
RO 3.1: Nu de gemeente volgens art. 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening de bevoegdheid heeft dit
gebruik door … → In het artikel 10 zit de publiekrechtelijke regeling.
RO 3.3: Er is dus een publieke regeling en staat die nou toe dat er toch ook privaatrecht wordt gebruikt? Dus
hierbij was het antwoord nee.
Dus dan kom je bij de 2e vraag.
1. Geeft de publiekrechtelijke regeling antwoord op de volgende vraag? (Uitspraak Kunst en antiekstudio R.O. 3.3)
Mag het privaatrecht worden gebruikt? Dus staat het in de wet of het mag ja of nee?
Ja → probleem opgelost (bijvoorbeeld art.122 Woningwet staat erin dat het niet mag, maar het staat wel in de wet)
Nee → door naar vraag 2
2. Is er sprake van onaanvaardbare doorkruising bij gebruik van het privaatrecht?
Drie handvatten:
1. Inhoud en strekking van de publiekrechtelijke regeling
2. Wijze waarop en de mate waarin burgers worden beschermd door de publiekrechtelijke regeling
3. Is het resultaat dat via de publiekrechtelijke regeling kan worden bereikt vergelijkbaar met het resultaat wat via de
privaatrechtelijke weg kan worden bereikt?
Ze zeggen daarna dat het opnemen van zulke voorwaarden vroeger algemeen gebruikelijk was. Dus vroeger
was het algemeen gebruikelijk om privaatrecht wel te gebruiken en was dat wel gewoon toegestaan.
Dus daarna gaat de HR dus kijken naar die nieuwe publiekrechtelijke regeling. Maar zij zien nergens in de
wetsgeschiedenis van de Wet dat de wetgever dit anders wilde. Dus het was gebruikelijk en het kon wel om
privaatrecht te gebruiken, maar ze zien nergens dat de wetgever het anders had gewild. Had de wetgever het
wel anders gewild, dan hadden ze dat wel in de wetsgeschiedenis of in de memorie van toelichting erbij gezet
en dus aangegeven. Dus dan had je het bij de inhoud en de strekking van het wettelijk voorschrift uit kunnen
halen.
- Dus de conclusie is hier dat er geen onaanvaardbare doorkruising als je hier het privaatrecht gebruikt.
Het was algemeen gebruikelijk en de wetgever heeft niet aangegeven dat hij dat anders wilde, dus is het
in dit geval gerechtvaardigd om eventueel het burgerlijk recht te gebruiken.
In zijn algemeenheid haal ik uit de strekking en de inhoud van de publiekrechtelijke regeling, of eigenlijk uit het
feit dat daar niet door de wetgever wordt opgemerkt dat hij dit anders wilt, haal ik dus niet dat het nu verboden
zou zijn om dat privaatrecht (wat dus algemeen gebruikelijk was) niet te gebruiken.
- Hij doet het dus af door middel van het eerste handvat vanuit de vragen. Eigenlijk laat de HR dit aspect
de doorslag geven, maar je kan hier wel zeggen dat de rechter hier niet zuiver toetst aan het kader zoals
er wel in Windmill is uitgezet
Goudsmid – Heerde
Hier speelt hetzelfde probleem als bij het vorige arrest, dus dat er sprake is van oude publiekrechtelijke
regelingen en met name de Woonwagenwet. In RO 4.3 noemen ze al de rechtsregel van het arrest Windmill.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller merle_1234. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.33. You're not tied to anything after your purchase.