HOOFDVRAGEN
1. Welke feiten moeten worden bewezen?
2. Welke partij moet bewijzen?
Het begint in art. 149 Rv en die moet je aandachtig lezen en analyseren.
ART. 149 RV EN STELPLICHT
Lid 1 eerste volzin: Tenzij uit de wet anders voortvloeit, mag de rechter slechts die feiten of rechten
aan zijn beslissing ten grondslag leggen, die in het geding aan hem ter kennis zijn gekomen of zijn
gesteld en die overeenkomstig de voorschriften van deze afdeling zijn komen vast te staan.
Terug naar het voorbeeld:
Er was een geldlening aan mevrouw van Dam. Van Mierlo stelt als feit dat hij haar €100 heeft gegeven
en ik stel het daaruit voortvloeiende recht dat dat een geldlening is en dat zij verplicht is om dat aan
haar terug te geven. Mevrouw van Dam zegt dat het feit dat hij haar geld heeft gegeven, dat klopt.
Maar het recht dat hij zegt te hebben klopt niet, want het geven was niet in het kader van het tot stand
gekomen geldleningsovereenkomst, maar het was een schenking.
Dan zie je dat er feiten/rechten aan de ene kant staan (dus het geven en lenen) en aan de andere
kant (geven en schenken). Dus die moeten dan overeenkomstig de voorschriften van deze afdeling 9
komen vast te staan. Dat betekent dat die door een van de partijen, de feiten die zij stellen en het
rechtsgevolg dat zij daaraan verbinden, zal door een van hen beiden moeten worden bewezen.
Lid 1 tweede volzin: Feiten of rechten die door de ene partij zijn gesteld en door de wederpartij niet of
niet voldoende zijn betwist, moet de rechter als vaststaand beschouwen, behoudens zijn bevoegdheid
bewijs te verlangen, zo vaak aanvaarding van de stellingen zou leiden tot een rechtsgevolg dat niet ter
vrije bepaling van partijen staat.
Dus:
Als ik stel dat het feit van het geven van het geld en het recht dat daaruit voortvloeit, omdat het een
geldlening is dat mevrouw van Dam moet terugbetalen. Dan zijn dat feiten die door mij zijn gesteld. En
als mevrouw van Dam dat niet of niet voldoende betwist, dat ze dan niks zegt. Dus ze kan zeggen ‘het
klopt’, dan geldt dat voor de rechter als vaststaand. En dat is de procedurele waarheid.
STELPLICHT NADER BESCHOUWD
Beiden partijen moeten feiten/rechten gaan stellen, want als de een iets stelt, en de ander stelt daar
niks tegenover of ontkent het niet, dan staat daarmee het feit vast.
Partijen stellen de feiten die nodig zijn voor het intreden van het rechtsgevolg.
Het is dus niet de rechter die de feiten aan het aanvullen is. Het zijn partijen die dit doen
Artikel 23, 24 en 149 Rv
Donkersgoed/Janssen
, DONKERSGOED/JANSSEN
Er was een apotheek met een bovenwoning. En de apotheek wil die bovenwoning hebben voor eigen
gebruik. De rechter bij het Hof ging toen via internet extra feiten erbij opzoeken. En dan heeft hij via
het internet gevonden wat het apothekersteam was. Hierdoor zei hij: “als ik het apothekersteam zie
dan heb je te weinig ruimte beneden, dus dan moet je wel een ontspanningsruimte boven hebben.”
De rechter heeft hier toen verboden feiten aangevuld en dat mag niet.
Op basis van de aan de website ontleende feiten en omstandigheden heeft het Hof een
beslissing genomen zonder daartoe partijen in de gelegenheid te stellen zich hierover uit te
laten, hetgeen in strijd is met het beginsel van hoor en wederhoor. Volgens de Hoge Raad
mag een rechtsprekende instantie, zoals in dit geval het Hof, niet op eigen beweging
informatie op het internet verzamelen en deze gebruiken als motivering voor zijn beslissing als
hij partijen niet in de gelegenheid heeft gesteld argumenten hierover naar voren te brengen.
STELPICHT EN MATERIËLE RECHT
Het belang van het materiële recht bij de stelplicht is groot. Voorbeeld:
- Tijdens het inleidende praatje hebben we verschillende casusposities waar het procesrecht
een rol speelt. Een van die posities was het gebroken ruit. Er was een ster in een ruit. Die ster
is er bewust ingegooid door een stenenwerper meneer X. Juridisch naar het materiële recht
wordt daardoor de stenengooier X inbreuk gemaakt op mijn eigendomsrecht en dat is
onrechtmatig → art. 6:162 BW
Voor de stelplicht van de eiser zijn die feiten enorm van belang. Want als je de feiten niet goed stelt,
kom je niet tot de conclusie dat er een aansprakelijkheid is. En die feiten moet je ook in het fundament
van de dagvaarding zetten (art. 111 onder lid 2 sub d Rv). Dezelfde feiten zijn belang voor het
weerleggen van het verweer.
Dus de stelplicht is van belang voor het fundament van de dagvaarding en ook voor het
weerleggen van het verweer.
Je hebt ook een waarheidsplicht: art. 21 Rv. Hier zie je ook dat er streng wordt gekeken. Want voor
de materiële norm heb je de feiten nodig want die feiten moet je stellen in het fundament en die moet
je juist en volledig stellen. Als de rechter erachter komt dat ze niet volledig zijn of niet naar waarheid,
dus je de rechter bewust op een verkeerd been wil zetten. Dan kan de rechter daaruit de
gevolgtrekking maken die jij geraden dacht.
WELKE FEITEN BEHOEVEN (GEEN) BEWIJS? ART. 149 RV
In art. 149 Rv: sommige feiten hoef je niet te bewijzen.
Geen bewijs behoeven:
Processuele feiten
Gestelde, niet voldoende betwiste feiten (tenzij …)
Notoire feiten, feiten van algemene bekendheid (feiten van het internet: Donkersgoed/Jansen)
Als gedaagde moet je goed kijken welke feiten zijn aangehaald door de eiser. En goed kijken of al die
gestelde feiten voldoende betwist zijn, want zo niet dan staan die feiten vast.
Wel bewijs behoeven:
Gestelde feiten, die voldoende zijn betwist
Alleen gestelde feiten voor zover die van belang zijn voor het ingeroepen
rechtsgevolg. Er kunnen allerlei feiten worden gesteld die volstrekt irrelevant zijn.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller merle_1234. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.35. You're not tied to anything after your purchase.