VOORLOPIGE RANGORDE
Dus dit is wat we tot nu toe weten over de rangorde.
Helemaal onderaan staan de concurrente schuldeisers en dat zijn de gewone schuldeisers die geen enkele
reden hebben om voor een andere schuldeiser betaald te worden.
Ook de boedelschuldeisers, dat zijn schuldeisers die na het faillissement
een vordering hebben verkregen op de boedel en waarvan het valt onder
een van de 3 categorieën die de HR heeft onderscheiden in Koot
Beheer/Tidemann. Dus dat zijn bijzondere vorderingen, dus vorderingen die
een voorkeursbehandeling krijgen, want die worden betaald voor alle andere
schuldeisers die hun vordering voor het faillissement hebben verkregen.
En ook al de pand en hypotheekhouders, die zweven boven alle andere
schuldeisers. En ook zwevend boven de curator en het faillissement, want het zijn separatisten dus zij
kunnen zich afscheiden. En ze hoeven zich van de boedel, de curator en het faillissement niks aan te
trekken.
Die ruimte tussen de boedelschuldeisers en concurrente schuldeisers is nog leeg en die wordt dus nog
aangevuld, maar we beginnen onderaan in de rangorde, dus we beginnen met concurrente schuldeisers.
BEVOORRECHTE SCHULDEISERS
Dit zijn de schuldeisers wiens vordering uitgerust is met een voorrecht. Voorrechten zijn uitgerust in een paar
artikelen:
Art. 3:278 lid 1 BW: ‘Voorrang vloeit voort uit pand, hypotheek en voorrecht en uit de andere in de wet
aangegeven gronden.’
• Dus een voorrecht is ook wel een recht dat een voorrang verschaft.
Art. 3:278 lid 2 BW: ‘Voorrechten ontstaan alleen uit de wet. Zij rusten of op bepaalde goederen of op alle tot
een vermogen behorende goederen.’
• Hier in dit artikel staat hoe voorrechten ontstaan. En ook belangrijk dat je onthoudt dat voorrechten
niet gevestigd kunnen worden. Een schuldenaar kan niet tegen een schuldeiser zeggen van ‘ik
vind u zo’n aardige schuldeiser dus ik ga u een voorrecht voor uw vordering geven’.
• Dus geen OTLB, een voorrecht wordt namelijk niet gevestigd, dus deze vereisten gelden helemaal
niet.
• Een voorrecht ontstaat uit de wet en zou automatisch ontstaan wanneer u als schuldeiser over een
vordering beschikt waaraan de wet een voorrecht koppelt. Je hoeft voor de rest niets te doen, het
feit dat je al een vordering hebt is voldoende om onmiddellijk al het voorrecht te genieten.
Rechten die (1) op bepaalde goederen (=bijzonder) of op alle goederen
uit een vermogen (=algemeen) rusten, (2) voorrang verschaffen en (3)
alleen uit de wet ontstaan.
Voorrechten zijn dus rechten die op bepaalde goederen of op alle goederen
uit een vermogen rusten, en zij verschaffen een voorrang en ontstaan
alleen uit de wet.
,Hoe sterk is het voorrecht voorrang?
Pand- en hypotheek
En als eerste kijken we naar het art. 3:279 BW: ‘Pand en hypotheek gaan boven voorrecht, tenzij de wet
anders bepaalt.’
Hier staat in dat het voorrecht een recht verschaft om voor andere schuldeisers betaald te worden,
maar je zal niet voor een pand- en hypotheekhouder betaald worden, want pand- en hypotheek gaan
voor voorrecht, tenzij de wet anders bepaalt.
Dus voorrecht verschaft een voorrang maar die is niet zo sterk als het voorrang van het pand- en
hypotheekrecht verschaft.
“Tenzij de wet anders bepaalt” er zijn dus situaties waarin het uitgangspunt ‘pand en hypotheek zijn
sterker dan voorrechten’ niet klopt, en de schuldeiser met een bepaald voorrecht toch boven pand en
hypotheekhouder komt.
Retentierecht
Art. 3:292 BW jo art. 6:53 BW: voorrecht is wel minder sterk dan een retentierecht
Dus een retentierecht is altijd sterker dan een voorrecht.
Binnen de groep van voorrechten
Je hebt dus 2 categorieën bij voorrechten, dus de algemene en de bijzondere. Hoe zit het nu met de
onderlinge verhouding tussen deze 2? Wat als die met elkaar in conflict komen en welk recht is dan sterker?
Daarna kijken we naar art. 3:280: ‘Voorrechten op bepaalde goederen hebben voorrang boven die welke op
alle tot een vermogen behorende goederen rusten, tenzij de wet anders bepaalt.’
- Dus de bijzondere voorrechten verschaffen een sterker voorrang dan de algemene voorrechten.
- Maar dus weer tenzij de wet weer anders bepaalt. Denk bijvoorbeeld
aan de fiscus.
BIJZONDERE VOORRECHTEN
Dus we gaan wat dieper in op de eerste categorie, namelijk de bijzondere bevoorrechte schuldeisers.
Art. 3:281 lid 1 BW
‘Onderscheiden voorrechten die op hetzelfde bepaalde goed rusten, hebben gelijke rang, tenzij de wet
anders bepaalt.’
Een onderling conflict onder meerdere bijzondere voorrechten en hoe je die dan kan oplossen staat dus in
art. 3:281 lid 1. Stel dat er meer dan 1 schuldeiser een bijzonder voorrecht heeft op een bepaald goed, dan
is het uitgangspunt dat als schuldeisers met een bijzonder voorrecht op eenzelfde goed met elkaar in conflict
komen dan plaats je die in gelijke rang.
Onder de bijzondere voorrechten vallen:
• Kosten tot behoud (3:284 BW)
• Aanneming/bearbeiding (3:285 BW)
, Kosten tot behoud – art. 3:284
Hier zijn de vereisten:
1. Kosten gemaakt
2. ‘Om de zaak in fysieke zin voor tenietgaan te behoeden’ – Hollander’s Kuikenbroederij (1995)
HOLLANDER’S KUIKENBROEDERIJ (1995)
Leveranciers van dierenvoeding en die hadden voeding geleverd voor kippen. En die leveranciers zeiden
dankzij onze voeding zijn die dieren van de koper van die voeding niet dood gegaan → dus leveranciers
zeiden wij hebben kosten tot behoud: ‘uitgaven wegens de aanschaf van pluimveevoeder, gebruikt bij het
opfokken van kuikens tot leghennen, worden niet aangemerkt als kosten tot behoud van de kuikens; dat kan
slechts anders zijn onder bijzondere omstandigheden welke ertoe hebben geleid dat het voer is moeten
worden aangeschaft ter onmiddellijke afwending van levensgevaar’.
Er zijn dus kosten gemaakt, maar dat betekent niet dat door de levering van dat voer een onmiddellijk
dreigend gevaar op sterven is vermeden.
HR: kosten tot behoud moet veel beperkter worden opgevat; enkel wanneer het dier op het punt stond om te
sterven vanwege ondervoeding, dus alleen wanneer je dan voeding hebt geleverd.
Dus enkel wanneer een zaak op het punt staat om echt fysiek teniet te gaan, dan spreek je van een
onmiddellijk dreigend gevaar om het tenietgaan van die zaak en dan spreek je van kosten tot behoud. Dus
als je die kosten niet maakt, dan is het over en klaar, en dat is in dit arrest niet het geval.
- Hier was sprake van onderhoud en niet sprake van behoud
- Denk aan een gebouw dat bijna instort → roept een stuttingsbedrijf in → dat bedrijf heeft kosten tot
behoud
Dus als je kosten gemaakt hebt en die voldoen aan die strenge omschrijving van de HR over ‘behoud’, dan
is uw vordering tot vergoeding van die kosten automatisch uitgerust met een voorrecht. Nu is het belangrijk
om te weten waarop dat voorrecht betrekking heeft. Dus waarop ben je bevoorrecht?
- En dat is de zaak die dankzij de kosten die u gemaakt heeft behouden is gebleven, dus enkel alleen
op de verkoopopbrengst, alleen daarop kunt u met een voorrang aantreden. Je kunt dus niet zeggen
dat je een voorrecht hebt wegens kosten op behoud van dit huis, dus ik zal bevoorrecht zijn bij de
verdeling van de verkoopopbrengst van alle goederen van de schuldenaar. Nee het voorrecht is een
bijzonder voorrecht die rust op 1 bepaald goed en dat is de zaak die u door het maken van uw
kosten heeft behouden.
Bevoorrecht op behouden zaak → dus op de kosten van het verkopen van de behouden zaak
HOE STERK IS DIT VOORRECHT?
Sterke voorrang: art 3:284 lid 2 en lid 3
- Want denk bijvoorbeeld aan het voorrecht dat je een brand blust waardoor het anders in de fik was
gegaan → Zie het arrest
Lid 2: gaat voor op:
Een ouder pand-of hypotheekrecht
Een jonger niet-omgezet vuistloos gevestigd pandrecht
Ouder pand- en hypotheekrecht
Dus in dit lid gaat het voorrecht voor, dus de schuldeiser zal bij de verdeling van de executie betaald worden
voor, en dat zijn een schuldeiser met een ouder pand- en hypotheekrecht.
- Dit is een uitzondering op de regel van separatisme en op de regel dat het voorrecht minder sterk is dan
een pand- en hypotheekrecht. Dat staat in 279.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller merle_1234. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.02. You're not tied to anything after your purchase.