Wat houdt noodweer in en hoe wordt dat uitgelegd in theorie en
jurisprudentie?
Art. 41 lid 1 Sr: Niet strafbaar is hij die een feit begaat, geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen
of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding.
= rechtvaardigingsgrond en neemt dus de wederrechtelijkheid weg
De noodweer is een rechtens aanvaarde vorm van zelfverdediging. Dit is direct terug te voeren op de
belangrijkste functie van het strafrecht: de voorkoming van eigenrichting. Daar waar de overheid nog niet in
staat is in te grijpen tegen rechtsschendingen, daar mag de burger zich tot op zekere hoogte teweerstellen ter
verdediging van een bepaalde door een ander aangerande rechtsgoederen.
Noodweer is rechtsverdediging gebaseerd op het recht om onrecht af te weren en is een
rechtvaardigingsgrond = mensen binnen bepaalde, wettelijke omschreven verlof krijgen van de rechtsorde
om een strafbaar feit te plegen. Je vervult dan de bestanddelen van een wettelijke omschreven strafbaar feit,
maar is toch niet strafbaar omdat wederrechtelijkheid aan het feit komt te vervallen. Het neemt dus de
wederrechtelijkheid weg. Het antwoord op de tweede vraag van art. 350 Sr wordt dan ontkennend beantwoord
wat leidt tot OVAR wegens niet-strafbaarheid van het feit.
De wet stelt aan noodweer een aantal correcte eisen:
1. Een ogenblikkelijke
2. En wederrechtelijke aanranding
3. Van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed
4. Welke aanranding verdediging noodzakelijke en geboden maakt
5. Proportionaliteit en subsidiariteit
Geboden door noodzakelijke verdediging
Noodzakelijk: subsidiariteit → geen andere weg dan zelfverdediging
Geboden: proportionaliteit → redelijk middel tot redelijk doel (geen wanverhouding)
Had de verdachte zich kunnen en moeten onttrekken = normatief oordeel
HR Bovenwoning → beoordeling proportionaliteit
Bij beoordeling proportionaliteit komt mede betekenis toe aan de waardering van de (onder andere
voorafgaande) feitelijke omstandigheden
Garantenstellung
Mocht van deze verdachte gezien zijn specifieke kennis/kunde meer weerbaarheid worden verwacht dan van
een normale burger?
Ogenblikkelijke
Dat de aanranding ogenblikkelijk moet zijn wil zeggen dat de aanranding feitelijk begonnen moet zijn of dat er
minstens sprake moet zijn van een onmiddellijk dreigend gevaar voor een wederrechtelijke aanranding. Alleen
een dreigende houding aannemen om vrees in te boezemen is onvoldoende onmiddellijk om daartegen een
gerechtvaardigde zelfverdediging te ondernemen.
VB: iemand die door zijn buurman met in de ene hand een moker en in de andere hand een stuk ijzer was
bedreigd en toen zelf tot aanval was overgegaan miste een geldig beroep op noodweer: de ander moet eerst
een slag hebben gegeven dan wel de betrokkende hebben nagezeten, beetgepakt of fysiek met een dreigende
vuist zijn genaderd.
, Wederrechtelijke aanranding moet afkomstig zijn van een mens en niet van een dier. Een dier is geen
rechtssubject. Het opzettelijk doden van een dier van een ander is gelijkgesteld met vernieling (art. 350 lid 2
Sr). Verdediging tegen een aanval van een hond kan geen noodweer opleveren maar wel overmacht in de zin
van noodtoestand: het rechtmatige belang van de eigenaar om een hond te hebben kan worden opgeofferd
aan het recht op fysieke integriteit van degene die door de hond (bijna) gebeten wordt. Aanranding als begrip
kan zich verder uitstrekken dan de handeling die gemoeid is met het voltooien van een delict waartegen men
zich verdedigt. Er kan nog van een ogenblikkelijke aanranding worden gesproken zolang een goed dat door de
dief is weggenomen zich in de buurt van het slachtoffer bevindt zodat dit slachtoffer zich nog tegen een
beschadiging van dat goed kan verweren
Geen noodweer
Noodweer is niet toelaatbaar als de aanranding de facto ten einde is. Dan is er niet voldaan aan de eis
van ogenblikkelijkheid
Van (zelf)verdediging is geen sprake als de aanvaller inmiddels de agressie heeft gestaakt. Dit kan
blijken uit het feit dat hij de aangevallene de rug toekeert en/of zich van deze verwijdert. En al helemaal
als de aanvaller zich verwijderd heeft. Een schot of steek in de rug van de dader is een sterke contra-
indicatie voor het aannemen van een noodweersituatie.
VB: het komt nog eens voor dat iemand zijn aanvaller achterna rent of zelfs enige tijd wacht om hem alsnog
een reactie in de vorm van bijv. een muilpeer toe te dienen. Dit is wraak/represaille, hetgeen uit emotie
voelbaar is maar zeker niet te rechtvaardigen → ontoelaatbare eigenrichting. Wel kan dan als er aan bepaalde
voorwaarden is voldaan een beroep op extensief noodweerexces kunnen slagen.
Wederrechtelijk
Een ogenblikkelijke aanranding moet wederrechtelijk zijn en niet voortvloeien uit een eigen recht of uit de
rechtmatige uitoefening van een overheidsbevoegdheid.
VB: wie zijn schutting sloopt tegen de zin van de buurman, handelt rechtmatig zodat daartegen niet in
noodweer kan worden gereageerd. Hetzelfde geldt voor het optreden van een politieman in de rechtmatige
uitoefening van zijn functie.
VB: politiehond: een stroper was door politieman op heterdaad betrapt bij zetten van wildstrikken en was op
vlucht geslagen waarbij hij bevel om stil te staan had genegeerd. De politieman had vervolgens politiehonden
op hem losgelaten waarvan stroper er een had gedood. Rechtbank oordeelde dat politieman gepaste middelen
had genomen om stroper tot staan te brengen en rechtmatig had gehandeld. Beroep op noodweer van stroper
werd verworpen. HR vond dit juist.
- Is anders als de hond is opgehitst door de mens. Dan kan er wel sprake zijn van noodweer.
Aanranding kan ook op eigen verzoek geschieden. De vraag is wel of dit niet een contra-indicatie is: kan men
dan nog wel van een werkelijke wederrechtelijke aanranding spreken. Toen de militaire dienstplicht nog
bestond is het wel voorgekomen dat de dienstplichtige een ander verzocht hem te verminken, bijv. vingerkootje
afhakken om zo voor dienst te worden afgekeurd.
De zelf bewerkstelligde aanranding verliest zeker niet zijn wederrechtelijke karakter als het gaat om
ernstige misdrijven bestaand uit handelingen die tot zwaar lichamelijk letsel of tot dood van degenen
die er zelf om heeft verzocht leiden. De verzoeker van de aanranding mag zich alsnog daartegen in
noodweer stellen.
Bij de minder ernstige delicten zou wellicht het adagium: volenti non fit iniuria (onrecht geschiedt niet
aan degene die er zelf mee instemt) kunnen gelden. Dit betekent dat daartegen noodweer niet op zijn
plaats is.
Kleine mishandelingen en zaakbeschadigingen, zeker als deze plaatsvinden in kader van seks of
sportbeoefening bijv. boksen. Het toebrengen van pijn veroorzakende stoot hoort in beginsel tot de
reglementering maar gemene stoot onder de gordel niet. Dit laatste is wederrechtelijk. Zolang het gaat om zelf
uitgelokte toelaatbare beschadigingen, moet betrokkende zich op andere wijze dan met strafbaar feit verweren.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller merle_1234. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.23. You're not tied to anything after your purchase.