100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Probleem 1 Materieel Strafrecht $3.23   Add to cart

Other

Probleem 1 Materieel Strafrecht

 6 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Omvat Probleem 1 van het vak Materieel Strafrecht aan de EUR in Bachelor Jaar 2.

Preview 2 out of 10  pages

  • November 2, 2023
  • 10
  • 2020/2021
  • Other
  • Unknown
avatar-seller
PROBLEEM 1
1. Hoe wordt het bestanddeel wederrechtelijk uitgelegd in theorie
2. Hoe wordt het bestanddeel wederrechtelijk uitgelegd in de jurisprudentie
3. Wanneer is een gedraging wel of niet wederrechtelijk/ welke uitzonderingsgebieden kent ons materieel
strafrecht, waardoor een bepaalde gedraging niet wederrechtelijk is?



Hoe wordt het bestanddeel wederrechtelijk uitgelegd in theorie?
Bij een strafbaar feit moet er sprake zijn van:
1. Persoonlijke gedraging
2. Een wettelijke delictsomschrijving (krachtens het legaliteitsbeginsel)
3. Wederrechtelijk
4. Verwijtbaar (aan schuld te wijten)


Wederrechtelijkheid betreft gedragingen die in strijd zijn met de normen van de maatschappij. De
wederrechtelijkheid van een delict berust dus op het feit dat de wettelijke delictsomschrijving de schending van
een onderliggende rechtsnorm impliceert. Het leerstuk van de wederrechtelijkheid heeft dan ook betrekking op
het norm overschrijdende karakter van de gedraging die in de delictsomschrijving strafbaar is gesteld.


De eisen van het legaliteitsbeginsel en de wederrechtelijkheid betreffen als voorwaarden voor strafbaarheid de
objectieve zijde van het delict.  Een objectief bestanddeel dat gericht is op de gedraging en niet op de
geestesgesteldheid van de dader. Het gaat om objectieve feiten in de delictsomschrijving (andere
voorbeelden: “enig goed”, “dood” of “geheel of ten dele”).


Wederrechtelijk gedrag is gedrag dat strijdig is met het gehele objectieve recht (geschreven en ongeschreven)
dat in de samenleving onder de samenlevingsgenoten geldt. Wederrechtelijkheid is daarom een diffuus begrip
 wederrechtelijkheid is eigenlijk veeleer een algemeen normatief dan een specifiek juridisch begrip. Het
begrip laat zien wat in de maatschappij als geheel in woord en geschrift wordt afgekeurd: strijdigheid met het
objectieve recht. Ultimum remedium-gedachte (het laatste redmiddel).


Hulsman heeft criteria voorgesteld voor strafbaarstelling om strafwaardig van niet-strafwaardig wederrechtelijk
gedrag te onderscheiden. Dit kan door middel van figuur in beeld worden gebracht.
1. Strafrecht stelt selectief normschendingen strafbaar → slechts een klein deel van alle wederrechtelijke
gedragingen wordt strafbaar gesteld.
2. Schending van één norm soms slechts partieel strafbaar
a. Vb. Van alle denkbare vormen van onrechtmatige vermogensverrijking, bijvoorbeeld, zijn
alleen de diefstal, de verduistering, de oplichting, de afpersing etc. Strafbaar. De benoemde
vermogensdelicten bestrijken echter niet het gehele veld van alle denkbare vormen van
onrechtmatige vermogensverrijking. Het strafrecht is ook fragmentarisch. Vb. oplichting door
middel van een enkele leugen is bijvoorbeeld niet strafbaar omdat art. 326 Sr.


Het legaliteitsbeginsel brengt mee dat precies moet worden vastgesteld waar de grenzen liggen tussen
strafbaar en niet strafbaar wederrechtelijk gedrag.


Wederrechtelijkheid als element van de delictsomschrijving houdt in dat het niet expliciet wordt genoemd maar
dat er stilzwijgend vanuit wordt gegaan dat dit nodig is om de delictsomschrijving te vervullen.


Wanneer het is opgenomen in de delictsomschrijving is het een bestanddeel. Hoe dan ook, het vervullen van
een delictsomschrijving levert altijd het vermoeden van wederrechtelijkheid op. Het uitgangspunt in het
strafrecht is dat iedere delictsomschrijving een omschrijving is van een wederrechtelijke gedraging en dat de

, vervulling van de delictsomschrijving meebrengt dat er sprake moet zijn geweest van een wederrechtelijke
gedraging.


1.2 Wederrechtelijkheid als wettelijk bestanddeel
Waarom is wederrechtelijk soms een delictsbestanddeel?
In de meeste gevallen is de wederrechtelijkheid buiten de delictsomschrijving gehouden, vanwege het
uitgangspunt dat iedere delictsomschrijving een omschrijving is van een wederrechtelijke gedraging. In
uitzonderingsgevallen heeft de wetgever de wederrechtelijkheid als bestanddeel in de delictsomschrijving
ondergebracht. Vaak wordt daarbij voor het woord ‘wederrechtelijk’ gekozen.
Maar ook andere termen worden gebruikt:
- Art. 435 Sr: ‘het zonder daartoe gerechtigd te zijn’
- Art. 151a Sr: ‘zonder voorafgaande schriftelijke toestemming’
- Art. 430 Sr: ‘zonder verlof van het bevoegd gezag’


In sommige strafbepalingen is de wederrechtelijkheid opgesloten in een ander bestanddeel:
- Art. 300 Sr: mishandeling


Ook normatieve bestanddelen geven uitdrukking aan de wederrechtelijkheid van de handeling:
- Art. 245 Sr: ‘ontuchtige’
- Art. 138 Sr: ‘binnendringen’
- Art. 131 Sr: ‘opruit’


Wat is de reden voor opname van de wederrechtelijkheid als bestanddeel in een delictsomschrijving?
In het algemeen geldt dat hoe meer bestanddelen de delictsomschrijving bevat, hoe kleiner de reikwijdte
daarvan doorgaans zal zijn.
 Voorbeeld: het artikel van diefstal (art. 310 Sr). Als hier de zinssnede ‘met het oogmerk zich het
wederrechtelijk toe te eigenen’ weggelaten zou worden, zou het ook een strafbaar feit opleveren als
iemand een goed volgens afspraak bij iemand anders weghaalt.
 Voorbeeld: het slopen van een gebouw door een aannemer zou onder de delictsomschrijving van art.
350 Sr (beschadiging goederen) vallen wanneer het bestanddeel wederrechtelijk er niet in was
opgenomen.



Hoe wordt het bestanddeel wederrechtelijk uitgelegd in de
jurisprudentie?
RUIME OPVATTING
Een ruime opvatting bij de vermogensdelicten
De Hoge Raad gebruikt altijd de ruime opvatting als het gaat om vermogensdelicten waarin de daders gebruik
maken van een methode die op zichzelf onbehoorlijk is.
 Voorbeeld: Het Medemblikse schoolhoofd (HR 29 april 1935, NJ 1936, 50)
 Hoofd van een avondschool wilde subsidie redden en had geld gekregen van het schoolbestuur om op
het ministerie van onderwijs een ambtenaar om te kopen. Uiteindelijk had hij dit geld in eigen zak
gestoken en beweerde hij tijdens zijn vervolging dat het ‘oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling’
ontbrak, omdat hij nog achterstallig loon moest krijgen van het schoolbestuur. De HR ging hier niet in
mee. Het hoofd had wellicht nog recht op geld, maar niet recht op dit geld dat op deze wijze was
verkregen.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller merle_1234. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.23. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67096 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.23
  • (0)
  Add to cart