100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Probleem 2 Verbintenissenrecht $3.77
Add to cart

Other

Probleem 2 Verbintenissenrecht

 3 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Omvat Probleem 2 van het vak Verbintenissenrecht aan de EUR in Bachelor Jaar 2.

Preview 2 out of 15  pages

  • November 2, 2023
  • 15
  • 2020/2021
  • Other
  • Unknown
avatar-seller
PROBLEEM 2
- Rechtshandeling en overeenkomst, nummers 145 – 157 en 284
- Verbintenissen over het algemeen, nummers 26 – 33
- HR 31 maart 1981, C.J.H. Brunner (Haviltex)
- HR 31 december 1993 (Matatag/De Schelde)
- HR 12 december 1997, (Stein/Driessen)
- HR 20 februari 2004, m.nt. C.E. du Perron (DSM/Fox)
- HR 1 juni 2012, Lindenbergh (Esmilo/Mediq)


VIGNET A

Wat staat er in de wet over de geldigheid van een
overeenkomst? En wat zijn de gevolgen als je die overschrijft?
In Nederland kennen we de contractsvrijheid.
- In de eerste plaats houdt het in dat iedereen in beginsel vrij is om zelf te bepalen met wie hij een
overeenkomst sluit.
- In de tweede plaats ziet contractsvrijheid op de vrijheid om zelf de inhoud van een overeenkomst te
bepalen.
o Dit aspect is in de negatieve zin in de wet neergelegd: art. 3:40 bepaalt namelijk dat
rechtshandelingen die in strijd zijn met de wet, de goede zeden of de openbare orde nietig
zijn en soms vernietigbaar.
o Hier kan dus ook a contrario worden afgeleid, dat rechtshandelingen die een geoorloofd
karakter hebben vrijelijk kunnen worden aangegaan.


Het beginsel van de contractsvrijheid staat in de bredere context van het autonomiebeginsel: het individu
zoekt zelfstandig zijn persoonlijke, maatschappelijke en economische ontplooiing en het recht erkent in
beginsel de door het individu gedane keuzes. De ontplooiing van het individu geschiedt niet alleen door
middel van contracten maar – naast feitelijke handelingen – ook door middel van andere rechtshandelingen


Een rechtshandeling is op grond van art. 3:40 in ‘slechts’ drie gevallen verboden, namelijk als zij in strijd is
met de wet, de goede zeden of de openbare orde.
- Lid 1: een rechtshandeling in strijd met de goede zeden of de openbare orde is nietig
- Lid 2 en 3: een rechtshandeling in strijd met de wet kan nietig, vernietigbaar of geldig zijn.


Om te kunnen vaststellen of een rechtshandeling een geoorloofde inhoud heeft, is het uiteraard noodzakelijk
dat deze inhoud bepaalbaar is.
Bij een overeenkomst hoeft niet de inhoud steeds vast te staan maar de inhoud moet wel worden bepaald
aan de hand van de tevoren vastgestelde criteria of dat de inhoud voortvloeit uit een bepaalde gewoonte in
het handelsverkeer tussen partijen.


Strijd met de wet
Lid 2 en 3 van art. 3:40 vormen een zeer genuanceerde en daardoor gecompliceerde regeling, waarin op
iedere regel wel uitzonderingen bestaan.
Hierdoor moet je de strekking van de regeling in art. 3:40 als leidraad nemen, namelijk het terughoudend
toepassen van de voor de praktijk ingrijpende nietigheidssanctie en het beperken van de gevolgen ervan.

, Het toepassingsgebied van art. 3:40 lid 2 en 3 is om 2 redenen beperkt:
1. Wet zelfs een rechtshandeling kan verbieden en daaraan een sanctie kan verbinden
2. Voor de toepasselijkheid van lid 2 is vereist
1. Dat het verbod in een wet in formele zin staat,
2. Dwingend recht is; en
3. Het verrichten van de rechtshandeling bereid is
4. Daarnaast bepaalt lid 3 dat toepasselijke wetbepaling moet streken tot aantasting van de
geldigheid van de daarmee strijdige rechtshandeling
→ Is aan een van deze vereisten niet voldaan, dan is er geen sprake van nietigheid of vernietigbaarheid op
grond van art. 3:40 lid 2 of 3.


1. Wet in formele zin
Onder het begrip ‘wet’ in art. 3:40 lid 2 vallen drie categorieën regelgeving:
a. Wetten in formele zin, dat wil zeggen wetten die in gemeen overleg tussen regering en S-G tot stand
zijn gekomen in werking zijn getreden.
b. Door het Parlement goedgekeurde verdragen en besluiten (art. 93 Gw)
c. Verordeningen van lagere wetgevers indien de bevoegdheid tot het maken van een dwingende
wetsbepaling uitdrukkelijk aan de lagere wetgever is gedelegeerd.
→ hier vallen dus awb’s niet onder en verordeningen van provincies ook niet.
2. Dwingend recht
De tweede eis voor toepasselijkheid van art. 3:40 lid 2 houdt in, dat de wettelijke bepaling waarmee de
rechtshandeling in strijd is, van dwingend recht is.
De vraag of een wetsbepaling van dwingend recht is, is eenvoudig te beantwoorden als de wet zelf het
antwoord geeft. In sommige bepalingen is steeds met zoveel woorden aangegeven dat van de wettelijke
regels niet kan worden afgeweken.
In andere gevallen is het moeilijker om het karakter van een bepaalde regel (dwingend of aanvullend) vast te
stellen. Hier zullen de bedoeling van de wetgever en de strekking van de wettelijke regeling een belangrijke
rol spelen.
- Als vuistregel kan daarbij worden onderscheiden tussen enerzijds het verbintenissenrecht, dat in
beginsel van aanvullend recht is, en anderzijds het goederenrecht, dat in beginsel van dwingend
recht is.
o Verbintenissenrecht = aanvullend recht en
o Goederenrecht = dwingend recht


3. Het verrichten van een rechtshandeling
Er is een belangrijk onderscheid tussen de inhoud, strekking en het verrichten van de rechtshandeling.
- Alleen indien de wet het verrichten van de rechtshandeling verbiedt kan art. 3:40 lid 2 worden
toegepast.
- Als het gaat om een verboden inhoud of strekking, moet gekeken worden naar lid 1. Het
onderscheid tussen het verrichten en de inhoud is niet altijd makkelijk te maken, de rechter moet dat
in het concrete geval doen.
o Dit is van belang voor het rechtsgevolg
 Lid 1: geldigheid of nietigheid
 Lid 2: geldigheid of nietigheid of vernietigbaarheid


4. Strekt de wetsbepaling tot aantasting van de rechtshandeling (lid 3):
Lid 2 geldt niet voor wetsbepalingen die niet de strekking hebben de geldigheid van een strijdige
rechtshandeling aan te tasten. Er kan dus aan alle eisen van lid 2 zijn voldaan en alsnog een geldige
rechtshandeling zijn.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller merle_1234. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.77. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

57413 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.77
  • (0)
Add to cart
Added