PROBLEEM 8
- H8 Rechtshandeling en overeenkomst en HR 20 juni 1986 (Citronas)
Wanneer heeft een contractuele bepaling derde werking?
Inleiding: het beginsel van de relativiteit van de overeenkomst
Dat aan een geldig tot stand gekomen verbintenis scheppende overeenkomst rechtsgevolgen verbonden zijn
ten aan aanzien van partijen, spreekt voor zich; partijen sluiten de overeenkomst juist met het oog op de
voor hen eruit voortvloeiende verbintenissen.
Maar dat aan een overeenkomst echter ook rechtsgevolgen zouden kunnen toekomen ten aanzien van
derden, dus van hen die bij de overeenkomst geen partij zijn, spreekt niet vanzelf.
Bij een rechtshandeling kan men zijn goederenrechtelijke rechtsposities wijzigen, zodanig dat derden
daaraan gebonden zijn.
De verbintenis scheppende overeenkomst heeft alleen betrekking op de persoonlijke verhouding tussen
partijen.
Wanneer A bij verbintenis scheppende overeenkomst ten aanzien van een hem toebehorende zaak
aan B een bepaald recht verschaft (bijvoorbeeld om het goed in bruikleen te hebben), bindt hij
derden daarmee niet. Hij is alleen zelf aan het overeengekomen gebonden.
Bij het verbintenissenrecht is men dus slechts bevoegd ten aanzien van zijn eigen persoon
(relativiteitsbeginsel).
Voorbeeld: wanneer A met B overeenkomt dat B gebruik mag maken van een zaak waarvan C
eigenaar is, zal A aan zijn verplichtingen uit die overeenkomst alleen kunnen voldoen wanneer hij C
weet te bewegen, hetzij om de zak aan hem over te dragen, hetzij om aan B het gebruik toe te
staan. Dat C noch tot het een noch tot het ander verplicht is, volgt uit het beginsel van de relativiteit
van de overeenkomst. Weigert C, dan heeft dat tot consequentie dat A in zijn verhouding tot B
wanprestatie pleegt: B zal A op grond van art. 6:74 tot schadevergoeding kunnen aanspreken. Maar
ongeldig is de tussen A en B gesloten overeenkomst dus niet, ook niet wanneer B wist dat niet A
maar C eigenaar van de zaak was.
Dus beginsel: alleen partijen zijn gebonden
Nuanceringen en uitzonderingen
Hoe ruim moet het beginsel van de relativiteit van de overeenkomst worden genomen? Men zal het beginsel
van de relativiteit van de overeenkomst moeten opvatten, dat het slechts inhoudt dat een overeenkomst
alleen voor partijen verbintenissen doet ontstaan.
Het is dus zo dat alleen partijen die op grond van de overeenkomst elkaars schuldeiser en
schuldenaar zijn.
Er bestaan hierop uitzonderingen. Het relativiteitsbeginsel houdt in dat een overeenkomst alleen voor
partijen verbintenissen doet ontstaan. Indien men het begrip ‘partij’ eng opvat, zal men veel meer
uitzonderingen op het beginsel vaststellen, dan wanneer men een ruime interpretatie van dat begrip
voorstaat, want dan vallen er meer dingen onder.
Stel in het geval van vertegenwoordiging in de principaal dat dat een derde is, en de
vertegenwoordiger is een partij, omdat hij degene is die feitelijk bij de totstandkoming van de
overeenkomst betrokken is, dan zou vertegenwoordiging een uitzondering op het beginsel van de
relativiteit van de overeenkomst vormen.
o Maar bij ons is het juist dat de achterman een partij is en zijn vertegenwoordiger niet.
o Daarom is vertegenwoordiging geen uitzondering.
, In de wet geregelde gevallen van derdenwerking
De wetgever heeft in art. 6:251-257 enkele gevallen willen samenbrengen, waarin een overeenkomst
behalve voor partijen ook voor derden bepaalde rechtsgevolgen in het leven roept.
De wetgever heeft in 6:251-257 enkele gevallen opgenomen, waarin een overeenkomst behalve voor
partijen ook voor derden bepaalde rechtsgevolgen in het leven roept. Het gaat om:
Kwalitatieve rechten (6:251)
Kwalitatieve verplichtingen (6:252)
Derdenbeding (6:253-256)
Blokkering van de paardensprong (6:257)
DERDENWERKING BUITEN DE IN DE WET GEREGELDE GEVALLEN
Principe
Derdenwerking hoeft niet beperkt te blijven tot de in de wet geregelde gevallen, dat komt door de ruime wijze
waarop art. 6:1 wordt geïnterpreteerd.
- De tekst van dat artikel zegt weliswaar dat verbintenissen alleen kunnen ontstaan als dit uit de wet
voortvloeit, maar men neemt aan dat dat niet nodig is dat elke verbintenis rechtstreeks op enig
wetsartikel steunt.
Voldoende is dat het ontstaan van een verbintenis past in het stelsel van de wet en aansluit bij de wél in de
wet geregelde gevallen. → Quint/Te Poel-arrest (niet verplicht), maar dit arrest heeft artikel 6:1
herformuleert.
In beginsel kunnen naar aanleiding van een overeenkomst derhalve ook buiten de wet om voor derden
verbintenissen of rechtsgevolgen ontstaan, hetzij ten voordele, hetzij ten nadele van de derde.
Derdenwerking van exoneratiebedingen
In de rechtspraak is meer dan eens derden werking in een niet in de wet geregeld geval aanvaard. Met
name met betrekking tot exoneratiebedingen blijkt in de praktijk zich veelvuldig de vraag voor te doen, of zij
ook tegen derden kunnen worden ingeroepen.
- De HR stelt het relativiteitsbeginsel voorop.
o Uitgangspunt is: dat contractuele bedingen alleen van kracht zijn tussen handelende
partijen.
- Soms kan een uitzondering op het beginsel worden aanvaard – de derde moet een contractueel
beding ‘in redelijkheid’ tegen zich laten gelden – maar daartoe, volgens het Citronas arrest, moet
dan in de aard van het desbetreffende geval voor derden werking een voldoende rechtvaardiging
kunnen worden gevonden.
CITRONAS ARREST NOEMT 3 GRONDEN VOOR DERDENWERKING:
1. In de eerste plaats ‘het op gedraging van de derde terug te voeren vertrouwen van degene die zich
op het beding beroept, dat hij dit beding zal kunnen inroepen ter zake van hem door zijn wederpartij
toevertrouwde goederen’.
2. Als tweede noemt de HR ‘de aard van de overeenkomst en van het betreffende beding in verband
met de bijzondere relatie waarin de derde staat tot degene die zich op het beding beroept.
3. Vervolgens verwijst het arrest naar ‘het stelsel van de wet, in het bijzonder indien de wet aan
bepaalde daarin geregelde overeenkomsten binnen zekere grenzen werking jegens derden toekent
en het betreffende geval in dit stelsel moet worden ingepast.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller merle_1234. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.