HOORCOLLEGE 3 (Slides erbij pakken)
Vennootschapsbelasting en dividendbelasting
Waarom nu al de overstap naar Vpb? Dat gaat om het object, en het object bij de lichamen is ook winst. Net
zoals het object bij de inkomstenbelasting
- Ze hebben dus een vergelijkbaar object. Vandaar dat ze nu al die overstap maken.
We gaan het deze week hebben over een onderneming in een vennootschap.
Fiscaal gezien ben je als aandeelhouder geen ondernemer. De definitie van een ondernemer staat in art. 3.4 IB
- Bij een aandeelhouder is hij niet de belastingplichtige die rekening komt voor wie een onderneming
wordt gedreven
- En een aandeelhouder wordt niet rechtstreeks verbonden voor verbintenissen.
Een BV is geen natuurlijk persoon en daarom geldt de IB niet, dus daarom gaan we naar de
vennootschapsbelasting.
Waarom vennootschapsbelasting?
• Alleen natuurlijke personen hebben draagkracht: rechtspersonen zijn juridische ficties, achterliggende
natuurlijke personen (bv aandeelhouders NV/BV) zijn degenen met draagkracht.
• Feitelijk is het dus zo dat het juridisch construct zelf niks is.
• Waarom dan niet alleen een inkomstenbelasting en belastingheffing op moment dat NV/BV winst
uitkeert aan natuurlijk persoon/aandelen verkoopt?
• Als het goed loopt, dan zegt een aandeelhouder van heb al een auto etc. en kan alles financieren. Ik
laat dan dus al mn geld in die BV zitten en ik stel het zo lang mogelijk uit, want dan hoef je dus ook
geen geld te betalen over het geld wat in je BV zit. Het zou daarnaast ook niet eerlijk zijn als een
werknemer over zijn loon belasting moet betalen, maar iemand die in de aandelen zit en dus
aandeelhouder is en dus geen belasting daarover zou moeten betalen, dat is niet evenredig
• Het is dus het voorkomen van de belastingontwijking: iedereen in de BV, winst belastingvrij, pas belast
met inkomstenbelasting als wordt uitgekeerd of natuurlijk persoon aandelen verkoopt
• Fiscus kan door Vpb dus eerder (namelijk op het moment dat de winst wordt gemaakt) heffen →
hulpfunctie ten opzichten van inkomstenbelasting.
Structuur van de Wet Vpb 1969: de belangrijkste hoofdstukken
• Hfdst. I, art 1-6b Subjectieve belastingplicht (wie)
• Hfdst. II, art 7-16 Object van heffing bij binnenlandse belastingplichtigen (wat)
• Hfdst. III, art 17-19 Object van heffing bij buitenlandse belastingplichtigen (wat)
• Hfdst. IV, art 20-21a Verliesrekening
• Hfdst. V, art 22-23b Tarief
• Hfdst. VI, art. 24-27 Wijze van heffing (hoe)
Wat voor soort belasting is de vennootschapsbelasting?
, Art. 24 Vpb: De belasting wordt geheven bij wege van aanslag. Inspecteur formaliseert dus de belastingschuld,
bedrijven moeten dus wel aangifte doen, maar dat is alleen een hulpmiddel voor de vinspecteur om het vast te
stellen. Als achteraf toch niet goed is, dan kan de inspecteur navorderen, maar alleen als er sprake is van:
- Een nieuw feit
- Kwader trouw bij de belastingplichtige
- Een redelijkerwijs kenbare fout
+ altijd binnen een termijn, 5 jaar binnenlandse inkomstenbron en 12 jaar buitenlandse inkomstensbron
Wie is belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting?
Subject is te vinden in art. 1 Vpb, hierin staat dat de lichamen waar belasting over wordt geheven te vinden zijn
in art. 2 en 3 Vpb. Er is geen definitie van lichamen in de wet.
- Art. 2 → binnenlands belastingplichtige, dus de in Nederland gevestigde
- Art. 3 → buitenlands belastingplichtige, dus lichamen die niet in NL zijn gevestigd, maar wel van een
‘Nederlands inkomen’ genieten. Het gaat dus om het Nederlands inkomen, en dat staat in art. 17.
Hoe bepaal je of zo’n lichaam in NL is gevestigd of niet?
De AWR geeft hierop antwoord, want deze wet geeft antwoord op de vragen die voor elke wet geldt. Art. 4
AWR geeft aan waar iemand woont/waar een lichaam gevestigd is, wordt naar omstandigheden beoordeeld.
- Het betekent dus voor de fiscalist dat je moet kijken naar alle omstandigheden. → Denk bijvoorbeeld
als iemand twee huizen heeft, bijvoorbeeld in Antwerpen en Rotterdam. Dan moet de fiscalist naar
alles kijken, dus bijvoorbeeld waar wordt je Donald Duck geleverd, waar zit je dokter, waar zit je gezin?
- Je moet dus naar alles kijken als fiscalist. Belastinginspecteurs moeten dan toch soms echt als
detectives te werk gaan.
Je begint dus in art. 4 AWR, vervolgens moet je in de belastingwet kijken of er nog een aanvulling wordt
gegeven op dit artikel. Dat is het geval in de VpB.
Art. 2.4 Vpb: oprichtingsfictie → als een lichaam een naar NL recht is opgericht, dan moet het in Nederland zijn
gevestigd. ‘Opgericht naar Nederlands recht in beginsel geacht in Nederland te zijn gevestigd. Echter;
belastingverdragen wijzen woonplaats meestal toe op basis van feitelijke vestigingsplaats
Binnenlands belastingplichtige
Onderscheid tussen 2 soorten:
1. Belast ongeacht hun activiteiten. Dit zien we in art. 2 lid 5 VpB; deze lichamen worden geacht hun
onderneming te drijven met behulp van hun gehele vermogen. Dit betekent dat er op grond van dit
artikel we de ficitie delen dat al het vermogen ondernemingsvermogen is. Of het nou een belegging is
of een fabriek, alles wordt geacht ondernemingsvermogen te zijn.
2. Belast indien en voor zover zij een onderneming drijven, die zien we in art. 2 lid 1 onder e. dit
betekent dat bij die verenigingen en stichtingen je altijd moet kijken of het vermogensbestanddeel
ondernemingsvermogen is of niet. Je moet dus dezelfde toets doen als bij natuurlijke persone of het
winst is uit onderneming. Je moet dus controleren of er wel een onderneming wordt gedreven. Kijken of
de activiteit die ze verrichten wel voldoet aan de onderneming.
Vereisten onderneming: duurzame organisatie van kapitaal en arbeid waarmee wordt deelgenomen aan
het economische verkeerd met een winstoogmerk.
Winstoogmerk: betalen ze duurzaam exploitatie overschot. Dus jaar na jaar winst behalen, dan is er
sprake van een winstoogmerk.
Art. 4 Vpb: zelfs als je niet voldoet aan de ondernemingsdefinitie, momdat je niet voldoet aan het
winstoogmerk, maar wat jij doet wel lijkt op een onderneming, dan ben je op grond van dit artikel toch
belastingplichtig → concurrentie criterium
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller merle_1234. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.35. You're not tied to anything after your purchase.