,Inhoud
Hoorcollege 1: ontwikkeling, bouw & functie..................................................................................................................2
Hoorcollege 2 & 3: nierfunctie.........................................................................................................................................3
E-module: histologie – the urinary system......................................................................................................................4
Werkcollege 1: nierfunctie en urineonderzoek................................................................................................................5
Werkcollege 2: regulatie van de waterbalans..................................................................................................................8
Werkcollege 3: PU/PD...................................................................................................................................................10
Hoorcollege 4: regulatie van de waterbalans.................................................................................................................12
Hoorcollege 5: PU/PD....................................................................................................................................................14
Hoorcollege 6: pathologie.............................................................................................................................................15
Hoorcollege 7: lange termijn regulatie bloeddruk en -volume......................................................................................17
Werkcollege 5: volumeregulatie....................................................................................................................................18
WCO I: klinische diagnostiek..........................................................................................................................................20
Hoorcollege 8 & 9: dysurie & mictiereflex.....................................................................................................................22
MTE 1: Farmacotherapie bij oedeemvorming...............................................................................................................24
MTE 2: Farmacologische beïnvloeding van de urinewegen...........................................................................................28
WCO II........................................................................................................................................................................... 30
Hoorcollege 10: zuur base homeostase.........................................................................................................................31
Werkcollege 7: zuur-base balans & buffers....................................................................................................................35
Hoorcollege 11: kalium homeostase..............................................................................................................................36
Hoorcollege 12: nierfalen vs. nierziekten......................................................................................................................40
Werkcollege 8: kalium homeostase...............................................................................................................................42
,Hoorcollege 1: ontwikkeling, bouw & functie
De functies van de nieren bestaan globaal uit excretie, Het nefron is de functionele eenheid van de nier. Het
homeostase en endocriene uitscheiding. aantal is diersoortafhankelijk. Een nefron bestaat uit
een nierlichaampje (glomerulus + kapsel van
Gedurende de ontwikkeling ontstaan
Bouwman), de proximale tubulus, de lis van Henle en
achtereenvolgens de pronefros, de mesonefros en de
de distale tubulus.
metanefros. Dit is tevens de volgorde van craniaal
naar caudaal. Parallel met het intermediair mesoderm Juxtamedullaire nefronen gaan dieper de medulla in
ligt de oernierbuis. Caudaal knopt deze af, wat de dan corticale nefronen.
ureterknop vormt.
De ureterknop vormt de verzamelbuizen en de
nierbekken en kelkjes. Het metanefrogeen blasteem
vormt de nefronen, het interstitium en het kapsel.
Nieren ontwikkelen in eerste instantie op een gelobde
manier, maar bij bepaalde diersoorten vindt er een
secundaire fusie plaats van de nierlobben, van buiten
naar binnen. Bij het rund vindt deze fusie bijvoorbeeld
amper plaats, wat resulteert in een vrij gelobde nier. De proximale tubulus heeft microvilli, waardoor er
veel nutriënten geresorbeerd kunnen worden. Ook
Nieren zijn ofwel multipapillair, ofwel unipapillair. wordt hier al 60% van het water geresorbeerd. Dit
Unipapillaire nieren hebben gefuseerde papillen, werkt iso-osmotisch.
waardoor er dus één papil (crista renalis) is. Paarden,
carnivoren en kleine herkauwers hebben unipapillaire Het afdalende deel van de lis van Henle is dun en
nieren. Runderen en varkens hebben multipapillaire permeabel voor water. Het opstijgende deel is dik en
nieren en dat ziet er als volgt uit: hier vindt actief NaCl transport; het is impermeabel
voor water.
Nadat bloed door de glomerulus en de efferente
arteriole is geweest, kan het twee kanten op:
De peritubulaire capillairen
De vasa recta
! (ontwikkeling urineblaas)
Bij zoogdieren wordt stikstof in de vorm van ureum
uitgescheiden, bij vogels is dit urinezuur. Vogels
hebben verder twee soorten nefronen en een renaal
De ligging van de nieren is retroperitoneaal, dorsaal en poortadersysteem. Hierbij wordt door venen bloed
de rechter nier ligt meer naar craniaal. aangevoerd van de poten naar de nieren.
,Vogels hebben zowel reptiel-type nefronen als
zoogdier-type nefronen.
Hoorcollege 2 & 3: nierfunctie
Excretie is het uitscheiden van stoffen uit het lichaam, Direct door de myogene reflex
secretie is het uitscheiden van stoffen binnen het
Dit gebeurt door rekgevoelige Ca-kanalen, die bij
lichaam.
rek meer calcium de spiercellen in laten lopen,
Reabsorptie en secretie in de nieren gebeurt met de waardoor de bloedvaten vernauwen en de
peritubulaire capillairen. bloeddruk weer omhoog gaat.
De renale plasma flow (RPF) is de hoeveelheid plasma Indirect door tubulo-glomerulaire feedback.
die door de nieren stroomt. De glomerulaire
Het juxtaglomerulair apparaat bestaat uit:
filtratiesnelheid (GFR) is de hoeveelheid plasma die
de glomerulus uitgefiltreerd wordt. Macula densa
Juxtaglomerulaire cellen
Filtratiefractie (FF) = GFR / RPF
Extraglomerulaire mesangiale cellen
De renale klaring (ml/min)is de hoeveelheid plasma
De macula densa is een gespecialiseerde laag cellen in
die per tijdseenheid van een bepaalde stof kan
de distale tubulus. Wanneer de GFR hoger wordt, is er
worden ontdaan.
meer transport van elektrolyten. De cellen van de
macula densa geven dan meer endocriene signalen af.
Dit leidt tot meer calcium in de granulaire cellen.
Een overzicht van de TGF:
PAH (para-amino-hippozuur) is een stof die eerst
gedeeltelijk uit de glomerulus wordt gefiltreerd en
waarvan vervolgens de rest uit het bloed wordt
gesecreteerd. Er vindt geen terugresorptie plaats.
De glomerulaire capillairen hebben gefenestreerd
endotheel en hieromheen zitten podocyten, cellen
met lange uitlopers die de selectiviteit bevorderen.
De hydrostatische druk is de bloeddruk. De colloïd
osmotische druk is de aantrekkingskracht van eiwitten
op water. Deze wordt aangegeven met pi.
Het risico van een te lage GFR is opstapeling van
toxische stoffen.
De GFR kan worden bepaald aan de hand van
creatinine of inuline. Beide stoffen worden deels uit
de glomerulus gefiltreerd, maar niet meer
geresorbeerd of gesecreteerd.
Autoregulatie van de GFR zorgt ervoor dat er geen
ophoping is van toxische stoffen en er ook niet teveel
nuttige stoffen verloren gaan. De bloeddruk dient Bij het natrium afhankelijk glucose transport maakt
hiervoor redelijk constant gehouden te worden. De natrium gebruik van zijn concentratiegradiënt (die
autoregulatie gebeurt zowel direct als indirect: richting de cel is) en deze neemt glucose hierbij mee.
, Dit gebeurt via het SGLT eiwit. Vervolgens gaat glucose Natrium wordt de cel weer uitgepompt door Na/K-
de cel uit via de basolaterale kant d.m.v. GLUT eiwit. ATPase.
E-module: histologie – the urinary system
Het bindweefselkapsel om de nier bestaat vooral uit Juxtaglomerulaire cellen (paars)
collageenvezels, wat stevigheid en bescherming biedt. o In de wand van de afferente arteriole
De allerbuitenste laag cellen is eenlagig o Scheiden renine uit bij een
plaveiselepitheel. De delen van de nier die betrokken verminderde renale perfusiedruk
zijn bij urineproductie heten samen het Extraglomerulaire mesangiale cellen (blauw)
nierparenchym en alle structuren daaromheen, die
zorgen voor structuur, heten samen het stroma.
De cortical labyrinth bestaat uit alle gekronkelde
delen van het nefron en de medullary rays bestaan uit
alle rechte delen.
De glomerulus wordt gevormd door de glomerulaire
capillairen, het mesangium en Bowman’s capsule.
De glomerulaire filtratiebarrière bestaat uit drie
componenten:
De gefenestreerde endotheelcellen van de
capillairen
Het glomerulaire basaalmembraan
De medullary rays bestaan uit:
De filtratiespleetjes tussen uitlopers van
podocyten Proximale rechte tubuli
Het corticale deel van de distale rechte tubuli
De proximale tubulus heeft endotheel met microvilli,
Corticale verzamelbuizen
die veel transporters bevatten, waardoor de
terugresorptie van nutriënten bevorderd wordt. De wanden van de rechte tubuli bestaan uit eenlagig
kubisch epitheel.
Het juxtaglomerulair apparaat bestaat uit drie
componenten: De lis van Henle en de verzamelbuis worden gevonden
in de medulla van de nier.
Macula densa (geel)
o Gespecialiseerde epitheelcellen van ! (dit was alleen chapter 1; chapter 2 laadde niet)
distale tubulus
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jules2004. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.49. You're not tied to anything after your purchase.