Samenvatting boek gedragsproblemen van Van der Ploeg. Alle hoofdstukken komen aanbod. Hoofdstuk 1 t/m 18. Daarnaast is er een overzicht van risicodragende factoren te vinden in de samenvatting en een verklarende woordenlijst
Samenvatting boek Gedragsproblemen
Hoofdstuk 1 – Wat is probleemgedrag?
Probleemgedrag is te beschouwen als een subjectief en normatief begrip.
Dat houdt in dat afhankelijk van de beoordelende persoon en afhankelijk
van de geldende normen en waarden, er al of niet sprake is van
probleemgedrag.
Maar met deze formele typering is zeker niet alles gezegd wat er bij het
begrip probleemgedrag valt op te merken.
Om te beginnen wordt het inzicht in de aard en de ernst van het
probleemgedrag sterk vergroot door aandacht te geven aan de volgende
vier aspecten:
- Frequentie -> hoe vaak komt het gedrag voor.
- Duur -> hoe lang houdt het gedrag aan.
- Omvang -> hoe ver heeft het gedrag zich uitgebreid.
- Gevolgen -> in welke mate ondervinden de jeugdige en de
omgeving psychische schade van het gedrag.
Vervolgens kan probleemgedrag vanuit verschillende gezichtshoeken
worden verkend. De invalshoek normaal versus abnormaal gedrag brengt
ons inhoudelijk niet veel verder, maar geeft vooral de mate aan waarin
bepaald gedrag meer en minder voorkomt. Het gaat hier in feite om een
kwantitatieve, statistische benadering waarop onder meer de ontwikkeling
van genormeerde diagnostische tests is gebaseerd.
De polen aangepast en onaangepast laten vooral zien dat aanpassing een
dynamisch concept is, waarin zowel de jeugdige als zijn omgeving een rol
vervullen. Onaangepastheid is niet alleen een kwestie van zich niet
kunnen of willen aanpassen aan de omgeving, maar is ook een zaak
waarbij de omgeving ter discussie staat. Zo kan rebelleren tegen een
repressieve vader positiever zijn dan gehoorzaam volgen. Eenzijdige
aanpassing is zeker niet het hoogste goed, terwijl onaangepastheid zeker
niet automatisch een negatief oordeel verdient.
Bezien vanuit de gezichtshoek psychische gezondheid versus psychische
ongezondheid is de inhoudelijke opbrengst het grootste. Verscheidenen
auteurs hebben pogingen ondernomen om kenmerken te noemen die
indicaties geven voor de mate van psychische gezondheid. Deze aspecten
hebben doorgaans een positieve en negatieve pool. Als meest centrale
facetten van psychische ongezondheid hebben we de volgende vijf
kenmerken genoemd:
1. Het ontbreken van sociale relaties
2. Het ontberen van een eigen identiteit
3. Het bestaan van mispersepties van de realiteit
4. Het onvermogen om met problemen om te gaan
5. Het gebukt gaan onder stressvolle omstandigheden.
,Waar één of meerdere van deze kenmerken aanwezig zijn, neemt de kans
op probleemgedrag toe.
Daarnaast is gewezen op de volgende criteria ter bepaling van de vraag of
er sprake is van probleemgedrag:
- Lijden
- Disfunctioneren
- Onvoorspelbaar gedrag
- Irrationeel gedrag
- Onconventioneel gedrag
- Overschrijding van de normen
In onze definitie van probleemgedrag treffen we zowel het normatieve
aspect als de feitelijke kennis inzake probleemgedrag aan.
Probleemgedragingen zijn met wisselende percentages vastgesteld bij
jeugdigen. Deze percentages kunnen uiteenlopen van 2 tot 35%.
Afhankelijk van de leeftijd, de onderzoeksgroep, de informatiebron, de
analysetechniek en last but not least afhankleijk van wat men als
probleemgedrag definieert, kunnen de percentages flink verschillen.
Algemeen wordt aangenomen dat bij een globale schatting 10 tot 20% van
de jeugdigen getypeerd kan worden als problematisch.
Dat wil niet zeggen dat zij zodanige psychosociale problemen te zien
geven, dat deskundige hulp nodig is. In Nederland krijgen ongeveer
400.000 jeugdigen tussen de 4 en 19 jaar professionele hulp.
Dat alle probleemgedrag vanzelf weer verdwijnt is een onhoudbare
stelling. Het blijkt dat met name het antisociale probleemgedrag dat
vooral storend en lastig is voor de directe omgeving, door de jaren heen
stabiel blijft en eerder toeneemt dan verdwijnt. Dit agressieve gedrag
wordt meer bij jongens dan bij meisjes geconstateerd, terwijl ook
jeugdigen in achterstandssituaties meer kans lopen dit gedrag te
vertonen.
Voor het vaststellen van de stabiliteit van probleemgedrag bestaan 2
bekende onderzoeksmodellen:
1. Het cross-sectionele model
2. Het longitudinale model
Het longitudinale model houdt in dat de ontwikkeling van jeugdigen voer
een aantal jaren wordt gevolgd en vergeleken, terwijl het cross-sectionele
model verschillende leeftijdsgroepen op hetzelfde moment onderzoekt en
aldus vergelijkingen maakt tussen de onderscheiden leeftijdsgroepen.
Verschillende gedragsstoornissen kunnen tegelijkertijd bij dezelfde
jeugdige voorkomen. Dit samengaan van meerdere stoornissen of
probleemcategorieën wordt aangeduid met de term comorbiditeit. Voor de
behandeling is het van belang dat men dit verschijnsel onderkent.
,
, Hoofdstuk 2 – Classificaties van probleemgedrag
Het classificeren van probleemgedragingen heeft tot doel ordening aan te
brengen in het grote aantal uiteenlopende vormen van probleemgedrag.
Die indeling vindt plaats op basis van gemeenschappelijke kenmerken,
maar houdt ook rekening met het ontstaan en de behandeling van de
probleemgedragingen.
Een goed classificatiesysteem bevordert een vlotte communicatie tussen
collega’s en verdiept het inzicht in de problematiek. Bovendien kan het
een belangrijke bijdrage leveren in de diagnostiek op individueel niveau.
De kritiek die op classificatiesystemen is geuit, betreft behalve de
stigmatiserende werking die ervan uit kan gaan de grote overlap die er
dikwijls bestaat tussen de onderscheiden categorieën. Er zijn 2
benaderingen te onderscheiden om tot een classificatie van
probleemgedrag te komen:
1. De klinische aanpak
2. De empirische aanpak
De klinische benadering houdt in dat de classificaties worden gekozen op
basis van de klinische indrukken die men in de praktijk met psychisch
gestoorde mensen heft opgedaan. Deze indrukken worden meestal
verzameld binnen groepen deskundigen i.c. kinderpsychiaters, waarna
systematische ordening van de klinische ervaringen plaatsvindt.
Op deze wijze zijn verschillende classificatiesystemen ontworpen. Het
eerst aanvaardbare systeem voor jeugdigen is het GAP-systeem uit 1966,
bestaande uit tien hoofdcategorieën. Daarna hebben zich 2 systemen
ontwikkeld die nog steeds in ontwikkeling zijn, namelijk het DSM- en het
ICD-systeem. Bij beide laatsten is sprake van een multi-axiale benadering,
hetgeen betekent dat het probleemgedrag wordt beoordeeld en
beschreven op meerdere assen. Op deze wijze ontstaat een meer
genuanceerd beeld. Uit het ICD-systeem is inmiddels het MAC en CAP-J
voortgevloeid. Dit eveneens meer-assige systeem lijkt met namen voor
jeugdigen met probleemgedrag veelbelovend.
De empirische benadering distantieert zich van de – in hun ogen
onbetrouwbare – classificatiesystemen die stoelen op te vage en te
abstracte concepties. Binnen de empirische aanpak wordt gekozen voor
het inventariseren van problemen via gestandaardiseerde vragenlijsten.
Deze vragenlijsten zijn het resultaat langdurige empirisch onderzoek naar
probleemgedrag aan de hand van een groot aantal gedragsitems
(ontwikkeld op theoretische praktijkgronden). Op basis van deze
gedragsitems wordt via factor-analyses gezocht naar onderliggende
gedragsdimensies.
Op deze wijze zijn verscheidene broad-band en narrow-band dimensies
vastgesteld. Tot de eerste groep wordt een beperkt aantal dimensies
gerekend (meestal 2 of 4) dat voor alle groepen jeugdigen geldigheid
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller merelp99. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.16. You're not tied to anything after your purchase.