Dit is een samenvatting van het vak Bedrijf en Recht dat wordt gegeven in het eerste jaar van de opleiding Bedrijfseconomie aan de HvA. Deze samenvatting bestaat uit volgende hoofdstukken: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9, 10, 12, 13, 14 en 18.
Hoofdstuk 1
Recht is een systeem van regels voor maatschappelijk gedrag. Een regel is een
voorschrift dat aangeeft welk menselijk gedrag verplicht is, of welk gedrag
toegestaan. Regels leggen, aan degene tot wie ze gericht zijn, verplichtingen op of
verlenen hem bevoegdheden. Rechtsregels zijn afdwingbaar, d.w.z. dat de regels
desnoods met geweld door de overheid gehandhaafd worden. Doel van het recht is
het ordenen van een vreedzame en rechtvaardig samenleving
Het begrip rechtsbron wordt gebruikt om aan te geven waar we de regels van het
recht kunnen vinden. De wet is een hulpmiddel om te beoordelen of iets conform het
recht is of niet, het is dat onderdeel dat door de regering en het parlement schriftelijk
is vastgelegd. Bronnen waaruit het recht voortvloeit:
1) wet
2) jurisprudentie
3) verdrag
4) gewoonte en gebruiken
In de wetten is het geschreven recht opgenomen, het is een gedeelte van het totale
recht.
Codificatie is het opnemen van het geldende recht in wetten en wetboeken.
Wet is een geschreven regeling die voor een niet concreet persoon geldt en die is
uitgevaardigd door een daartoe bevoegd overheidsorgaan (wetgever).
Op grond van art. 13 Wet Algemene Bepaling mag de rechter niet weigeren recht
te spreken wanneer de wet voor een bepaalde situatie/verhouding geen oplossing
geeft. Waar de wet onduidelijk of onvolledig is, kan de rechter zijn oordeel baseren
op het geheel van rechtelijke uitspraken dat in soortgelijke gevallen is gedaan.
Hogere rechters kunnen uitspraken van lagere rechters in hoger beroep of in
cassatie vernietigen.
Uitspraken van rechters leggen als het ware de wet uit en vullen de wet aan.
Onder jurisprudentie verstaan we alle uitspraken van de rechters in Nederland.
De uitspraken van de Hoge Raad, ons hoogste rechtscollege, spelen een zeer
belangrijke rol binnen de jurisprudentie.
Een verdrag is een internationale overeenkomst tussen twee of meer staten die op
schrift is gesteld. Wanneer het verdrag, zonder dat de nationale wetgever eraan te
pas komt, de burgers direct binden. Het verdrag is dan ‘self executing’. Dat
betekent dat burgers direct bij de rechter een beroep kunnen doen op bepalingen
van een verdrag. Bij een internationale koopovereenkomst kunnen burgers – als aan
de voorwaarden is voldaan- rechtstreeks een beroep doen op het Weens
Koopverdrag. De regering ondertekent het verdrag, maar het parlement moet het
verdrag nog goedkeuren voor het geldig is.
Bij materieel recht (de wet) gaat het om rechtsregels die rechten geven of
verplichtingen opleggen. De meeste regels uit het burgerlijk wetboek bestaan uit
materieel recht (v.b. koopovereenkomst). Bij formeel recht (strafrecht) gaat het om
rechtsregels waarmee die rechten of plichten kunnen worden afgedwongen. Het
formeel recht wordt ook wel proces recht genoemd. Een voorbeeld: Als er een
koopovereenkomst wordt gesloten zijn er regels die de rechten en plichten van de
partijen bepalen. (Materieel recht) Als een verkoper niet aan zijn verplichtingen
,voldoen en de koper wil dit juridisch aanvechten, dan is er sprake van formeel recht.
Wetgeving is het stellen van algemene regels, d.w.z. het uitvaardigen van regels die
t.o.v. iedereen werken. Een wet in formele zin is een voorschrift dat is uitgevaardigd
door de regering en de eerste en tweede kamer samen. In de praktijk is dit een wet.
Een wet in materiele zin is een voorschrift dat ieder kan binden, ongeacht wie het
voorschrift heeft uitgevaardigd. Vrijwel de meest door de regering en de eerste en
tweede kamer afgekondigde regelingen zijn zowel wetten in formele zin alsmede
wetten in materiële zin.
Onder publiekrecht verstaan we de rechtsregels waarbij een overheidsinstantie
gebruik kan maken van haar gezag of macht om de naleving van die regels af te
dwingen. Het regelt de onderlinge verhouding tussen de overheidsorganen en
de relatie tussen overheid en burger. Het publiekrecht is nauw verbonden met de
overheid. Het algemeen belang staat voorop.
Onder publiekrecht verstaan we alle regels met betrekking tot:
de inrichting van de staat
de verhouding tussen overheidsorganen onderling, wanneer gebruik wordt gemaakt
van gezag
de verhouding tussen burgers en overheid, als de overheid gebruik maakt van
gezag
Privaatrecht heeft betrekking op de rechtsverhouding tussen burgers onderling.
Het individuele belang staat op de voorgrond. Het privaatrecht is grotendeels
geregeld in het Burgerlijk wetboek.
.
Bestuursrecht
Publiekrecht
Recht Strafrecht
Privaatrecht
Het staatsrecht heeft betrekking op de organisatie van de overheid. Het legt vast
wie er bevoegd zijn tot wetgeving, bestuur en rechtspraak. Belangrijk hierbij is de
Grondwet. De Grondwet vormt de juridische basis van onze samenleving.
Grondrechten zijn vrijheidsrechten van burgers tegenover de overheid, zoals
vrijheid van godsdienst, levensovertuiging en meningsuiting.
In het privaatrecht worden spelregels gegeven voor de verhouding tussen personen
onderling (natuurlijke personen of rechtspersonen). Dwingend recht betekent dat
het om regels gaat waar niet van mag worden afgeweken. Als dat tocht gebeurd zijn
de gemaakte afspraken niet geldig.
Als de overheid iets koopt of huurt handelt zij als gewone burger.
Privaatrecht = civiel recht = burgerlijk recht
Burger Burger
Alle onafhankelijke rechters zijn samen de rechterlijke macht, of zittende
magistratuur.
Een rechter moet in volkomen vrijheid en zonder vrees voor de gevolgen zijn
oordeel kunnen geven. Hij moet daarom onafhankelijk zijn. De rechter bij koninklijk
, besluit wordt voor het leven benoemd. In uitzonderlijke gevallen kan een rechter
worden ontslagen door de Hoge Raad.
De rechter lost geschillen op tussen burgers onderling, tussen burgers en de
overheid (art. 112 Grw.), en is belast met de strafrechtspraak (art. 113 Grw.).
De rechterlijke macht spreekt recht in het burgerlijk recht, strafrecht en bestuursrecht.
Het burgerlijk recht en het strafrecht zijn op dezelfde wijze georganiseerd.
Rechterlijke instanties die op deze drie gebieden rechtspreken zijn:
- De rechtbanken;
- De gerechtshoven;
- De Hoge Raad.
Nederland kent één Hoge Raad, vijf gerechtshoven, en negentien rechtbanken.
Een rechtbank heeft verschillende sectoren (organisatorische basiseenheden).
- De enkelvoudige kamer (één rechtsprekende rechter);
- De meervoudige kamer (drie rechtsprekende rechters).
Bij de Hoge raad spreken drie of vijf rechters samen recht.
Civiele rechtspraak betreft geschillen tussen burgers en rechtspersonen onderling.
Men spreekt van eisende en gedaagde partijen. Rechtspraak vindt plaats door drie
instanties. In de eerste plaats een lagere rechter, wiens beslissing kan worden
voorgelegd aan een hogere instantie (het ‘in hoger beroep gaan’) en als tenslotte aan
de Hoge Raad.
In het civiele proces zijn de eiser en de gedaagde de hoofdrolspelers. De eiser
begint het proces en eist, vordert, daarin iets van de gedaagde, zijn tegenpartij.
Eiser en gedaagde laten zich meestal bijstaan door een advocaat, die zijn cliënt
tijdens het proces vertegenwoordigt. Bij de rechtbank, het hof en de Hoge Raad is
dat zelfs verplicht. Bij het kantonrecht echter niet.
De dagvaarding is een schriftelijk stuk waarin de gedaagde oproept om op een
bepaald tijdstip voor de rechter te komen. De eiser omschrijft in het stuk zeer precies
de rechtsvordering.
De eiser vermeld zijn bewijsmiddelen en gaat in op eventueel bij hem bekend
verweer van de gedaagde. De dagvaarding moet aan de wettelijke eisen voldoen. De
advocaat maakt de dagvaarding. De deurwaarder brengt deze naar de gedaagde.
De deurwaarder zorgt ervoor dat de gedaagde de dagvaarding ontvangt en houdt
orde tijdens de zitting. Als aan het vonnis niet wordt wil voldaan zorgt de deurwaarder
voor de uitvoering daarvan door beslagname, eventueel met assistentie van de
politie.
De hoofdregel bij absolute competitie tijdens civiele zaken houdt in dat alle civiele
zaken beginnen bij de rechtbank.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Cheyenne22. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.79. You're not tied to anything after your purchase.