Week 1
1. Uitleggen wat de plaats van het strafrecht is in het Nederlandse rechtssysteem;
Het strafrecht houdt zich bezig met het bestraffen van personen die een strafbaar feit hebben
gepleegd. Het strafrecht regelt wie straf kan krijgen en waarvoor. Het straffen gebeurt niet door de
burgers zelf, maar door de overheid. De Staat heeft een monopolie op straffen. De enige die een
verdachte van een strafbaar feit voor de (straf)rechter kan brengen is een officier van justitie. Hij is
een vertegenwoordiger van het staatsorgaan dat belast is met de vervolging van verdachten (het
OM).
Materieel strafrecht:
De vraag wat een strafbaar feit is. Materieelstrafrechtelijke vraagstukken hebben betrekking op de
grenzen van de strafrechtelijke aansprakelijkheid. Het materiële strafrecht bepaalt welk gedrag
niet toegestaan is en welke personen daarvoor kunnen worden gestraft. Het gaat hierbij om de
uitsluiting van strafbepalingen en uitbreiding van de strafbaarheid. à Wetboek van Strafrecht
Formeel strafrecht:
Bepaalt welke regels moeten worden gevolg wanneer een norm van het materiële strafrecht
(vermoedelijk) is overtreden. à Wetboek van Strafvordering
Sanctierecht:
Heeft betrekking op de voorwaarden waaronder bepaalde straffen mogen worden opgelegd en ten
uitvoer gelegd. Het gaat dan om de vraag of voor een bepaald strafbaar feit een taakstraf mag
worden opgelegd en welke voorwaarden de rechter precies mag stellen wanneer hij een straf
voorwaardelijk oplegt.
2. Uitleggen wat het principe van het strafrecht als ultimum remedium inhoudt en dit principe
toepassen op een casus;
Ultimum remedium:
Het strafrecht mag pas als middel worden aangewend als andere, minder ingrijpende
instrumenten ontbreken of ontoereikend zijn. Dit principe geldt zowel voor de wetgever als voor de
autoriteiten die de wetten moeten handhaven (politie en OM). De wetten worden als laatste
redmiddel gebruik.
3. Uitleggen welk mens- en maatschappijbeeld ten grondslag ligt aan het moderne strafrecht;
De mens beschikt over een vrije wil en zijn gedachten zijn vrij.
Vrije wil:
Binnen onze cultuur wordt de mens gezien als een wezen dat beschikt over een rede en op basis
van die rede kan handelen. Hij kan dus redelijk zijn. Die redelijkheid impliceert dat hij inzicht kan
verwerven in zijn eigen doen en laten en wat dat voor andere betekent. Dat maakt dat hij op zijn
gedrag kan worden aangesproken en ter verantwoording kan worden geroepen. Deze aanspraak
vooronderstelt op zijn beurt dat de mens beschikt over de vrijheid om anders te handelen dan hij
doet. Zijn gedrag is niet volledig gedetermineerd. De mens beschikt over het vermogen om driften
te beheersen.
Het gehele strafrecht is gebouwd op het idee dat mensen het vermogen hebben om al dan niet te
handelen en kunnen kiezen tussen alternatieven.
Wanneer iemand niet in staat is om zijn wil te bepalen, kan de rechter oordelen dat hem het feit
niet kan worden toegerekend. Hem kan dan geen verwijt worden gemaakt. Men spreekt hier van
adagium: geen straf zonder schuld.
Deterministen betogen dat de mens wordt gedetermineerd door zijn sociale omgeving en zelfs
door zijn biologische of neurobiologisch constitutie of door een wisselwerking tussen biologische,
, psychische en sociale factoren. Zichtbaar wordt gemaakt in onderzoeken dat bepaalde
handelingen zijn verbonden met neurologische activiteit.
Men ontwikkelt steeds meer oog voor omstandigheden en factoren die het gedrag van mensen
bepalen: opvoeding, maatschappelijke omgeving, intelligentie en dergelijke.
Gedachten zijn vrij:
Burgers worden niet gestraft voor hun gedachten, opvattingen en plannen, maar slechts voor door
hen gepleegde gedragingen.
Strafrechtelijke normen:
Hoewel het strafrecht een breed bereik heeft, zien we een zekere terughoudendheid van het
strafrecht tegemoet te komen aan bepaalde morele overtuigingen.
1. Pluraliteit in morele, religieuze en culturele opvattingen
2. Het verbieden van bepaalde gedragingen haaks staat op bepaalde fundamentele rechten van
mensen.
Voor- en nadelen strafrecht:
Voordelen:
- Het veroorlooft de overheid krachtdadig op te treden bij strafbare feiten.
- De rechtsbescherming via het strafprocesrecht is steviger aangezet dan in andere
rechtsdomeinen.
Nadelen:
- Er kunnen forse inbreuken worden gemaakt op de vrijheidsrechten van iemand die verwikkeld
raakt in een strafrechtelijke procedure.
- Overtreders van het strafrecht worden vaak gestigmatiseerd.
4. Uitleggen welke straftheorieën aan het strafrecht ten grondslag liggen, de straftheorieën
met elkaar vergelijken en benoemen wat de verschillen zijn tussen deze theorieën;
Quintons: straf is leed dat opzettelijk wordt toegebracht door de overheid aan wetsovertreders.
Drie niveaus:
1. Waarom mag de overheid mensen opzettelijk toebrengen?
2. Wie mag er worden gestraft?
3. Hoe zwaar mag er worden gestraft?
De vergeldingsleer (retributivisme)
Als iemand schuldig wordt bevonden aan een wetsovertreding dan moet hij worden gestraft,
ongeacht de gevolgen die dat heeft voor de bestrafte en voor de overige leden van de
samenleving.
Op de vraag waarom straf gerechtvaardigd is, luidt het antwoord: omdat straf verdiend is doordat
een norm is overtreden. Op de vraag wie mag worden gestraft, luidt het antwoord: enkel en alleen
degenen die schuldig zijn aan de normovertreding. Op de vraag hoe zwaar mag worden gestraft,
luidt het antwoord: overeenkomstig de mate van schuld en de ernst van het veroorzaakte leed.
1. Waarom straffen?
Volgens de vergeldingsleer behoren degenen die de wet hebben overtreden te worden
gestraft, omdat ze dat verdiend hebben. Als iemand straf verdient, dat de overheid hem leed
behoort toe te brengen dan moet er worden aangegeven waarom (1) de overtreding van de
wet uit moreel oogpunt onwenselijk is en (2) waarom de straf de gepaste reactie is op deze
moreel onwenselijke daad.
a. Terugbetaling
De vergeldingsleer houdt volgens hen in dat iemand die een moreel verwerpelijke daad
heeft gepleegd, daarvoor de prijs moet betalen. Die prijs bestaat uit het leed dat hem door
de overheid wordt toegebracht. Straf is verdiend in de zin dat straf de vergoeding is die de
bestrafte betaalt voor het kwaad dat hij heeft aangericht. Wat terugbetaald moet worden,
is niet het fysieke of psychische leed dat is aangericht, maar het morele kwaad dat de
veroorzaking van dit leed is.
, b. Genoegdoening
Een andere variant van de vergeldingsleer staat bekend als de theorie van de bevrediging
van wraakgevoelens. Deze wraakgevoelens kunnen enkel en alleen worden bevredigd
door de dader leed toe te brengen. De wetenschap dat de dader lijdt, geeft het slachtoffer
en anderen een gevoel van genoegdoening. Daarom is straf gerechtsvaardig. Waar het
om gaat, is dat de wraakgevoelens worden bevredigd die de dader bij het slachtoffer en
mogelijk bij anderen heeft veroorzaakt, door leed toe te brengen.
c. Oneerlijke voordelen
Uitgangspunt van deze leer is het idee dat het strafrecht zowel voordelen als lasten
meebrengt voor burgers. Het voordeel is dat burgers dankzij het strafrecht een veilig
bestaan kunnen leiden waarin hun vrijheid en eigendom worden beschermd. De last is dat
burgers zich dienen te houden aan de bepalingen van het strafrecht en daarmee in hun
vrijheid worden beperkt in de zin dat ze niet alles kunnen doen wat ze misschien zouden
willen doen.
Wie profiteert van de zelfbeheersing van anderen, is tegenover die anderen verplicht
zichzelf te beheersen.
De misdadiger verdient straf, omdat hij zich een oneerlijk voordeel heeft toegeëigend ten
opzichte van burgers die zich wel aan de wet hebben gehouden. De leer van de oneerlijke
voordleen is gespitst op wat de misdadiger verkregen heeft ten opzichte van gehoorzame
burgers, niet op wat het slachtoffer heeft verloren.
Bezwaren:
De leer van de oneerlijke voordelen straffen hooguit voor een beperkt aantal vergrijpen die
rechtvaardigt kunnen worden. Hij doet iets wat anderen niet doen, en wat hij juist kan
doen omdat anderen zichzelf beperken. Gehoorzaamheid aan wetten die dergelijke
gedragingen verbieden, kost de meesten geen zelfbeheersing. De meerderheid heeft zich
niet hoeven beheersen, zodat geen inbreuk is gemaakt op het beginsel dat wie de
voordelen van de zelfbeheersing van anderen geniet, tegenover die anderen verplicht is
zichzelf te beheersen.
2. Wie straffen?
Volgens de vergeldingsleer mag iemand alleen worden gestraft als hij schuldig is. Deze schuld
valt uiteen in twee elementen. Het eerste element heeft betrekking op wat de persoon in
kwestie heeft gedaan. Schuldig is alleen hij van wie vast is komen te staan dat hij de wet heeft
overtreden. Het tweede element heeft betrekking op de vraag of de persoon in kwestie een
verwijt kan worden gemaakt voor de wetsovertreding. Schuld is alleen hij die een verwijt kan
worden gemaakt voor de onwettige daad die hij pleegde.
Verwijtbaar handelt dus hij die kon voorkomen wat hij heeft gedaan. Iemand kon iets anders
doen dan wat hij gedaan heeft. Dit is handelingsvrijheid. Dit een noodzakelijke voorwaarde
voor verwijtbaarheid. Ook moet het aannemelijk zijn dat de persoon in kwestie in staat was om
een andere keuze te maken. Hij moet keuzevrijheid of wilsvrijheid hebben gehad.
3. Hoe zwaar straffen?
Oog om oog, tand om tand is het antwoord dat de vergeldingsleer geeft op de vraag hoe
zwaar mag worden gestraft. In de eerste plaats is de duidelijkheid die de lex talionis biedt
meer schijn dan werkelijkheid. Ten tweede maakt de lex talionis korte metten met wat voor
retributivisten juist zo belangrijk is: de verwijtbaarheid.
Hoe zwaar gestraft mag worden is afhankelijk van twee dingen: de ernst van de overtreding
en de mate waarin de dader een verwijt kan worden gemaakt.
De preventieleer (utilisme)
Op de vraag waarom straf gerechtvaardigd is, luidt het antwoord van de preventieleer: omdat straf
toekomstige wetsovertredingen voorkomt. Op de vraag wie mag worden gestraft, luidt het
antwoord: degenen die schuldig zijn bevonden aan een wetsovertreding. En op de vraag hoe
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller tarameekel. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.07. You're not tied to anything after your purchase.