Biologie Examenstof 4 mavo
Hoofdstuk 1→
PARAGRAAF 1→
Bouw van bladeren→ (afbeelding 2, blz. 9)
Vaatbundel→ Ook wel sponsweefsel genoemd. Hiermee worden onder andere water en glucose
vervoerd.
Huidmondje→ Hiermee worden gassen opgenomen en afgegeven.
Fotosynthese→ Zie afbeelding 3 in je boek.
Nerven→ De vaatbundels vertakken zich hier heen in (bloem) bladeren. → Zo kan het water
vervoerd worden naar alle delen van de bladeren.
Sluitcellen→ Het open en sluiten gebeurt door vormverandering van deze cellen. Sluitcellen enige
cellen met bladgroenkorrels in opperhuid. Als stevigheid afneemt, veranderen de sluitcellen zodanig
van vorm dat de opening tussen sluitcellen kleiner wordt.
PARAGRAAF 2→
Vaatbundels→ Het transport in zaadplanten vindt hier via plaats. Bestaat uit lange dunnen buisjes,
die van wortels tot bladeren lopen.
Houtvaten→ Vervoeren water en mineralen van de wortels, via stengels naar bladeren en knoppen.
Liggen altijd in stengels aan de binnenkant. In nerven liggen ze altijd aan de bovenkant.
Bastvaten→ Vervoeren water en energierijke stoffen (vooral suiker) van de bladeren naar alle delen
van een plant. Liggen altijd in stengels aan de buitenkant. In nerven liggen ze altijd aan de onderkant.
- De dikke verticale celwanden van houtcellen bestaan uit de stoffen cellulose en houtstof. Deze
stoffen geven de houtvaten stevigheid.
- Wortels nemen water en opgeloste mineralen op uit de bodem.
Wortelharen→ De opperhuid cellen van de wortels vormen uitstulpingen→ dit zijn wortelharen.
Zie ook afbeeldingen in het boek.
PARAGRAAF 3→
Organische stoffen→ Stoffen waaruit levende en dode organismen zijn opgebouwd of die door
organismen zijn gevormd.
Anorganische stoffen→ Komen zowel in organismen voor als in de levenloze natuur.
Stofwisseling→ Alle processen in een organisme waarbij stoffen worden omgezet in andere stoffen.
Reactie van de fotosynthese→ Vindt alleen plaats als het licht is. Foto= licht, synthese= bundelen.
➔ Met behulp van bladgroenkorrels neemt die (zon)licht, koolstofdioxide en water op.
➔ Water + Koolstofdioxide → glucose + zuurstof
H2O + CO2 → C6H12O6 + o2
➔ Zie paragraaf 1 afbeelding 3. Tekening over fotosynthese.
Verbranding→ Vindt in alle cellen van organismen plaats.
Verbranding van glucose→ Vindt continue plaats.
➔ Glucose + zuurstof → Koolstofdioxide + water + energie
C6H12O6 + O2 → CO2 + H2O
Energierijk
Koolhydraten→ Verzamelnaam voor alle soorten suikers.
PARAGRAAF 4→
Vorming van organische stoffen→
- Glucose kan omgezet worden in andere koolhydraten (suikers). Suiker (opgelost in water) kan via
bastavaten naar alle delen van de plant vervoerd worden.
- Glucose kan omgezet worden in koolhydraat zetmeel. Zetmeel word tijdelijk opgeslagen in
bladeren, kan voor langere tijd opgeslagen worden in verdikte plantendelen.
- Glucose kan omgezet worden in koolhydraat cellulose. Cellulose komt voor in celwanden van
plantencellen, vooral bij houtvaten en vezels. Cellulose geeft plantencellen stevigheid.
,- Glucose kan samen met nitraat worden omgezet in eiwitten. Nitraat mineraal voor planten,
nemen het op uit bodem. Cytoplasma van cellen bevat veel eiwitten.
- Glucose kan omgezet worden in vetten. Bij sommige planten komen in de zaden veel vetten
voor.
Assimilatie→ Vorming van organische stoffen waaruit een organisme bestaat. Hieronder valt ook de
vorming van glucose(bij fotosynthese). Zie afbeelding 27 blz. 24
Assimilatieproducten zijn glucose en de organische stoffen die uit glucose worden gevormd→ deze
stoffen kunnen dienstdoen als brandstoffen. Ze worden dan verbruikt bij verbranding.
Bouwstoffen→ Veel van de organische stoffen die door assimilatie ontstaan doen dienst als
bouwstoffen.
Reservestoffen→ Het overige deel van de organische stoffen die door assimilatie ontstaan, word
opgeslagen als deze stof.
Zetmeel→ Voorbeeld van een reservestof. Je kunt aanwezigheid van zetmeel in bladeren aantonen
met joodoplossing. Dit kleurt zetmeel blauwzwart.
PARAGRAAF 5→
Ongeslachtelijke voortplanting→ Groeit deel van een individu uit tot een nieuw individu. Deze
voortplanting vindt plaats door middel van mitose→ gewone celdeling.
Stekken→ Hierbij wordt een stuk van een stengel of blad afgesneden.
Knollen→ Knol is een verdikte stengel of wortel die veel reservevoedsel bevat.
Bollen→ Bol bestaat uit een bolschijf met rokken. Rokken zijn verdikte bladeren met veel
reservevoedsel, tussen rokken bevinden zich knoppen. Als bol uitloopt ontstaat uit een van de
knoppen(eindknoppen) een nieuwe plant.
Enten→ Wordt een deel van een plant (de ent) op een deel van een andere plant (onderstam)
geplaatst.
Uitlopers en wortelstokken→ Zijn horizontaal groeiende stengels waaraan op bepaalde plaatsen
jonge planten ontstaan. Als deze jonge planten worden gescheiden van de ouderplant ontwikkelen
ze zich verder zelfstanding.
Geslachtelijke voortplanting→ Versmelten de kernen van 2 geslachtscellen → ontstaat bevrucht
eicel, kan uitgroeien tot individu. Bij vorming van geslachtscellen vindt meiose (reductiedeling)
plaats.
Bouw en functie van bloemen→
Bloemkroon bestaat uit kroonbladeren→ vaak groot en opvallend gekleurd, dienen voor het
aanlokken van insecten.
Bloemkelk bestaat uit kelkbladeren. Zijn meestal groen. Als de bloem nog in de knop zit, beschermt
de bloemkelk de rest van de bloem tegen
uitdroging en kou.
Meeldraden→ Zijn mannelijke
voorplantingsorganen van planten. Bestaat uit
een helmdraad en een helmknop→ In helmknop
ontstaat stuifmeel→ Bestaat uit
stuifmeelkorrels.
Stampers→ Zijn de vrouwelijke
voortplantingsorganen van planten.
Stamper bestaat uit stempel, stijlen
vruchtbeginsel → In het vruchtbeginsel
bevinden zich een of meer zaadbeginsels.
PARAGRAAF 6→
Bestuiving→ Stuifmeel van de meeldraad naar
stempel van de stamper→ moet wel op de stempel van dezelfde plantensoort terecht komen.
Insectenbloemen→ Bloemen waarbij het stuifmeel door insecten wordt overgebracht.
, Windbloemen→ Bloemen die door de wind worden bestoven.
Hoofdstuk 2→
PARAGRAAF 1→
Voedselketen→ Reeks soorten, waarbij elke soort wordt gegeten door de volgende soort.
Voedselweb→ Alle voedselrelaties.
Planten halen anorganische stoffen(CO2 en water) uit hun omgeving. Door fotosynthese in
bladgroenkorrels worden deze stoffen omgezet in glucose en zuurstof→ hieruit kunnen ze alle
andere organische stoffen maken waaruit een plant bestaat.
Protisten en bacteriën geen bladgroenkorrels→ kunnen geen organische stoffen maken uit
anorganische stoffen.
Producenten→ Organismen met bladgroen die anorganisch omzet in organische stoffen.
Consument→ Dieren leven van organische stoffen die andere organismen hebben gemaakt.
Planteneters→ Zijn consumenten van de 1e orde.
Vleeseters→ Zijn consumenten van de 2e orde→ worden opgegeten door consumenten uit de 3e
orde.
Alleseters→ Dieren die planten en dieren eten.
Reducenten→ Bacteriën en schimmels→ breken organische stoffen uit dode planten en dieren af tot
anorganische stoffen.
PARAGRAAF 2→
Piramide van aantallen→ Wordt weergegeven hoeveel individuen in elke schakel voorkomen.
Biomassa→ Totale gewicht van alle organische stoffen in een organisme.
Piramide van biomassa→ Wordt de biomassa van elke schakel van een voedselketen weergegeven.
PARAGRAAF 3→
Kringloop→ Het opnieuw gebruiken van stoffen waaruit organismen zijn opgebouwd. Afb. 12
Koolstofkringloop Stikstofkringloop
Stikstofbindende bacteriën→ Deze bacteriën kunnen wel stikstofgas opnemen uit de lucht planten
en dieren niet.
Ammoniakgas→ (dit reuk je bij dode dieren). Verdwijnt in de lucht→wordt langzaam omgezet in
stikstofgas.
PARAGRAAF 4→
Alle organismen worden beïnvloed door hun milieu (leefomgeving).
Biotische factoren→ Invloeden uit levende natuur. Afb. 18 blz. 83
Abiotische factoren→ Invloeden uit levenloze natuur.
Individu→ Een enkele organisme
Populatie→ Groep individuen van dezelfde soort→ zijn afhankelijk van elkaar met voortplanting.
Levensgemeenschap→ Alle populaties in een bepaald leefgebied.
Biotoop→ Alle abiotische factoren in een gebied.
Ecosysteem→ De Biotoop en levensgemeenschap samen→ bos, duin, sloot, weiland.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller p1234. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.36. You're not tied to anything after your purchase.