1. In college 2 is besproken dat mensen persoonlijkheid koppelen aan uiterlijke
gezichtskenmerken. Daarbij kwam onderzoek van Todorov aan bod dat liet zien dat
gezichten zijn in te delen op continuüms van bepaalde kernmerken, zoals
betrouwbaarheid. Dit komt onder andere voort uit een sterke correlatie tussen de
oordelen van verschillende waarnemers over persoonlijkheidskenmerken op basis van
gezichtskenmerken EN dat mensen dergelijke oordelen zeer snel kunnen maken. Wat
is een belangrijke conclusie die je kunt trekken uit dit onderzoek volgens Todorov en
zijn collega’s?
a. Het laat zien dat mensen ten onrechte persoonlijkheid aan uiterlijke
gezichtskenmerken koppelen
b. Het laat zien dat er een evolutionaire basis moet zijn voor de waargenomen
relatie tussen persoonlijkheid en uiterlijke gezichtskenmerken
c. Het laat zien dat sommige mensen nadeliger worden beoordeeld dan andere
mensen op basis van hun uiterlijke gezichtskenmerken
d. Het laat zien dat stereotypen kunnen leiden tot vertekende oordelen
2. Stel, je wilt een trui van een vriendin lenen en je vraagt of dat goed is. Je krijgt
vervolgens een van onderstaande reacties. In welk geval is jouw vriendin duidelijk
assertief volgens de definitie van Hargie (hfst. 11)?
a. “Je mag mijn trui niet lenen. Hij is net nieuw. Het duurt bij jou altijd heel lang
voordat je iets terugbrengt.”
b. “Het spijt me, maar ik heb deze trui net nieuw en zou hem graag eerst zelf nog
willen dragen.”
c. “Waarom moet jij altijd alles lenen? Kan je zelf geen trui kopen?”
d. “Uhm, misschien kunnen we eerst even nog wat drinken?”
3. Bij het onderwerp social rewards en reinforcers (Hargie, hfst 4, coll 5) zijn de termen
positive en negative punishment besproken. Wat houden deze termen in?
a. Bij positive punishment volgt er een positieve reactie op een bepaald gedrag.
Bij negative punishment volgt er een negatieve reactie op een bepaald gedrag.
Beide kunnen het betreffende gedrag bevorderen.
b. Bij positive punishment volgt er een positieve reactie op een bepaald gedrag.
Bij negative punishment volgt er een negatieve reactie op een bepaald gedrag.
Beide kunnen het betreffende gedrag onderdrukken.
c. Bij positive punishment volgt er een negatieve reactie op een bepaald gedrag.
Bij negative punishment blijft er een positieve reactie op een bepaald gedrag
uit. Beide kunnen het betreffende gedrag onderdrukken.
d. Bij positive punishment volgt er een negatieve reactie op een bepaald gedrag.
Bij negative punishment blijft er een positieve reactie op een bepaald gedrag
uit. Beide kunnen het betreffende gedrag bevorderen.
4. Als een ouder zijn of haar kind van 16 wil overtuigen om te minder te gamen, wat kan
die ouder dan het beste zeggen (afgaande op wat in hoofdstuk 12 van Hargie en
college 11 en 12 behandeld is met betrekking tot manieren van om mensen te
overtuigen)?
a. “Veel gamen is gevaarlijk en kan leiden tot hartkwalen”
b. “Je doet niets anders dan gamen, ga eens wat meer met je vrienden doen”
, c. “Ik begrijp dat je gamen leuk vindt en daarover verschillen we van mening,
maar veel gamen kan een negatief effect hebben op je gezondheid”
d. “Al je vrienden gamen veel minder dan jij”
5. Naar welke type non-verbale communicatie verwijst de term Kinesics (Hargie, hfst 3)?
a. Communicatie door middel van uiterlijke kenmerken (bv. lichaamsvorm en
omvang)
b. Communicatie door middel van fysieke aanraking
c. Communicatie door middel van signalen in de omgeving (bv. belichting,
interpersoonlijke afstand)
d. Communicatie door lichaamsbewegingen (knikken met hoofd, gebaren)
6. Face-to-face is een medium met maximale potentie voor social presence. Het medium
heeft echter wel een aantal constraints (Clark & Brennan, 1991, werkgroep 2). Welke
van de volgende is een constraint (beperking, oftewel wat is niet aanwezig) van het
face-to-face medium?
a. Reviewability
b. Simultaneity
c. co-temporality / synchrony
d. co-presence
7. Als een gesprek begint met gesloten vragen en daarna over gaat op meer open vragen
spreken we van een:
a. Funnel sequence
b. Inverted funnel sequence
c. Tunnel Sequence
d. Erratic sequence
8. Probing questions worden gebruikt om door te vragen of het gesprek te sturen op basis
van voorgaande vragen en antwoorden. Een bepaald type probe wordt gebruikt om te
checken of alle belangrijke informatie is besproken in het gesprek. Welke van de
volgende probes is dat?
a. Justification probe
b. Accuracy probe
c. Clearinghouse probe
d. Relevance probe
9. Wat wordt in Politeness theory (Brown & Levinson, 1987, o.a. coll 6) verstaan onder
‘negative face’ en welke politeness strategie hoort daarbij?
a. Negative face is de behoefte die mensen hebben aan sociale binding met
anderen. Een strategie die ervoor zorgt dat deze behoefte in een interactie
wordt vervuld is het elkaar niet al teveel tegen te spreken.
b. Negative face is de behoefte die mensen hebben aan relevante informatie. De
strategie die ervoor zorgt dat deze behoefte in een interactie wordt vervuld is te
voorkomen dat men te veel (overbodige) informatie geeft, of juist te weinig
informatie geeft (cruciale informatie weglaten).
c. Negative face is de behoefte die mensen hebben aan duidelijkheid. De strategie
die ervoor zorgt dat deze behoefte in een interactie wordt vervuld is te
voorkomen dat men te veel indirecte taal gebruikt.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Kimlouka. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.74. You're not tied to anything after your purchase.