- Wat is het thema?
- Welke gevoelens. Lyriek of epiek
- Modern of traditioneel
- Is er rijm? Eindrijm, assonantie en alliteratie
- Welke vormen beeldspraak? Benoem ze en in welke regels.
- Stijffiguren, benoem ze en in welke regels.
- Sonnet, zo ja aan welke criteria voldoet het. Geef aan waar de wending is en leg dit uit.
Lyriek: gevoelens worden geuit
Epiek: een verhaal vertelt
Modern:
o Ongelijke regellengte
o Ongelijke strofelengte
o Willekeurig gebruik van hoofdletters en leestekens
o Vaak veel enjambement
o (wel vaak rijm, maar) geen eindrijm volgens schema
Traditioneel:
o Min of meer gelijke regellengte
o Min of meer gelijke strofelengte
o Hoofdletters en leestekens volgens de regels
o Weinig of geen enjambement
o Eindrijm volgens schema
Eindrijm:
Assonantie: klinker rijm -> sterven, erven
Alliteratie: begin medeklinker rijm
Sonnet:
o 14 regels
o 2 strofen van 4 regels (kwatrijn, samen octaaf)
o 2 strofen van 3 regels (terzet, samen sextet)
o Wending, vaak na regel 8
o 1e 2 strofen meestal rijmschema ABBA
o Vaak liefdespoëzie
Beeldspraak:
o Vergelijking – beeld en werkelijkheid worden beide genoemd en verbonden door als,
zoals, van of een vorm van het ww zijn.
o Metafoor – alleen het beeld wordt vermeld en de werkelijkheid wordt weggelaten.
o Personificatie – een levenloze zaak krijgt eigenschappen van levende wezens.
o Synesthesie – de indrukken van twee zintuigen worden met elkaar gecombineerd.
o Pars pro toto – iemand noemt een onder deel van het geheel
o Totum pro parte – iemand noemt het een geheel i.p.v. een deel.
o Metonymia- men noemt de maker i.p.v. het werk– men noemt het materiaal i.p.v.
het voorwerp – men noemt het materiaal i.p.v. de inhoud
Stijlfiguren:
o Inversie – omdraaiing – iemand plaatst een zinsdeel dat hij extra nadruk wil geven
voorop, waardoor de gebruikelijke woordvolgorde omdraait.
o Repetitio – herhaling – een woord of zinsgedeelte wordt ongewijzigd herhaald.
o Parallellisme – een aantal zinnen en/of verlopen op dezelfde manier.
o Enumeratie – opsomming.
o Climax – hoogtepunt – iemand gebruikt woorden waarvan de betekenis steeds
sterker wordt.
, o Anticlimax – neergang – iemand gebruikt woorden waarvan de betekenis steeds
zwakker wordt.
o Antithese – tegenstelling – twee of meer tegenovergestelde zaken worden kort na
elkaar genoemd.
o Paradox – schijnbare tegenspraak – het lijkt alsof iemand zichzelf tegenspreekt,
maar bij nader inzien bevat die tegenspraak een dieper inzicht.
o Eufemisme – woorden die te hard, te onaangenaam klinken, worden vervangen
door verzachtere woorden.
o Hyperbool – overdrijven.
o Understatement – de werkelijk het wordt als veel minder belangrijk of erg
voorgesteld.
o Litotes – iets wordt nadrukkelijk bevestigd door het tegenovergestelde te
ontkennen.
o Retorische vraag – iemand stelt een vraag waarop geen antwoord verwacht wordt.
o Woordspelling – van een woord of uitdrukking worden tegelijk twee betekenissen
gebruikt.
o Pleonasme – een eigenschap die het hoofdwoord van nature bezit wordt nog een s
apart uitgedrukt.
o Tautologie – een heel begrip wordt nogmaals uitgedrukt d.mv. een synoniem.
o Ironie – een milde vorm van spot waarbij iemand iet heel anders zegt dan jij eigenlijk
vindt of sterk overdrijft.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller melissabak. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.64. You're not tied to anything after your purchase.