Boom Juridische studieboeken - Kern van het internationaal publiekrecht
Dit is een beknopte samenvatting van het boek. Met deze korte samenvatting kan de belangrijkste stof van het vak in een korte tijd worden doorgenomen. Na ieder hoofdstuk zal de relevante jurisprudentie worden besproken.
Begrip en aard van het internationaal publiekrecht
Internationaal recht is in het algemeen een compromis tussen staten met uiteenlopende politieke
opvattingen en kan bovendien, als het eenmaal is afgesproken, moeilijk worden veranderd. De inhoud
van internationaal recht sluit daarom niet altijd aan op wat in een democratisch proces wenselijk wordt
geacht. Een sterke internationale rechtsorde biedt stabiliteit in internationale betrekkingen, maakt het
makkelijker om gemeenschappelijke belangen te realiseren en beschermt relatief zwakke staten zoals
Nederland. De Grondwet maakt het mogelijk dat de Nederlandse rechter bepaalde internationale
rechten en verplichtingen rechtstreeks toepast en, in geval van botsing met nationaal recht, voorrang
geeft boven formele wetgeving en zelfs boven de Grondwet.
De Vrede van Westfalen (1648): dit wordt als het begin van de ontwikkeling van het internationaal
recht beschouwd. Er werd een einde gemaakt aan de Dertigjarige en Tachtigjarige Oorlog en
driehonderd politieke eenheden ontworstelden zich aan het gezag van het Roomse Rijk en het
kerkelijke gezag. Er werd afgesproken om het beginsel van territoriale integriteit te respecteren. Er
ontstond een systeem van soevereine staten die rechtsbetrekkingen met elkaar aangingen. Met de
Vrede van Westfalen ontstond een systeem van soevereine en gelijke staten die niet langer waren
onderworpen aan een hoger gezag. Sindsdien kon er ook onderscheid worden gemaakt tussen het
publieke gezag, dat werd uitgeoefend door de staat, en de private belangen van de monarch. Hiermee
waren de voorwaarden voor het moderne internationaal publiekrecht gecreëerd.
Het beginsel van zelfbeschikking (1945): alle volkeren hebben recht om over hun eigen lot te
beschikken. Hierdoor werden de koloniale rijken ontmanteld.
Internationaal publiekrecht regelt de uitoefening van publiek gezag in de internationale gemeenschap.
Het kent bevoegdheden toe aan entiteiten die publiek gezag uitoefenen (vooral staten en internationale
organisaties) en biedt een juridisch kader waarbinnen zij deze bevoegdheden uitoefenen.
Internationaal element: onderscheidt internationaal en nationaal recht:
- Het internationale dan wel nationale karakter van een rechtsregel wordt in hoofdzaak bepaald aan
de hand van de rechtsbron waaruit deze regel voortvloeit. De internationale rechtsorde erkent in
hoofdzaak vier rechtsbronnen: gewoonterecht, verdragen, besluiten van internationale organisaties
en algemene rechtsbeginselen.
- Een regel van nationaal recht heeft in beginsel geen juridische betekenis in de internationale
rechtsorde.
- Internationaal recht kan niet bepalen welke rechtsgevolgen het heeft in de nationale rechtsorde.
- De rechtsordes kennen eigen organen.
Publieke element: onderscheidt internationaal publiekrecht van internationaal privaatrecht.
a. Internationaal publiekrecht legitimeert en reguleert de uitoefening van publiek gezag in de
internationale gemeenschap. Daarnaast beschermt internationaal publiekrecht publieke
belangen, zoals veiligheid, welzijn, bescherming van natuur en milieu enz.
b. Internationaal privaatrecht beheerst privaatrechtelijke rechtsbetrekkingen met een
grensoverschrijdend karakter.
Juridische element: onderscheidt internationaal publiekrechtelijke normen van andere
(internationale) normen.
- Alleen regels die uit de rechtsbronnen van de internationale rechtsorde voortvloeien behoren tot
het internationaal publiekrecht.
- Rechtsregels zijn onderdeel van een systeem dat schending van een norm verbindt met een sanctie.
In de internationale rechtsorde is gemeenschappelijk en centraal gezag uiterst zwak ontwikkeld.
Publiek gezag wordt niet zozeer uitgeoefend door boven de partijen staande instituties, maar vooral
door staten zelf, die de belangrijkste ‘leden’ van de internationale gemeenschap vormen. In deze zin is
,internationaal publiekrecht niet zozeer het recht van één gemeenschap, als wel het gedecentraliseerde
recht van een veelheid van nationale gemeenschappen.
Drie organisatievormen:
Co-existentie ziet op het vreedzaam samenleven van staten.
Het recht van samenwerking kenmerkt zich door een actieve samenwerking tussen staten die
verdergaat dan afbakening van soevereiniteit, bv. samenwerking op het gebied van terrorisme.
Het recht van integratie ziet erop dat de bescherming en uitvoering van publieke taken ten dele
worden georganiseerd op bovennationaal niveau. Denk hierbij aan het aangaan van
samenwerkingsverbanden en actieve deelname in internationale organisaties.
Onderdelen:
Algemeen deel: bestaat uit overkoepelende beginselen en leerstukken die op alle deelgebieden van
internationaal publiekrecht van toepassing zijn, bv. het beginsel van goede trouw. Ze kunnen niet
veranderen en tenietgaan zonder dat het systeem van internationaal publiekrecht wordt aangetast.
Bijzondere deel: hierover hebben staten binnen het algemene kader specifieke afspraken gemaakt,
bv. belastingrecht. Het zijn afspraken die verschillen in tijd, plaats en inhoud.
Supranationale rechtsorde het recht van de EU heeft zich ontwikkeld tot zelfstandige, geïntegreerde
rechtsorde die relatief gescheiden is van de internationale rechtsorde. Lidstaten hebben vergaande
bevoegdheden aan de EU overgelaten. Lidstaten en burgers kunnen zonder tussenkomst van lidstaten
worden gebonden door instellingen. De burgers zelf hebben toegang tot de Europese rechter en kiezen
de leden van het Europees Parlement.
Rechtssubjecten
Rechtssubjecten: personen of entiteiten die de bekwaamheid bezitten om deel te nemen aan het
rechtsverkeer in de internationale rechtsorde. Een rechtssubject kan:
a. Internationale rechtshandelingen verrichten, zoals het sluiten van verdragen;
b. Internationale rechten bezitten;
c. Rechten op internationaal niveau afdwingen, bv. in een procedure voor een internationaal
tribunaal;
d. Internationale verplichtingen hebben;
e. Op internationaal niveau aansprakelijk worden gesteld voor schending van verplichtingen.
Onderscheid volledige en beperkte rechtssubjectiviteit:
a) Volledige rechtssubjectiviteit: de persoon bezit de bekwaamheid om op elk van de hiervoor
aangegeven manieren aan het rechtsverkeer deel te nemen of daarin te worden betrokken. Alleen
aan de staat komt volledige rechtssubjectiveit toe.
b) Beperkte rechtssubjectiviteit: de persoon heeft een aantal, maar niet alle, van deze bekwaamheden.
Het effectiviteitsbeginsel: dit beginsel vereist dat de rechtsregels van het nationale recht de uitoefening
van rechten die gebaseerd zijn op het EU-recht niet uiterst moeilijk of praktisch onmogelijk maken.
Soorten rechtssubjecten:
a. Staten: zij kunnen, onafhankelijk van andere staten, publiek gezag uitoefenen over een
grondgebied en de daar levende bevolking. In het algemeen ontstaan staten o.g.v. een feitelijke
situatie waarin zij gedurende enige tijd effectief gezag uitoefenen over de bevolking op een
bepaald grondgebied.
b. Internationale organisaties: zijn meestal opgericht door staten teneinde publieke taken uit te
voeren. Internationale organisaties bezitten internationale rechtspersoonlijkheid en nemen als
zelfstandige entiteiten deel aan het internationale rechtsverkeer; ze bezitten eigen bevoegdheden,
rechten en verplichtingen.
c. Facto-regimes: georganiseerde groepen die feitelijk effectief gezag uitoefenen over een deel van
het grondgebied van een bestaande staat en de daar levende bevolking. In de hoofdzaak beperkt de
rechtssubjectiveit zich tot wat nodig is om dergelijke groeperingen in hun gewapende strijd tegen
, de staat te onderwerpen aan minimale regels die burgers bescherming moeten bieden. Daarnaast
wordt in het algemeen aangenomen dat overeenkomsten die de facto-regimes sluiten met staten
geen internationaal publiekrechtelijke status hebben.
d. Bevrijdingsbewegingen: groeperingen die vechten tegen een koloniale mogendheid of een
bezettende macht. Bevrijdingsbewegingen hebben een verdergaande rechtssubjectiviteit dan facto-
regimes. Zij hebben bv. het recht op zelfbeschikking: het recht om zelf over hun politieke lot te
beslissen.
e. Internationale non-gouvernementele organisaties (NGO’s): private organisaties die
grensoverschrijdend opereren, bv. Amnesty International. De rol van NGO’s is geformaliseerd
binnen internationale organisaties die NGO’s als waarnemers toelaten. Zij hebben geen
internationale rechtssubjectiviteit.
f. Multinationale ondernemingen: ondernemingen die in meer dan één staat economisch actief zij.
Zij genieten in beginsel uitsluitend rechtssubjectiviteit in de nationale rechtsorde.
g. Natuurlijke personen: internationaal recht bepaalt dat individuen bepaalde individuele rechten
hebben, zonder afhankelijk te zijn van de nationale rechtsorde. In een beperkt aantal gevallen
hebben individuen ook de procedurele mogelijkheid hun rechten op internationaal niveau af te
dwingen. De positie van natuurlijke personen in de internationale rechtsorde is veranderd nu
internationaal recht verplichtingen voor individuen heeft geformuleerd. Daarnaast laat de
internationale gemeenschap bestraffing van individuen voor ernstige misdrijven niet langer over
aan de nationale rechtsorde.
h. Overige subjecten: bv. volkeren, inheemse volkeren en het Rode Kruis hebben een beperkte status.
Rechtsvorming
De internationale rechtsorde kent geen gezaghebbend document dat de internationale rechtsbronnen
uitputtend opsomt. Als hulpmiddel wordt veelal gebruikgemaakt van de constituerende verdragen van
internationale tribunalen. Deze documenten bepalen welk recht een tribunaal mag toepassen en bieden
daarmee een indicatie van de bronnen die de internationale rechtsorde als rechtscheppend beschouwd.
Art. 38, lid 1 SIG benoemd: internationale verdragen, internationale gewoonten, algemene
rechtsbeginselen en onder voorbehoud van de bepalingen van art. 59, rechterlijke beslissingen,
alsmede de opvattingen van de meest bevoegde schrijvers der verschillende naties, als hulpmiddelen
voor het bepalen van rechtsregels.
Categorieën bronnen:
a. Formele bron: als de bron probeert bindende wetgeving te creëren/definiëren, bv. verdragen,
internationaal gebruik en algemene rechtsbeginselen. Er is geen hiërarchie tussen de formele
bronnen.
b. Materiële bron: als een bron geen wet creëert, maar ernaar streeft de inhoud en reikwijdte ervan te
definiëren, is het alleen een materiële bron, bv. gerechtelijke beslissingen en de wetenschappelijke
geschriften van ‘publicisten’.
c. Aanvullende bron/hulpbron: deze omvatten unilaterale statenhandelingen, die verplichtingen voor
de staten kunnen creëren.
d. Soft law-normen: deze zijn niet als zodanig bindend, maar kunnen soms worden beschouwd als
overtuigend, bv. belangrijke resoluties van de Algemene Vergadering van de VN. Hoewel ze in
eerste instantie niet bindend zijn, kunnen deze door consequent oefenen en gebruik wel worden
omgezet in een bindende of ‘harde’ wet.
Door het decentrale karakter en het beginsel van soevereine gelijkheid wordt de totstandkoming van
internationale rechtsregels gedomineerd door het beginsel dat een staat niet zonder zijn instemming
aan een regel van internationaal recht kan worden gebonden. Het zijn veeleer contracten die alleen de
betrokken partijen binden. Dit betekent echter niet dat staten alleen gebonden kunnen worden door
instemming. Gewoonterecht, besluiten van internationale organisaties en algemene rechtsbeginselen
leiden tot algemeen, wereldwijd geldend recht, zonder dat staten uitdrukkelijk met dat recht
instemmen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller shaniquecorn01. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.35. You're not tied to anything after your purchase.