100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Probleem 5 uitwerkingen Materieel Strafrecht $3.61   Add to cart

Summary

Samenvatting Probleem 5 uitwerkingen Materieel Strafrecht

 4 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Dit zijn de uitwerkingen van Probleem 5 Materieel Strafrecht Jaar 2

Preview 2 out of 12  pages

  • November 5, 2023
  • 12
  • 2022/2023
  • Summary
avatar-seller
Probleem 5 Materieel strafrecht
Leerdoelen
1. Wat houdt poging in en hoe wordt dat uitgelegd in wet, theorie en jurisprudentie?
2. Wat houdt voorbereiding in en hoe wordt dat uitgelegd in wet, theorie en jurisprudentie?
3. Wat houdt vrijwillige terugtred in, hoe wordt dat uitgelegd in wet, theorie en jurisprudentie en wat zijn de
gevolgen voor poging of voorbereiding?

Hoofdstuk 8 – Poging en voorbereiding
8.1 Onvoltooide delictsvormen
Art 45-46b Sr: onder bepaalde voorwaarden kan het pogen van een misdrijf te begaan, ook al heeft dit niet tot volvoering daarvan
geleid, toch als zodanig strafbaar zijn. Pogen is streven zonder te slagen doordat er een verhindering is opgetreden. Het veronderstelt
dat de dader een begin heeft gemaakt met de uitvoering van een misdrijf, 45 Sr.
In 46 Sr is strafbaarstelling van voorbereidingshandelingen opgenomen ten aanzien van misdrijven met een gevangenisstraf van 8 jaar of
meer.
Ze stellen iemand strafrechtelijk aansprakelijk in een fase voorafgaand aan de voltooiing van het voorgenomen delict, dus niet alle
bestanddelen wordt verwerkelijkt.

8.2 De strafbare poging
Voorwaarden voor een strafbare poging
In art 45 Sr wordt volstaan met het noemen van een tweetal voorwaarden voor de strafbaarheid van een poging: (1) een voornemen van
de dader, hetwelke moet blijken uit (2) een begin van uitvoering. (in 46b wordt poging alsnog straffeloos verklaard als de uitvoering
waarmee een begin is gemaakt niet tot voltooiing van het misdrijf heeft geleid door de wil van de dader zelf: vrijwillige terugtred, dus
degene die een poging doet laat zijn oorspronkelijke voornemen uit eigen beweging varen).

De dogmatiek maakt een onderscheid tussen ‘voltooide’ en ‘onvoltooide’ poging. Voor de strafbaarheid van poging maakt het niet uit
welke type zich voordoet: wel is het onderscheid relevant in verband met de voorwaarden waaronder men zich met succes kan
beroepen op vrijwillige terugtred.
- Voltooid: de dader is niet tot voltooiing van het voorgenomen misdrijf gekomen, terwijl er van zijn kant wel alles aan gedaan is
om die voltooiing te bereiken. Bijv als het slachtoffer erg sterk blijkt te zijn.
- Onvoltooid: in een vroeg stadium van de uitvoering van het misdrijf treedt een verhindering op om dit te voltooien: bijv een
oplettende buurman die inbrekers betrapt die daardoor wegvluchten.

Er zijn twee belangrijke wettelijke restricties aan de strafbaarheid van de poging verbonden, die beide zijn te herleiden tot het feit dat
een niet voltooid delict als een minder ernstig feit geldt dan een voltooid delict.
1. de poging is uitsluitend strafbaar als het om een voorgenomen misdrijf gaat: de overtreding is op zichzelf al een geringere graad van
onrecht, zodat poging daartoe strafbaar stellen overtrokken zou zijn.
2. daarnaast kent art 45 Sr voor het geval een poging een verlaging van het op het desbetreffende misdrijf toepasselijke strafmaximum
met een derde. Poging tot misdrijf betekent een uitbreiding van de strafbaarheid omdat zonder de regeling van de poging er helemaal
geen sprake van strafbaar feit zou zijn.

Gevallen waarin poging uitgesloten of problematisch is
1. de wet sluit poging uit in geval van eenvoudige mishandeling (300 Sr) omdat daarvan als sprake zou zijn als iemand zijn arm met kracht
opheft jegens een ander zonder deze nog te raken.
2. voorts zijn er misdrijven die zich uit hun aard moeilijk met de figuur van poging laten verenigen omdat ze in hun wezen als een vorm
van poging weerspiegelen. Bijv het ondernemen van een aanslag tegen de koning of staat (92, 93).
3. ook bij misdrijven in de wettelijke omschrijving waarvan een bijkomende voorwaarde van strafbaarheid is opgenomen, is de poging
moeilijk voorstelbaar als er ten minste een causaal verband tussen de bijkomende voorwaarde en overige delictsinhoud sprake is.
Iemand kan niet een poging doen tot het verlenen van hulp aan een ander bij diens zelfdoding hetgeen pas strafbaar is als die zelfdoding
daadwerkelijk volgt.
4. omissiedelicten: hoe moet men zich een begin van uitvoering voorstellen in het geval van een delictsgedrag dat zuiver uit niet doen
bestaat? Wanneer is iemand begonnen met niets doen waar handelen plicht is en hoe valt dat aan te tonen? Dat hangt sterk af van de
situatie.
5. culpoze misdrijven: hoe kan men een voornemen tot het plegen van een misdrijf hebben, terwijl de culpa nu juist uitgaat van het niet
hebben van enig opzet? Dat kan niet. Wel pro parte doleuze, pro parte culpoze misdrijven: zo’n samengesteld delict omvat een doleus
gedeelte, waarop het voornemen tot uitvoering gericht kan zijn.
6. de kwestie in hoeverre formeel omschreven misdrijven ruimte voor strafbare poging bieden. Alleen als het in de delictsomschrijving
aangeduide werkwoord ruimer valt te interpreteren zal voor poging meer ruimte ontstaan.

Tenlastelegging van strafbare poging
In de tenlastelegging van een pogingsgeval zullen behalve alle bestanddelen van het hoofdmisdrijf, de beide bestanddelen van de poging,
te weten het voornemen en het beging van uitvoering moeten worden opgenomen.

Het voornemen van de dader
Het voor de strafbare poging vereiste voornemen is een vorm van opzet. Het is vaste jurisprudentie dat ten bewijze van het voor een
strafbare poging vereiste voornemen in beginsel kan worden volstaan met de vaststelling van voorwaardelijk opzet. Dit is anders indien
de delictsomschrijving van het grondmisdrijf een bestanddeel bevat waarmee een zwaardere opzetgradatie wordt uitgedrukt, zoals het

, oogmerk: voor zover het voornemen betrekking heeft op de bestanddelen van het grondmisdrijf die door deze strengere opzeteis
worden beheerst, geldt voor het bewijs van het voornemen ook die strengere opzeteis.

Het begin van uitvoering: de objectieve en subjectieve pogingsleer
De vraag is waar de grens moet worden getrokken tussen enerzijds de (voor zover het misdrijven met een strafbedreiging van minder
dan 8 jaren gevangenisstraf betreft: niet strafbare) voorfase van de voorbereidingshandelingen, die wel reeds een bepaald voornemen
verraden, en anderzijds de strafbare fase van de uitvoeringshandelingen. Het is uitermate moeilijk gebleken om voor de rijkgeschakeerde
werkelijkheid een enigszins sluitende en bevredigende formule te vinden voor wat onder het begrip uitvoeringshandeling moet worden
gevat. Twee verschillende opvattingen hebben zich hieromtrent afgetekend:
- De subjectieve leer: stelt de gevaarlijke gezindheid van de dader centraal en beschouwt als uitvoeringshandeling datgenen wat
als uitvoering van deze gezindheid is op te vallen, terwijl daartegen de
- Objectieve leer pas als uitvoeringshandeling toelaat datgene wat als daadwerkelijke uitvoering van het misdrijf zelf en dus als
objectieve inbreuk op de rechtsorde is te beschouwen.

Art 45 Sr bedoelt dat de uiting waarin een begin van uitvoering van het misdrijf zelf kan worden gezien, strafbaar te stellen is.

Het begin van de uitvoering: de jurisprudentie van de HR
Objectief was de opvatting van Zevenbergen, die kort en krachtig de uitvoeringshandeling typeerde als een ‘fragmentair
rechtsfeitverwerkelijking’. Simons verdedigde een extreem objectieve leer, door pas van een uitvoeringshandeling te spreken ‘als daaruit
naar haar aard het door de wet niet gewilde gevolg onmiddellijk kan ontstaan zonder dat enige nadere handeling nodig is’.

Het ligt voor de hand dat met betrekking tot uitvoeringshandelingen enigszins normatieve interpretaties kunnen worden ontleend aan
de concrete omstandigheden en aan wat ervaringsregels ons leren. Iemand die onbevoegd in het huis van een ander wordt aangetroffen,
wekt sterk de schijn van kwade bedoelingen, zeker in de nachturen. De HR heeft in het algemeen de koers van de objectieve leer
gevolgd. Maar de casuïstiek blijft van invloed: er moet om van uitvoering te kunnen spreken in ieder geval een zodanige gedraging zijn
geweest, dat op het moment van de verhindering de voltooiing waarschijnlijk was.

Intussen is de HR al vele jaren overgegaan tot het gebruik van het criterium: de uiterlijke verschijningsvorm van de uitvoeringshandeling:
dit criterium is in wezen gerelateerd aan de indruk die een goede waarnemer, die de gemiddelde burger geacht wordt te zijn, ter plaatse
zou hebben gekregen omtrent de verwerkelijking van een bepaald misdrijf.

Deze wordt voor het eerst gebruikt in het Cito-arrest. Twee gedeeltelijk gemaskerde mannen met een schietklaar vuurwapen en een lege
weekendtas in de hand belden aan bij het uitzendbureau Cito in Amsterdam, vlak nadat daar een grote hoeveelheid baar geld door een
geldauto ten behoeve van de wekelijkste uitbetaling was afgeleverd. Na het aanbellen werd de deur echter niet opengedaan, maar
werden de mannen door gewaarschuwde politiemannen overmeesterd.
De HR was het ermee eens dat een begin was gemaakt met de uitvoering van de voorgenomen overval, daar deze gedragingen ‘naar hun
uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het misdrijf’.

In deze formulering liggen zowel objectieve als subjectieve elementen besloten. De benadering van de HR staat dan ook te boek als
gematigd objectief. Het levert een overwegend objectieve leer op. Er is afstand genomen van het criterium van de extreem objectieve
opvatting in Eindhovense brandstichting.

Grenswisselkantoor: daar werd het ‘Cito-criterium’ sterk in de objectieve sfeer toegepast. Twee mannen waren na een langdurige
voorbereiding ’s ochtends voor het openingsuur van het grenswisselkantoor in een gestolen auto, die was voorzien van valse
kentekenplaten, nabij dat kantoor op een parkeerplaats gaan staan. Terwijl zij de motor lieten draaien, wachtten zij met een pruik op
hun hoofd de komst van de bankemploye af, tenzij deze bij het openen van het kantoor te grijpen. Zij hadden in hun auto een
jachtgeweer liggen en een imitatie vuistvuurwapen, handboeien, touw en tape. Toen deze arriveerde zag hij de auto staan, die hij daar
een dag eerder ook al had gesignaleerd, hetgeen hij verdacht vond. In plaats van het kantoor te openen, zorgde hij ervoor dat de politie
werd gewaarschuwd. Die verscheen en de mannen sloegen met de auto op de vlucht.

De HR achtte nog geen begin van uitvoering aanwezig als iemand, die het voornemen heeft opgevat in een bank het misdrijf van 317 te
plegen, zich met een auto naar die bank te begeven ‘doch die auto niet te verlaten, noch een gedraging heeft verricht welke naar haar
uiterlijke verschijningsvorm moet worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van dat voorgenomen misdrijf’.

’t Hart signaleert in zijn noot daaronder dat de HR ‘laverend tussen de Scylla van subjectieve theorieën’ en ‘Charybdis van objectieve
theorieën’ in de loop van zijn rechtspraak over het algemeen een gematigd objectief standpunt heeft ingenomen. Omdat de
omschrijvingen van de gronddelicten zeer verschillend kunnen zijn, kunnen ook de concrete beslissingen ver uit elkaar liggen.

Het criterium van de uiterlijke verschijningsvorm staat er overigens, niet aan in de wet dat soms bepaalde eerst achteraf bekend
geworden gegevens kunnen en mogen bijdragen aan het oordeel dat sprake is van een begin van uitvoering van het voorgenomen
misdrijf. Soms is aan een gedraging ‘visueel’ nu eenmaal niet of nauwelijks iets te ontwaren dat duidt op een specifiek misdrijf. In
dergelijke gevallen lijkt vooral beslissend hoever de desbetreffende gedragingen zijn gevorderd in de richting van de voltooiing van het
voorgenomen misdrijf.

 Videorecorder-arrest: oordeelde de HR dat de desbetreffende situatie naar de uiterlijke verschijningsvorm een poging tot
misdrijf opleverde, in casu tot oplichting. Twee mannen hadden vanuit een auto een passant aangesproken en met deze over
de aankoop van een videorecorder gemarchandeerd. Op dat moment bevonden zich in de gesloten kofferruimte van de auto
enige dozen, die weliswaar op de buitenkant een afbeelding van een videorecorder droegen doch die met zand waren gevuld.
Naar de mening van de HR stond het feit dat de dozen toen de passant werd aangesproken voor het oog onzichtbaar waren

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller chlvdziel. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.61. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

79976 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.61
  • (0)
  Add to cart