Nyenrode Business Universiteit (Nyenrode)
Premaster Accountancy
Auditing Theory
All documents for this subject (29)
Seller
Follow
dennisvaas
Content preview
Coll2 – Vaas - 17477352
Jensen – ‘Theory of the firm’
In het wetenschappelijk artikel ‘theory of the firm: Managerial behavior, agency costs and
ownership structure’ van Jensen en Meckling (1976) wordt onderzoek gedaan om een theorie te
ontwikkelen met betrekking tot de eigendomsstructuur van een bedrijf. Deze theorie wordt
ontwikkeld door in te gaan op de agency theorie, de theorie van eigendomsrechten en de theorie
van financiering. De theorie met betrekking tot de eigendomsstructuur van een onderneming
dient hulp te bieden om een tiental zaken uit te kunnen leggen. Een van deze tien zaken betreft
een uitleg waarom een ondernemer of manager van een bedrijf met een mix in de financiële
structuur, met andere woorden de verhouding vreemd vermogen/eigen vermogen, ervoor kiest
om een set van activiteiten uit te voeren waarbij de totaalwaarde van de onderneming lager is dan
wanneer de ondernemer over alle aandelen zou beschikken. Ik vind het overigens wel verwarrend
dat meteen wordt begonnen met een tiental onderdelen waarop de ontwikkelde theorie antwoord
op kan bieden. Het komt op mij in eerste instantie namelijk niet erg overtuigend over als een
onderzoek antwoord kan bieden op zoveel verschillende zaken.
Dit wetenschappelijk artikel is relevant, omdat het inzicht verschaft in de problematiek rondom
agency, waarbij agent (management) en principaal (aandeelhouder) beide zoveel mogelijk
rendement willen creëren voor zichzelf. Het onderzoek is dan ook geschreven vanuit het
agentperspectief. Ook gaat het artikel in op de wijze waarom managers handelen naarmate zij
aandelen bezitten in een bedrijf.
Tijdens het artikel wordt gebruik gemaakt van de term ‘agency costs’. Deze term wordt
gedefinieerd als het totaal van de uitgaven voor toezicht door de opdrachtgever/aandeelhouder
(principaal), de uitgaven door de manager/ondernemer (agent) en de resterende kosten (residual
costs).
Jensen beschrijft dat de ‘Agency costs’ zich voordoen in iedere situatie waarin
samenwerkingsverbanden door twee of meer mensen worden aangegaan, hoewel er geen
duidelijk relatie is tussen de principaal en de agent. Hiermee beschrijft hij dat zijn definitie nauw
samenhangt met de theorie uit het artikel van Alchian en Demsets (1972).
In figuur 1 wordt de waarde van een onderneming en het niveau van niet-geldelijke
voordelen/beloningen weergegeven in een grafiek. Ik vind deze grafiek (net als grafiek 2) erg
onoverzichtelijk, omdat het moeilijk volgen is welke lijn nu waar naartoe loopt en wat dit dan
zegt. Hiervoor heb ik de sheets uit de webcast gebruikt, omdat hierin maar één lijn is opgenomen
als voorbeeld waardoor het geheel overzichtelijker wordt. Uit figuur 1 blijkt dat de marktwaarde
van een onderneming het hoogst is wanneer de eigenaar alle aandelen bezit. Ook blijkt dat
wanneer de eigenaar niet alle aandelen bezit, de waarde van het bedrijf lager wordt. Hieruit wordt
geconcludeerd dat enkel wanneer de eigenaar alle aandelen bezit, hij een maximale bedrijfswaarde
nastreeft.
In figuur 2 wordt een link weergeven die lijkt op die van figuur 1, maar waarbij niet enkel wordt
gekeken naar de waarde van een bedrijf. Hierbij worden ook investeringen meegenomen. Uit de
figuur is af te leiden dat wanneer de manager/eigenaar alle aandelen bezit de waarde van de
investeringen het hoogst zijn. Hieruit is dus hetzelfde af te leiden als uit figuur 1; de manager
streeft niet de maximale investeringswaarde na wanneer hij niet alle aandelen bezit. Wanneer je
het vanuit de andere kant bekijkt kun je dus ook zeggen dat het een negatief effect heeft op de
waarde van de investeringen wanneer de manager/eigenaar niet alle aandelen bezit.
, Tabel 4 beschrijft geeft het effect van ‘monitoring’ en ‘bonding’ weer. Ik begrijp echter niet echt
hoe ik deze tabel moet interpreteren en kan derhalve geen conclusie trekken over de rol van deze
activiteiten. In de conclusie is echter te lezen dat wanneer activiteiten als ‘monitoring’ en
‘bonding’ worden ingezet, dit een positief effect heeft op de totale agency kosten, maar dan zie ik
alsnog niet de logica hoe ik dat uit tabel 4 kan afleiden.
Zoals ik eerder in deze analyse heb aangegeven vind ik het een zwak punt dat de grafieken in de
tabellen niet duidelijk zijn weergegeven. Ze bevatten veel lijnen die door elkaar heen lopen,
waardoor het onoverzichtelijk wordt en moeilijker om de verstrekte informatie te interpreteren.
Dit vind ik zonde, want op die manier wordt een wellicht kwalitatief goed stuk onderzoek voor
mijn gevoel een beetje teniet gedaan.
Hetgeen ik wel goed gedaan vind in dit wetenschappelijk onderzoek is de opzet van het
onderzoek. Er is op een gestructureerde wijze gewerkt en duidelijk aangegeven wat voor aspecten
in welk gedeelte van het artikel wordt besproken. Hierdoor wordt direct een duidelijke structuur
neergezet zodat de opbouw beter te volgen is.
Vragen waar ik na het lezen van de eerste twee onderdelen van dit artikel wel nog vragen op heb
is hoe ik de grafiek uit tabel 4 moet interpreteren/lezen? Ook is het voor mij niet helemaal
duidelijk wat er nu precies valt onder niet geldelijke beloningen? (Waar moet ik dan aan denken?
Betreft dit gewoon een auto van de zaak etc.?)
De angelo ‘Auditor size and audit quality’
In dit wetenschappelijk artikel wordt ingegaan om de relatie tussen de grootte van een
accountantskantoor en de kwaliteit van de accountantscontrole. Regelgevers en kleine
accountantskantoren (met kleine accountantskantoren worden niet big 8 kantoren bedoeld)
beweren dat de omvang van een accountantskantoor geen invloed heeft op de auditkwaliteit en
daarom irrelevant is bij de keuze van een klant voor een accountant. Hierbij wordt de theorie van
Arnott en Danos (1979) gebruikt. Zij zijn het eens met de regelgevers en kleine
accountantskantoren en stellen dat zolang overal dezelfde professionele normen en kwalificaties
aanwezig zijn én worden gehandhaafd, er geen onderscheid in controlekwaliteit zal zijn tussen big
8 en niet big 8 accountantskantoren.
Daarnaast wordt de relevantie van het artikel aangehaald via the American Institute of Certified
Public Accountants (AICPA). Zij hebben een comité opgericht dat hetzelfde probleem stelt als
Arnott en Danos, namelijk dat accountantskantoren worden gekozen op basis van
kantoorgrootte, terwijl hierin geen onderscheid zal zitten.
De Angelo beweert echter in dit artikel het tegenovergestelde. Hij beweert dat auditkwaliteit wél
afhankelijk is van de omvang van een accountantskantoor, ook al beschikken de kantoren over
dezelfde technische mogelijkheden. Kantoren met meer klanten zouden volgens hem meer te
verliezen hebben waardoor auditkwaliteit verhoogd wordt.
De hypothese in dit wetenschappelijk onderzoek is dan ook:
“Hoe groter het accountantskantoor, hoe hoger de controlekwaliteit”
Hierin wordt controlekwaliteit gedefinieerd als de gezamenlijke waarschijnlijkheid/kans dat een
accountant zowel een fout in de boekhouding van de klant ontdekt én deze onjuistheid
rapporteert. De waarschijnlijkheid waarover hierin wordt gesproken zou afhangen van de
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller dennisvaas. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.18. You're not tied to anything after your purchase.