Problemen in: Deze problemen lijken niet te verklaren uit:
- Gesproken taal - Lage intelligentie
- Lezen en schrijven - Neurologische stoornissen
- Aandacht - Familiaire achtergrond, niet erfelijk
- Motorische vaardigheden - Inadequate scholing
Wat weten we:
- Zonder adequate behandeling ontgroeien veel van de kinderen waarover we ons vandaag zorgen maken, hun
motorische problemen niet.
- Zonder adequate behandeling kunnen de motorische problemen een groot effect hebben op de opvoeding,
het sociaal- en emotionele functioneren, etc.
- Hoewel sommige kinderen spontaan verbeteren en andere niet, is het niet te voorspellen wie tot welke
categorie hoort.
Prevalentie:
- De prevalentie van DCD is 5-20% (meest genoemd 5%)
- Jongens 2-7x meer dan meisjes
DCD:
- Binnen de kinderrevalidatie Nederland in 1998 op 1e beleidsconferentie in Groningen gekozen voor
Developmental Coordination Disorder
- Hiermee aansluiten op de internationale consensus bijeenkomst van onderzoekers en praktijkmensen in
Londen in 1994.
- DCD is afkomstig uit de DSM-V (OUDE VERSIE!)
• Criterium A:
▪ Het verwerven en uitvoeren van gecoördineerde motorische vaardigheden verloopt aanzienlijk
onder het niveau dat verwacht mag worden gezien de kalenderleeftijd van de betrokkene en de
mogelijkheden om de vaardigheden te leren en te gebruiken. De moeilijkheden komen tot uiting in
onhandigheid (zoals dingen laten vallen of ergens tegenaan botsen), en een trage en
onnauwkeurige uitvoering van motorische vaardigheden (zoals iets vangen, gebruik van een schaar
13
of bestek, schrijven, fietsen of sporten).
• Criterium B:
▪ De deficiëntie in motorische vaardigheid van criterium A vormt een significante en persisterende
belemmering bij algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL) passend bij de kalenderleeftijd
(zoals zelfverzorging en voorziening in levensonderhoud), en hebben invloed op de
schoolprestaties, voorbereidende beroepsactiviteiten, beroepsactiviteiten, vrijetijdsbesteding en
spel.
• Criterium C:
▪ De symptomen beginnen in de vroege ontwikkelingsperiode.
• Criterium D:
▪ De deficiënties in de motorische vaardigheden worden niet beter verklaard door een verstandelijke
beperking (verstandelijke-ontwikkelingsstoornis) of visusstoornis, en kunnen niet worden
toegeschreven aan een neurologische aandoening die invloed heeft op beweging (zoals cerebrale
parese, spierdystrofie, een degeneratieve stoornis).
1
, Afwijkende ontwikkeling, T2
Landelijke stuurgroep & werkgroep paramedici DCD:
- Samengesteld uit vooraanstaande onderzoekers op het gebied van DCD
- DOEL: consensusvorming m.b.t. de diagnostiek en behandeling van kinderen met DCD
- MISSIE: ontwikkelen van eenduidige visie m.b.t. het diagnosticeren en behandelen van kinderen met DCD in
Nederland, gebaseerd op ervaringen en gerelateerd aan evidence
- Uitwisselen expertise
- Komen tot consensus m.b.t. de behandelinhoud binnen de kinderrevalidatie
Besluit na 2013:
- Criterium A:
• De totaalscore op de Movement ABC-2 ligt op of beneden standaardscore 7 (16de percentiel) of de
score op een van de drie componenten van de Movement ABC-2 ligt op of beneden standaardscore 5
(5de percentiel).
- Criterium B:
• Uit de hulpvraag moet blijken dat de aandoening de schoolse prestaties of de algemene dagelijkse
activiteiten voortdurend en in belangrijke mate beïnvloedt. Dit is ter beoordeling aan de medisch
specialist of profielarts die hiertoe geschoold en competent is (kinderrevalidatiearts, kinderarts,
jeugdarts, kinderneuroloog, kinderpsychiater). Met alleen de aanmelding bij een interprofessioneel
team is nog niet voldaan aan dit criterium. De motorische vragenlijsten: Coördinatie Vragenlijst voor
Ouders (CVO, is NL-vertaling van DCD-Q) en Groninger Motoriek Observatieschaal (GMO) worden
gebruikt voor aanvullende informatie over functionele problemen thuis en op school.
- Criterium C:
• Het criterium “De symptomen beginnen zich tijdens de vroege ontwikkeling te manifesteren” is (nog)
niet geoperationaliseerd.
- Criterium D:
• De aandoening is niet het gevolg van een medische conditie volgens de resultaten van een medisch-
neurologisch onderzoek. Diagnose kan alleen gesteld worden door een medisch specialist of profielarts
die hiertoe geschoold en competent is (kinderrevalidatiearts, kinderarts, jeugdarts, kinderneuroloog,
kinderpsychiater). Voorafgaand aan de diagnose moet onderzoek plaatsvinden naar: algemene
lichamelijk conditie (motoriek, neurologie, visus), communicatieve vaardigheden, IQ (alleen indien
twijfel over IQ, IQ test afnemen), gedrag (CBCL/TRF), sociale omstandigheden.
De diagnose kan niet gesteld worden als het verbaal- en/of performaal IQ op of beneden de 70 valt op
een individueel afgenomen, gestandaardiseerde intelligentietest. Verondersteld mag worden dat het IQ
boven de 70 valt, wanneer een kind in het regulier onderwijs zit en niet gedoubleerd heeft en er geen
andere twijfel bestaat over het intelligentieniveau (bijvoorbeeld via leerlingvolgsysteem).
Secundaire problematiek en co-morbiditeit:
- Secundaire problematiek ‘low perceived competence”, “verkeerde” attributiestijl, faalangst,
depressiviteit, clownesk-, teruggetrokken- of agressief gedrag.
- Co-morbiditeit ADHD, leerstoornissen, dyslexie, AS/PDD-NOS
- Paradox het bestaan van verschillende diagnoses impliceert dat elke diagnose een
afzonderlijke klinische entiteit vormt.
Diagnostiek binnen een revalidatie setting - wijze:
2
, Afwijkende ontwikkeling, T2
Visual Motor Integration test 5th. ed.:
- Visuele perceptive
- Motorische productie
- Visuomotorische integratie
- 10-15 min
- Leeftijd 2-100 jaar
COPM (Canadian Occupational Performance Measure):
Semi gestructureerd interview:
- In welke activiteiten ervaar je problemen gedurende een gemiddelde dag
- Welke activiteiten zou je willen kunnen uitvoeren die je nu niet uitvoert?
- Hoe Belangrijk is deze activiteit voor jou? (0-10)
- Kind en/of ouder kiest de top 5.
- Hoe goed voer je de activiteit nu uit? (0-10)
- Hoe tevreden ben je over deze uitvoering? (0-10)
PACS (Pediatric Activity Cards Sort) “Foto interview”:
- Komt het kind de betreffende activiteit in zijn eigen leven tegen?
- Zou het in deze activiteit willen verbeteren?
- Hoe tevreden is het kind over de huidige uitvoering van de activiteit?
- Hoe belangrijk is het voor het kind om deze activiteit zelfstandig uit te kunnen voeren?
ICF: Dynamische systeemtheorieën:
Model van Actie:
Een procesmodel.
Alles is tegelijkertijd bezig en speelt op
elkaar in.
Alle processen die benoemd worden, zijn
allemaal even belangrijk.
Eenheden: de manier waarop de processen
worden uitgedrukt.
Inperkingen: factoren die jouw handelingen
beïnvloeden.
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Juull39. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.88. You're not tied to anything after your purchase.