Hoofdstuk 1 Inleiding
§1.1 Inleiding
Omzetbelasting: een belasting ter zake van ‘omzet’, d.w.z. een belasting in verband met de
overdracht van materiële en immateriële goederen.
§1.2 Ontwikkeling van de omzetbelasting in vogelvlucht
§1.3 Rechtskarakter van omzetbelasting
Een omzetbelasting belast de overdracht van producten op hun weg van producent naar
consument. Soms worden ook diensten in de heffing betrokken. De reden waarom de
overdracht van goederen of diensten wordt belast, ook wel aangeduid als het rechtskarakter
van de belasting, kunnen verschillend zijn. Globaal gesproken kan een omzetbelasting het
rechtskarakter hebben van een verkeersbelasting, van een productiebelasting en van een
verbruiksbelasting.
§1.4 Verkeersbelasting
De omzetbelasting wordt wel gekarakteriseerd als een verkeersbelasting, omdat deze
aangrijpt bij rechtshandelingen.
Deze belasting betrekt bepaalde handelingen die in het rechtsverkeer plaatsvinden in de
heffing. Wat betreft de omzetbelasting, wordt er gesteld dat deze belasting aangrijpt bij
juridische handeling en daardoor altijd (ook) een verkeersbelasting is. Hierbij duidt de term
verkeersbelasting op een heffingstechniek. Wanneer er wordt gesproken van het
rechtskarakter verkeersbelasting, wordt de levering van goederen belast, omdat het de
bedoeling van de wetgever is een bepaalde rechtshandeling als zodanig tot belastingobject
te maken. De handeling die in het rechtsverkeer plaatsvindt staat binnen een
verkeersbelasting op de voorgrond. Het karakter en de bestemming van de prestatie of het
geleverde goed staan op de achtergrond.
§1.4.1 Rechtshandeling als heffingsobject
Een verkeersbelasting betrekt in bepaalde handelingen die in het rechtsverkeer plaatsvinden
in de heffing. Aangezien elke omzetbelasting aangrijpt bij juridische handelingen, bv de
levering van goederen, wordt wel gesteld dat een omzetbelasting altijd (ook) een
verkeersbelasting is. De rechtshandeling is niet meer dan een aanknopingspunt om een
ander doel te bereiken en niet omdat men vindt dat die handeling zich als zodanig leent als
object voor de belastingheffing. Dat laatste is wel het geval bij een belasting met het
rechtskarakter van een verkeersbelasting. In een zodanige verkeersbelasting wordt de
rechtshandeling belast omdat het de bedoeling van de wetgever is die bepaalde
rechtshandeling als zodanig tot belastingobject te maken.
§1.4.2 De kenmerken van een verkeersbelasting
Binnen een verkeersbelasting staat de handeling die in het rechtsverkeer plaatsvindt op de
voorgrond. Een verkeersbelasting is een objectieve belasting in optima forma. Als de
rechtshandeling plaatsvindt, wordt de belasting geheven. Het karakter van de onderliggende
prestatie staat op de achtergrond, evenals de bescherming ervan. Het objectieve karakter
van een verkeersbelasting brengt ook met zich dat vrijstellingen en tariefdifferentiaties in
beginsel een strikt objectief karakter hebben.
§1.5 Productiebelasting
,De omzetbelasting die wij in de EU (en dus ook NL) kennen, kan niet als een
productiebelasting worden aangemerkt, omdat deze juist niet beoogt ondernemers te
belasten. De productie vormt bij deze belasting het object van de heffing. De ondernemer
wordt in de heffing van de belasting betrokken, omdat hij profijt heeft van bepaalde
overheidsuitgaven. Een productiebelasting heeft een subjectief en een direct karakter. De
vrijstellingen en andere tariefdifferentiaties zijn in beginsel gebonden aan het subject. Een
productiebelasting wordt geheven volgens het oorsprongslandbeginsel.
§1.5.1 Productie als heffingsobject
De productie vormt het object van de heffing. Een productiebelasting berust op de gedachte
dat door de overheid gedane uitgaven die het bedrijfsleven duidelijk ten goede komen van
de ondernemers kunnen worden teruggevorderd (bv aanleg van goede infrastructuur
waardoor de vervoerskosten van bepaalde ondernemers worden gedrukt). Een
productiebelasting berust dus op het profijtbeginsel (Volgens het profijtbeginsel moet
iemand die profijt (voordeel) heeft van een voorziening er ook voor betalen.). D.m.v. een
dergelijke belasting beoogt men te bereiken dat de prijs die de consument voor het goed
moet betalen uiteindelijk overeenkomt met het totaal van de kosten die gemaakt zijn om het
product te vervaardigen.
§1.5.2 De kenmerken van een productiebelasting
In een productiebelasting wordt een ondernemer in de heffing van belasting betrokken
omdat hij profijt heeft van bepaalde overheidsuitgaven. De belastingschuldige en de
belastingdestinataris (voor wie de druk bestemd is) vallen bij een dergelijke belasting samen.
Een productiebelasting heeft dan ook een subjectief en direct karakter.
Het subjectieve karakter brengt met zich mee dat vrijstellingen en (andere)
tariefdifferentiaties in beginsel gebonden zijn aan het subject (ondernemer en producent).
Het gaat bij productiebelasting niet om de geproduceerde goederen en diensten, maar om
de persoon van de ondernemer. Het ligt voor de hand dat binnen de productiebelasting de
desbetreffende ondernemer hetzij lager wordt belast, hetzij wordt vrijgesteld. Een
productiebelasting behoort te worden geheven in en ten goede te komen aan het land waar
de goederen vandaan komen (oorsprongslandbeginsel).
§1.6 Verbruiksbelasting
De omzetbelasting, in de vorm van een btw, zoals die thans wordt geheven, wordt aangeduid
als een (algemene) verbruiksbelasting.
De omzetbelasting die in Nederland en elders in de EU geheven wordt is een vorm van
verbruiksbelasting. Deze belasting beoogt het verbruik van goederen en diensten in de
heffing te betrekken. Er wordt algemeen aangenomen dat het belasten van ‘productief
verbruik’ niet in een verbruiksbelasting thuishoort. Slechts het consumptieve verbruik wordt
belast. Een verbruiksbelasting is het best te omschrijven als een belasting die de consumptie
beoogt te belasten en dat doet door de besteding als maatstaaf van die consumptie te
hanteren. De heffing van een verbruiksbelasting vindt altijd op indirecte wijze plaats,
namelijk bij degene bij wie de consument zijn bestedingen doet. De omzetbelasting die op
basis van de Btw-richtlijn in de EU wordt geheven is ook een indirecte verbruiksbelasting: de
heffing vindt plaats ter zake van leveringen en diensten die door ondernemers worden
verricht.
§1.6.1 Consumptie(ve) uitgaven in de heffing
, Een verbruiksbelasting beoogt het verbruik van goederen en diensten in de heffing te
betrekken. Algemeen wordt aangenomen dat het belasten van ‘productief verbruik’ niet in
een verbruiksbelasting thuishoort. Een verbruiksbelasting beoogt derhalve (slechts) het
consumptieve verbruik te belasten.
Tuk heffing op het verbruik van goederen en diensten door particulieren
Duitse literatuur heffing om op inkomensaanwendingen voor consumptieve doeleinden
Reugebrink en Sullivan bestedingsbelasting
Verbruiksbelasting = belasting die de consumptie beoogt te belasten en dat doet door
besteding als maatstaf van die consumptie te hanteren.
§1.6.2 Directe of indirecte verbruiksbelasting
Direct van de consument die de besteding heeft gedaan en die de belastingdestinataris is.
Indirect Heffing van een verbruiksbelasting vindt altijd op indirecte wijze plaats, namelijk
bij degene bij wie de consument zijn bestedingen doet
EU zij wordt geheven ter zake van leveringen en goederen en diensten die door
ondernemers worden verricht. In juridische zin is dan ook zeker sprake van een indirecte
belasting.
§1.6.3 Algemene en bijzondere verbruiksbelasting
- Een algemene verbruiksbelasting (zoals Europese omzetbelasting) betrekt in beginsel
alle bestedingen van de consument in de heffing.
- Bijzondere verbruiksbelasting: belasten alleen de bestedingen voor bepaalde
goederen. Belastingen op bepaalde producten (tabak, alcohol, oliën) die doorgaans
als accijnzen worden aangeduid, zijn als bijzondere verbruiksbelastingen te
beschouwen.
1. Algemene verbruiksbelastingen
a. Algemene indirecte verbruiksbelasting (bv Nederlandse omzetbelasting)
b. Algemene directe verbruiksbelasting (in de praktijk niet geheven)
2. Bijzondere verbruiksbelastingen
a. Bijzondere indirecte verbruiksbelasting (accijnzen)
b. Bijzondere directe verbruiksbelasting (in nl n.v.t., tenzij men de gemeentelijke
onroerendezaakbelastingen als bijzondere directe verbruiksbelastingen zou
willen zien.)
§1.6.4 De kenmerken van een verbruiksbelasting
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Isa777. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.94. You're not tied to anything after your purchase.