100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting DB1 $11.43   Add to cart

Summary

Samenvatting DB1

 4 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Samenvatting boek DB1

Preview 4 out of 59  pages

  • November 7, 2023
  • 59
  • 2023/2024
  • Summary
  • Unknown
avatar-seller
Hoofdstuk 0 Algemeen
§0.1 Theorie van de inkomstenbelasting
§0.1.1 Rechtsgrond
De rechtsgrond van een belasting wordt gevormd door de motieven die ten grondslag liggen
aan de plaats en de functie die de belasting binnen het belastingstelsel inneemt. Daarbij wordt
niet de afzonderlijke heffing als zodanig beoordeeld, maar wordt onderzocht in welke mate
die heffing past bij het doel en de strekking van het belastingstelsel als geheel. Een
belastingtheorie geeft aan waarop het recht van de overheid om belasting te heffen berust, en
welke beginselen als uitgangspunt moeten worden genomen bij het opbouwen van een
evenwichtig belastingstelsel. Het draagkrachtbeginsel wordt beschouwd als leidend beginsel,
voor de verdeling van de belastingdruk over de belastingplichtigen. Het draagkrachtbeginsel
is een uitvloeisel van het gelijkheidsbeginsel; gelijke gevallen dienen gelijk te worden
behandeld, dan wel ongelijke naarmate van hun ongelijkheid.

Een kenmerkende moeilijkheid van een draagkrachtheffing betreft de vormgeving van de
tariefstructuur. Cruciaal is de grensnuttheorie als uitgangspunt. Op grond van deze theorie
heeft inkomen een afnemend marginaal nut, zodat iedere volgende euro inkomen in mindere
mate bijdraagt aan de behoeftebevrediging.

Aantasting draagkrachtbeginsel:
- De beperking van de mogelijkheid tot aftrek van verwervingskosten
o De kosten die noodzakelijk zijn voor het verwerven van inkomen vormen
immers een draagkrachtbeperkende factor
- De inkomensafhankelijkheid van heffingskortingen
o De algemene heffingskorting en de arbeidskorting dalen naarmate het inkomen
hoger is.
- Belastingontwijking en -ontduiking
o Daarbij vindt geen hogere belastingafdracht plaats, terwijl men wel aanspraak
kan blijven maken op inkomensondersteuning
Gelet op al deze verstorende factoren is het meten van draagkracht feitelijk onmogelijk en
verliest ook een herverdelingsaspect van het tarief grotendeels zijn doel.

In een synthetisch stelsel worden de verschillende inkomenstensoorten samengevoegd en
gezamenlijk tegen een tarief belast. In een analytisch stelsel daarentegen worden de
afzonderlijke bestanddelen van het inkomen onderworpen aan afzonderlijke heffingsregimes.

§0.1.2 Het inkomensbegrip
A. Algemeen
Belasting wordt geheven over de genoten belastbare inkomens uit werk en woning,
aanmerkelijk belang en sparen en beleggen, maar die oplossing van inkomenscategorieën
biedt geen inzicht in de criteria op grond waarvan bepaalde inkomsten tot het inkomen
moeten worden gerekend.

,Vijf belangrijkste inkomenstheorieën:
 Verbruikstheorie
 Het inkomen bestaat uit al hetgeen dat kan worden verteerd zonder te verarmen.
Hierbij blijft derhalve uitsluitend het basisvermogen buiten de heffing en kan een zeer
ruim inkomensbegrip worden bereikt.

 Periodiciteitstheorie
 Hierbij vormt de continuïteit (periodiciteit) het onderscheidende criterium van
inkomen. Van inkomen is slechts sprake als het voordeel een duurzaam karakter heeft,
in die zin dat de mogelijkheid van herhaling aanwezig moet zijn. Incidentele
inkomsten vallen daardoor buiten het inkomensbegrip.

 Bronnentheorie
 Hanteert de oorzaak van het voordeel als maatstaf. Om als inkomen te kwalificeren
dient het voordeel afkomstig te zijn uit een permanente bron.
 Scherp onderscheid tussen bron en haar opbrengst
 Overeenkomst met verbruikstheorie: doordat de bron zelf in stand blijft, kan de
opbrengst van de bron immers worden verteerd.
 Verband met de periodiciteitstheorie omdat het permanente van de bron kan worden
geassocieerd met het periodieke. Die vergelijking gaat echter mank indien uit een
permanente bron een incidenteel voordeel wordt genoten.

 Productiviteits- en opbrengsttheorie
 Sluiten aan bij de oorzaak van het voordeel, maar eisen een sterker verband. Op grond
van deze theorieën kan inkomen namelijk uitsluitend ontstaan door deel te nemen aan
de productie. Voor inkomen is derhalve economische activiteit vereist.

 Vermogensvergelijkings- of vermogensvermeerderingstheorie
 Niet aangesloten bij de bestemming, de regelmatigheid of de oorzaak van het
voordeel. Het inkomen bestaat uit de vermogenstoename die wordt geconstateerd bij
vergelijk van het begin- en eindvermogen.

De inkomenstheorieën hebben als nadeel dat ofwel hun criteria niet scherp genoeg zijn om tot
een voldoende afgebakend inkomensbegrip te komen, ofwel het geformuleerde
inkomensbegrip afwijkt van wat maatschappelijk onder inkomen wordt verstaan.

B. Bronnentheorie
Het Nederlandse inkomstenbelasting is steeds gebaseerd op de bronnentheorie. Ook in de wet
IB 2001 speelt het bronnenstelsel nog een (beperkte) rol. Het uitgangspunt van deze theorie is
dat er slechts sprake is van inkomen indien het genoten voordeel afkomstig is uit een
permanente bron van inkomen; er is geen inkomen zonder bron. Om van een bron te kunnen
spreken moet cumulatief aan de volgende voorwaarden worden voldaan:
- Deelname aan het economische verkeer
o Dient ter afbakening tussen de privésfeer en de belaste sfeer.
- De belastingplichtige moet het behalen van een voordeel beogen
- Het voordeel moet redelijkerwijs kunnen worden verwacht

,Doordat de bronvraag voorafgaat aan de vaststelling van het inkomen, hoeft bij de
beoordeling van het te verwachten voordeel geen rekening te worden gehouden met eventuele
fiscale normen voor aftrek of vergoeding van kosten. Voor de aanwezigheid van een bron is
immers niet bepalend of naar fiscale maatstaven een positief inkomen kan worden verwacht,
maar of naar maatschappelijke normen en positief inkomen haalbaar is. Een vergoeding die
naar fiscale maatstaven bovenmatig is hoeft naar maatschappelijke opvattingen niet als
voordeel te kwalificeren; ondanks de fiscale bovenmatigheid is in dat geval geen sprake van
een bron.

Een tweede nuancering van het uitgangspunt dat alle met een bron behaalde voordelen belast
zijn, betreft het onderscheid tussen de bron en de daaruit voortvloeiende voordelen. De
bronnentheorie gaat er namelijk van uit dat de bron intact blijft en dat slechts de met die bron
behaalde voordelen worden belast. Voordelen die worden behaald met de vervreemding van
de bron zelf leiden derhalve niet tot het constateren van inkomen.

C. Vermogensvergelijkingstheorieën
Het bronnenstelsel slaagt er niet in om beleggers in gelijke mate in de heffing te betrekken.
Om die reden is veelvuldig gepleit om het fiscale inkomensbegrip geheel of gedeeltelijk te
baseren op een vermogensvergelijkingstheorie (vermogensvermeerderingstheorie). Het
inkomen bestaat uit de vermogenstoe- of afname die wordt geconstateerd bij vergelijking van
het begin- en het eindvermogen. Gelet op dat uitgangspunt kunnen 2 varianten worden
onderscheiden: de vermogensaanwasbelasting en de vermogenswinstbelasting. Bij de
vermogensaanwasbelasting vindt heffing plaats over de waardestijging van de
vermogensbestanddelen die zich in een bepaalde periode heeft voortgedaan. Een belangrijk
nadeel daarbij is dat de heffing onafhankelijk is van de realisatie van die aanwas. Daardoor
bestaat het risico dat de belastingplichtige onvoldoende liquiditeiten beschikbaar heeft om de
belasting te voldoen. Bovendien vereist een vermogensaanwasheffing een andere afbakening
van het inkomensbegrip. Een belangrijk praktisch probleem van een aanwasheffing betreft de
periodieke waardering van de vermogensbestanddelen; zonder vervreemdingsopbrengst is
waardering immers niet steeds eenvoudig. Bij een vermogenswinstbelasting doet dat
probleem zich niet voor, omdat daarbij slechts wordt geheven ter zake van de vervreemding
van het vermogensbestanddeel. Het eerdergenoemde liquiditeitsprobleem speelt daardoor
evenmin. Een veelgenoemd nadeel van een vermogenswinstbelasting is het lock-in-effect;
doordat heffing plaatsvindt bij realisatie kan de belastingplichtige geneigd zijn het
vermogensbestanddeel minder snel te vervreemden dan zonder een vermogenswinstbelasting
het geval zou zijn. Bij een vermogensaanwasheffing doet dat effect zich niet voor.

Naast de reeds genoemde aspecten kleven aan een op een vermogensvergelijkingstheorie
gebaseerde heffing nog andere bezwaren:
1. De invloed van de inflatie. De inflatiecomponent zou buiten de heffing kunnen blijven
door een inflatiecorrectie toe te passen, doch omwille van de uitvoerbaarheid zou
daarbij een algemene correctie moeten plaatsvinden i.p.v. specifieke correcties per
vermogensbestanddeel.
2. De vrees dat de vermogensvergelijkingstheorie een vrijwel onbeperkte aftrek van
verliezen mogelijk maakt

, D. Het inkomenssubject
Voor de belastingheffing van gehuwde personen zijn 4 uitgangspunten mogelijk:
1. Het samenvoegingsstelsel
a. Onder dit stelsel wordt de draafkracht in beginsel individueel bepaald, maar
worden die individuele inkomens vervolgens volledig toegerekend aan een der
partners.
b. Nadeel; progressief tarief is sterk voelbaar

2. Het gezinsstelsel
a. Hierbij vormt het gezin het inkomenssubject en wordt de draagkracht dus op
gezinsniveau bepaald. Het uitgangspunt hierbij is derhalve de
gelijkwaardigheid van de huwelijkspartners. Doordat al het gezinsinkomen
wordt samengeteld en vervolgens belasting wordt betaald alsof er een
belastingplichtige is, verschilt de uitwerking van dit stelsel niet van het
samenvoegingsstelsel.
b. Nadeel: de samenvoeging van de partnerinkomens de invloed van het
progressieve tarief versterkt.

3. Het individuele stelsel
a. Kent een strikt individuele benadering en belast de huwelijkspartners derhalve
alsof zij ongehuwd zijn. De invloed van het huwelijk op de draagkracht van de
partner wordt daardoor volledig genegeerd. Dit kan tot toerekeningsproblemen
leiden m.b.t. vermogensinkomsten die in de huwelijksgemeenschap vallen.

4. Het splitsingsstelsel
a. Eveneens gebaseerd op de fiscale zelfstandigheid van de partners, doch kent
een andere benadering dan het individuele stelsel.
b. Niet de bijdrage van de partners aan het gezinsinkomen relevant, doch wordt
het gezinsinkomen over hen verdeeld naar de mate waarin zij het genieten
(ieder de helft)

§0.1.3 Persoonlijke omstandigheden
In de inkomstenbelasting wordt de draagkracht niet afgemeten aan het inkomen, maar mede
aan de persoonlijke omstandigheden van het subject. Anders dan m.b.t. het inkomensbegrip,
ontbreekt er voor de afbakening van de in aanmerking te nemen persoonlijke aspecten echter
een theoretisch kader. De desbetreffende omstandigheden hebben slechts als
gemeenschappelijk kenmerk dat zij geen inkomensverwervende karakter hebben en dat zij een
draagkrachtverminderend effect hebben.

§0.1.4 Samenhang met andere heffingen
-

§0.2 Geschiedeins van de Nederlandse inkomstenbelasting
-

§0.3 De Wet IB 2001
§0.3.1 De Verkenning

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Isa777. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $11.43. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

62890 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$11.43
  • (0)
  Add to cart