PSYCHOLOGIE
Op examen geen open vragen! Allemaal meerkeuze!
HOOFDSTUK 1: PSYCHOLOGIE ALS WETENSCHAP
Verschillende stromingen: verschillende kijk op de mens
Diverse stromingen van 19e eeuw tot nu
Eerste helft vorige eeuw: psychodynamische theorie vs behaviorisme
Gevolgd door stromingen die er los van stonden
Eind van de eeuw
Nieuwe stromingen die verder aan de slag gaan met bouwstenen uit eerdere stromingen
Evidence based
1. KENMERKEN VAN WETENSCHAP
Domein
Domein van de psychologie is de mens met zowel zijn innerlijke psyche als zij gedragingen als de
interactie met de context waarin hij leefde en leeft
Het onderwerp van een bepaalde wetenschap of discipline
Verschillende stromingen binnen de psychologie concentreren zich vaak op verschillende
onderwerpen
Behavioristen > observeerbaar gedrag
Cognitieve psychologen > hinderlijke denkpatronen
Hypothesen en theorieën
Een theorie is opgebouwd uit getoetste stellingen en inzichten, bij voorkeur causale verbanden, die
hiërarchisch zijn geordend
Systematisch en hiërarchisch ordenen v inzichten en causale verbanden over bep gebied vd
werkelijkheid
Een hypothese is een wetenschappelijke stelling die nog niet bewezen is
1. Hypothesen formuleren > 2. Hypothese aftoetsen & theorie ontw > 3. Observeren in de
samenleving > 4. hypothese onderzoeken > klopt: integreren in theorie (cyclische voortgang)
Reductie
Elke wetenschap is een vereenvoudiging van de werkelijkheid
De kracht van de wetenschappen ligt in het isoleren van deelsystemen
Proberen vh bewustzijn te vertalen nr fundamentele deelfacetten
Wnr we uitgaan v eigen ervaringen (ook met inlevingsvermogen) ontglipt de totaliteit ons
Iedere psychologische theorie faalt sowieso als ze een individuele mens wil beschrijven en verklaren,
omdat die nu eenmaal zoveel complexer is dan de theorie
Intersubjectieve overeenstemming
Intersubjectieve overeenstemming = iets is geldig of waar voor een groep mensen onderling
[NAAM VAN AUTEUR] 1
, Voorbeelden: God, ufo’s, verzinsels…
Wetenschap streeft naar intersubjectieve overeenstemming tussen diegenen die zich aan
wetenschappelijke regels houden
Formulering
Wetenschappelijke kennis is zo ondubbelzinnig en nauwkeurig mogelijk geformuleerd
Elke wetenschap beschikt over een eigen vakjargon die binnen een bepaalde theorie verankerd is
Voordeel: maken een economische en efficiënte communicatie mogelijk + geen discussie
Voortgang
Elke wetenschap evolueert
Kuhn: ontwikkeling en evolutie van een wetenschap verlopen niet homogeen
Paradigma’s volgen elkaar op en de overgangen ertussen zijn vaak bruusk (tijdsgebonden)
Paradigma = een stelsel van met elkaar samenhangende wetenschappelijke visies, theorieën
en begrippenkaders en onderzoeksmethoden (algemene overtuiging v/e ondw op dat
moment in de tijd)
Referentiekader dat bepaalt welke de belangrijke vragen zijn en hoe daarvoor een oplossing
kan worden gevonden
Elke wetenschap evolueert door een cyclische voortgang
Vertrekkend bij concreet waargenomen feiten, komt een onderzoeker tot het formuleren van
algemeen geldende hypothesen en vervolgens toetsen in onderzoeksopzetten
Daarna integreren in een theorie
Kritisch
Alle wetenschappen worden kritisch opgebouwd
Men vraagt zich af of het verzamelde feitenmateriaal niet gekleurd is door subjectieve
vooronderstellingen en verwachtingen
Volledig obj zijn is onmogelijk voorstellen aan wet forum (panel v wetenschappers)
Het is pas als men tot een intersubjectieve overeenstemming komt dat de conclusies worden
geaccepteerd binnen de wetenschap
Mensbeeld en filosofisch gedachtengoed
Elke wetenschap impliceert een mens- en wereldbeeld
Ofwel onderliggend bij het formuleren van een nieuw paradigma of vloeit als een onlosmakelijk
conclusie voort uit de opgebouwde theorieën
Onderliggende mensbeelden
Organisch mensbeeld: de mensen zien als een geheel/totaliteit waarbij de samenstellende
elementen elkaar beïnvloeden (Gestaltpsychologie en systeemdenken)
Mechanisch mensbeeld: vergelijkt de mens met een machine, samengesteld uit afzonderlijke
delen met bepaalde eigenschappen (behaviorisme)
Personalistisch mensbeeld: omschrijft mensen als uniek, mensen zijn scheppers van cultuur en
geven zelf zin aan hun bestaan (humanisme)
2. SITUERING TUSSEN DE WETENSCHAPPEN
Nomothetische en ideografische wetenschappen
[NAAM VAN AUTEUR] 2
, Nomothetisch: natuurwetenschappen zoals chemie, aardrijkskunde, fysica… Op basis van feiten,
experimenten en deductie proberen zij wetmatigheden te vinden
Doel = verklaren
Algemeen geldende regels formuleren
Ideografisch: geesteswetenschappen zoals geschiedenis, literatuurstudie…
Doel = begrijpen vd mens
Unieke en specifieke ontsluieren
Psychologie is beide, begrijpen en verklaren sluiten elkaar n uit bv gedrag v iemand verklaren mr de unieke
beleving begrijpen
3. METHODEN
De methodologie is de discipline die omschrijft aan welke spelregels moet worden voldoen om tot
betrouwbare wetenschappelijke kennis te komen
We moeten een onderscheid maken tussen mensenkennis en wetenschappelijk psychologische kennis
Wetenschappelijke kennis is verkregen via strikte onderzoeksmethoden en is meestal
betrouwbaarder, abstracter en nauwkeuriger dan mensenkennis
Mensenkennis is subjectief, waardegeladen, cultuurgebonden en niet noodzakelijk universeel
3.2 NIET-PSYCHOMETRISCHE METHODEN
Methoden die geen strikte statistische of cijfermatige onderbouw hebben
6 niet-psychometrische methoden
1. Observatie: systematisch waarnemen en registreren
Participerende observatie: als observator deelnemen aan het proces waarbinnen hij personen
observeert zonder dat proces te verstoren of slechts minimaal
2. Introspectie: innerlijke zelfwaarneming
3. Interview: meer of minder gestructureerd
Actief luisteren
Valkuil: projectie
4. Anamnese: de studie van de ontwikkeling van een bepaalde problematiek (= ontstaansgeschiedenis)
De gevals- of ontstaansgeschiedenis zoals die subjectief door de persoon is ervaren
“mijn” visie op de problematiek
Zoveel mogelijk perspectieven proberen krijgen
Altijd subjectief
5. Gevalsstudie of casestudy: een intensieve, kwalitatieve bestudering van één praktijkgeval
Globaal inzicht verkrijgen in een gegeven problematiek
Brede waaier aan methodes: medische gegevens, anamnese, vragenlijsten, interviews…
[NAAM VAN AUTEUR] 3
, Diepgaand en zeer gedetailleerd
Resultaten niet zomaar te veralgemenen
6. Projectieve technieken: projectie = persoon gaat eigen gedachten, emoties en motieven toeschrijven
aan iets of iemand buiten zichzelf
Testen: Rorschachprent, Thematische Apperceptie Test, House-Tree-Person-test
3.3 PSYCHOMETRISCHE METHODEN
Experiment
Men zoekt de mogelijke verbanden tussen variabelen
Variabele = een grootheid die kan variëren, verschillende waarden kan hebben en gemeten kan
worden (temperatuur, lengte, leeftijd, haarkleur…)
Variabele die gemanipuleerd wordt = onafhankelijke variabele
Variabele waarop de onafhankelijke variabele invloed heeft = afhankelijke variabele
Voorbeeld experiment: “Invloed van alcohol op reactietijden bij 18-25 jaar in Vlaanderen”
Populatie: 18-25-jarigen in Vlaanderen
Steekproef: minimaal 50 mensen
Taak: computersimulatie met kleuren
Variabelen variëren: de ene persoon meer alcohol geven dan de ander (ook bv Jupiler 0.0 geven)
Experimentele groep: verschillende condities (= verschillende situaties waarin een proefpersoon
kan terecht komen
Conditie 1: 2 shotjes
Conditie 2: 4 shotjes
Conditie 3: 6 shotjes
Controlegroep (= om het effect van de onafhankelijke variabele na te gaan): mensen geen alcohol
serveren maar wel de taak laten doen
De onderzoeker meet de gevolgen van de manipulatie van de onafhankelijke variabele op de
afhankelijke variabele
De waarde van de afhankelijke variabele is afhankelijk van de waarde van de onafhankelijke variabele
(als er een verband is)
Isolerende variatie = in wetenschappelijk onderzoek wil men alle omstandigheden zoveel mogelijk
gelijk houden, afgezien van de variabelen die men onderzoekt
Dubbel blind = noch de proefpersonen noch de onderzoekers mogen tijdens het experiment weten
wie in de experimentele en wie in de controlegroep zit
Correlationeel onderzoek
Men manipuleert geen variabelen
Men onderzoekt in welke mate veranderingen in de ene variabele samengaan met veranderingen in
een andere variabele
Uitgedrukt in correlatiecoëfficiënt
Positief (0 tot +1): als hoge waarden bij de ene variabele ook hoge waarden bij de andere geven
Negatief (-1 tot 0): hogere waarden voor de ene variabele en lagere waarden voor de andere
Geen correlatie (0): geen duidelijk verband
Testen
Altijd relatief en vergelijkend meten
Voorwaarden
Normering: vergelijken met scores van een vergelijkbare groep
[NAAM VAN AUTEUR] 4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller PraktijkgerichteOrthopedagogieHoGent. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.96. You're not tied to anything after your purchase.