Van Deth (2015) Psychiatrie: van diagnose tot behandeling
Hoofdstuk 1 Verkenning in het werkveld
1.1 Introductie
De psychiatrie was in de jaren ‘70 makkelijk te misleiden, zo bleek uit het experiment van Rosenhan. Rosenhan
stuurde 8 mensen naar psychiatrische ziekenhuizen die moesten doen alsof zij stemmen hoorden. Al deze
ziekenhuizen trokken de conclusie dat zij schizofrenie hadden, en namen hen op. Uiteindelijk werd bekend gemaakt
dat het om een experiment ging, en dat men meer nep patiënten zou sturen. Hierna werd minder vaak de conclusie tot
schizofrenie getrokken.
Na dit experiment kwamen er een aantal kritiekpunten op de psychiatrie:
1. Criteria van psychische stoornissen zijn minder objectief
Er zijn geen harde bewijzen nodig voor het aantonen van de aanwezigheid van een psychische stoornis
2. Van het etiket ‘psychiatrisch patiënt’ komt men moeilijk af
1.2 Gek of ziek?
In de Middeleeuwen werd opvallende gekte beschouwd als teken van duivelse bezetenheid. In de 17 e eeuw sprak men
echter over krankzinnigheid en geestesziekte, waarbij patiënten werden opgesloten in speciale gestichten. In de 19 e
eeuw verwierven deze zenuwziekten een aparte plaats in de geneeskunde die werden geordend volgens een eigen
classificatiesysteem. De speciale gestichten werden omgevormd tot ziekenhuizen, waarbij verzorging verbeterde maar
behandeling beperkt bleef. Vanaf de 20 e eeuw werden psychische stoornissen in toenemende mate psychologisch
verklaard dankzij psychologische invloeden zoals Freud (psychoanalyse). In de jaren ’60 ontdekte men enkele
belangrijke medicatie tegen lichte psychische stoornissen, waarop felle kritiek volgde vanuit de ‘antipsychiatrie’.
Binnen de psychiatrie zijn drie grote stromingen:
1. Biologische stroming
2. Psychotherapeutische stroming
3. Sociale richting
Gestoordheid wordt hedendaags gezien als abnormaliteit, het wijkt af van een norm. Echter, de beoordeling of bepaald
gedrag ‘normaal’ is hangt af van uiteenlopende criteria zoals:
- Kenmerken van de persoon (leeftijd, geslacht, beroep)
- Tijd en plaats van het gedrag
- Waarden en normen van de heersende cultuur en tijdsgeest
Hoe lager de tolerantie van de omgeving, hoe minder aanvaardbaar een afwijking wordt
Abnormaal gedrag is niet per definitie een stoornis of psychische stoornis, om van een psychische stoornis te kunnen
spreken moet gedrag aan bepaalde normen voldoen:
1. Het gedrag is door anderen vastgesteld als ‘storend’
2. Het gedrag kan worden beschreven en geordend binnen het psychiatrische begrippenkader
3. Er bestaat wetenschappelijke consensus over de vaststelling van de stoornis
Principe van repliceerbaarheid: als het gaat om een onbekende stoornis moet vaststelling ook door
andere deskundigen mogelijk zijn
Het begrip ziekte kent twee aspecten. Allereerst het psychologische aspect, het gaat hier om de beleving van het ziek
zijn (lijden of zich beperkt voelen). Ten tweede het sociologisch aspect, het gaat hier om de rol van het ziek zijn:
enerzijds erkenning als patiënt en anderzijds verwachting te genezen door het raadplegen van deskundigen.
1
,1.3 Wetenschap en praktijk
Psychopathologie is de wetenschap van het geestelijk of psychisch lijden. De praktijk hiervan combineert
individualiserende en subjectieve aspecten met een objectieve en generaliserende benadering. De werkwijze is volgens
het medisch model:
1. Diagnose: beschrijving van karakteristieke eigenschappen
2. Verklaring: verkenning van factoren die de stoornis veroorzaken of in stand houden
3. Prognose: voorspelling van het mogelijke beloop van de stoornis:
a. Enerzijds zonder therapeutisch ingrijpen (natuurlijk beloop)
b. Anderzijds met therapeutisch ingrijpen
4. Therapie: ontwerp en uitvoering van een interventie op grond van de diagnose, verklaring en prognose.
Het doel is de stoornis te doen verbeteren
5. Preventie: ontwerp en uitvoering van een interventie op grond van de diagnose, verklaring en prognose.
Het doel is:
a. Stoornissen voorkomen (primaire preventie)
b. Snel en effectief behandelen van stoornissen (secundaire preventie)
c. Beperking van gevolgen (tertiaire preventie).
1.4 Werkterreinen
De hulpverlening voor psychische of psychosociale problematiek noemt men de geestelijke gezondheidszorg (hierna:
GGZ). De GGZ kan worden onderscheiden in drie groepen:
1. Intramurale of klinische zorg
Opname voor behandeling of verpleging op een psychiatrische afdeling van een algemeen ziekenhuis
(PAAZ), een algemeen psychiatrisch ziekenhuis (APZ), een GGZ-afdeling of kliniek. Deze voorziening staat
open voor een grote verscheidenheid aan psychische problematiek. Daarnaast zijn er categorale centra die
uitsluitend voor bepaalde doelgroepen toegankelijk zijn (zoals kinderen of verslaafden).
2. Ambulante of extramurale zorg
Deze vorm kan aan huis worden verleend of op een ambulante afdeling binnen een GGZ-instelling.
Multidisciplinaire teams zorgen voor preventie, begeleiding, behandeling, crisisdiensten en crisisopvang.
3. Tussenvoorzieningen of vormen van semimurale zorg
Zorg voor personen waarvoor ambulante zorg onvoldoende is, maar een volledige opname niet noodzakelijk
is. Denk aan woongroepen en psychiatrische deeltijdbehandeling.
Het netwerk van GGZ-voorzieningen is zeer uitgebreid en dreigt daarom al snel om onoverzichtelijk te worden. In
2014 volgde daarom een ingrijpende stelselwijziging volgens het stepped care-principe: men moet de lichtste vorm
van behandeling toepassen alvorens men een zware behandeling toepast. Hierbij heeft de huisarts een centrale rol
gekregen, hij kan de patiënt doorverwijzen naar generalistische basis-GGZ voor lichte gevallen, en gespecialiseerde
GGZ voor zwaardere gevallen.
1.5 Onvrijwillige opname
De Wet Bijzondere Opnemingen in Psychiatrische Ziekenhuizen (BOPZ) regelt sinds 1994 procedures voor
onvrijwillige opname. Er geldt uitsluitend het gevaarcriterium: opname is alleen mogelijk indien er gevaar dreigt voor
de patiënt of omgeving. De opname kan dan worden opgelegd via een rechterlijke machtiging of een
inbewaringstelling. Echter, door hevige discussie is deze wet vervangen door Wet Verplichte GGZ (WVGGZ). Deze
wet gaat uit van behandelen, en stelt gedwongen opname niet langer centraal. Inbewaringstelling is alleen nog wel
hetzelfde geregeld (voor acute situaties). Voor minder acute crisissituaties dient een zorgmachtiging af te worden
gegeven door de rechter. Tot slot nog de meest bekende vorm van gedwongen opname: Tbs met dwangverpleging.
2
,1.6 Organisaties voor patiënten
Er zijn verschillende organisaties voor patiënten binnen de GGZ:
- LOC Zeggenschap in Zorg: landelijke organisatie die wil bijdragen aan de kwaliteit van leven van personen
die afhankelijk zijn van zorg, door hun zeggenschap te optimaliseren en de kwaliteit binnen de GGZ te
verhogen.
- Landelijk Platform GGZ: cliënten- en familieorganisaties in de GGZ die streven naar structurele verbetering
van de positie van kwetsbare mensen. Zij zijn gesprekspartner van politici, beleidsmakers, zorgverzekeraars,
etc.
- Labyrint-In Perspectief: vereniging die ondersteuning biedt aan familieleden van directbetrokkenen van
psychiatrische patiënten (lotgenotencontact)
Hoofdstuk 2 Diagnose
2.1 Classificatie: van symptoom tot syndroom
Elke wetenschap steunt op een classificatie of ordening van verworven kennis. In de psychiatrie houdt classificatie in
dat het een naam geeft aan stoornissen, en deze ordent. Deze classificatie vormt de basis van een beschrijvende
diagnose: het vaststellen en onderscheiden van stoornissen zonder een uitspraak over de oorzaak te doen. Wegens het
ontbreken van een aantoonbare lichamelijke oorzaak wordt er dan ook niet gesproken over ziekte, maar over een
syndroom. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen hoofdsymptomen (specifieke stoornis) en bijsymptomen
(maken het beeld van de stoornis compleet). Daarnaast spreekt men ook nog over neurosen, dit wordt veelal als
verzamelbegrip gehanteerd voor psychische stoornissen die niet-psychotisch van aard zijn.
De werkwijze om tot een diagnose te komen noemt men diagnostiek, een middel hiertoe is een classificatiesysteem.
Men kan hierdoor de nauwkeurigheid van een diagnose toetsen door na te gaan hoeveel verschillende beoordelaars tot
dezelfde conclusie komen als zij onafhankelijk van elkaar dezelfde patiënt onderzoeken.
2.2 Indeling volgens de DSM-V
Voor 1980 waren er grote verschillen in diagnostische omschrijvingen waardoor er behoefte was aan een basissysteem
dat moest beantwoorden aan twee principes:
1. Ordening van psychische stoornissen moet losstaan van mogelijke verklaringen
2. Indeling van psychische stoornissen moet steunen op heldere en ondubbelzinnige criteria, die bruikbaar is in
de praktijk en wetenschappelijk onderzoek
Er is toen een DSM (Diagnostical and Statistical Manual) ontwikkeld, die verschillende diagnoses in hoofdgroepen
ordent. Dit vergrootte de overzichtelijkheid en gaf de diagnostiek een leidraad. Hedendaags wordt gebruik gemaakt
van de DSM-V. Hiervoor gebruikte men de DSM-IV.
Verschil tussen de DSM-V en de DSM-IV:
1. Indeling van de hoofdcategorieën:
Bij de DSM-IV had de indeling een soort hiërarchische functie, de volgorde van diagnostische groepen leek
niet toevallig. Er werd voorrang gegeven aan stoornissen met een neurobiologische grondslag, gevolgd door
stoornissen gekoppeld aan drugs- en alcoholgebruik. Na uitsluiting van deze categorieën kon men kijken naar
psychotische stoornissen, stemmingsstoornissen en angststoornissen. Bij de DSM-V is gekozen voor een
indeling van 20 groepen op basis van een ontwikkelingsperspectief i.p.v. 5 assen. Naarmate een stoornis
vroeger in de levensloop kan optreden des te meer deze vooraan staat:
- Vooraan staan neurobiologische ontwikkelingsstoornissen (wordt vastgesteld in kindertijd)
- Achteraan staan neurocognitieve stoornissen (treden op latere leeftijd op: Alzheimer)
Ten tweede is de volgorde van de hoofdindeling gebaseerd op de mate van verwantschap tussen
hoofdgroepen, dus: gelijkenissen tussen symptomen en aanleg voor het ontwikkelen van deze stoornis.
3
, 2. Alles of niets versus meer of minder:
Bij de DSM-IV diende men bij het gebruik hiervan vaak meerdere diagnoses tegelijkertijd te vermelden
(comorbiteit), ofwel: men moest vaak zijn toevlucht nemen tot de restcategorie. Dit hing samen met een sterke
afbakening van categorieën, waarmee men de betrouwbaarheid van de diagnose zo groot mogelijk probeerde
te maken, maar waardoor de validiteit juist verloren ging. Bij de DSM-V wordt gebruik gemaakt van meer
dimensionale omschrijvingen, waarmee echter wel de betrouwbaarheid van de diagnose ten koste gaat. De
graad van de ernst wordt wel beoordeeld met systematische criteria.
3. Therapiedoelen:
De DSM-V wil ook therapiedoelen omschrijven, ofwel: specifieke kenmerken van een stoornis waarop de
behandeling zich dient te richten.
DBC (Diagnose Behandeling Combinaties)
Dit is ingevoerd om marktwerking in de zorg te creëren. Een DBC beschrijft iedere stap in de behandeling van een
bepaalde stoornis, dit vormt de basis voor de declaratie bij de zorgverzekeraar. De prijs van een DBC is afhankelijk
van de aandoening en de duur van de zorg. Voor typering van de zorgvraag wordt strikt gebruik gemaakt van de DSM.
Echter, er zijn ook een aantal kritiekpunten:
- Gegevens worden voor beleidsdoeleinden en onderzoek gebruikt door de overheid, maar zijn niet transparant
voor de cliënten
- DSM gaat om classificaties, maar worden in de DBC’s als volledige diagnose gebruikt
- DBC doet geen recht aan de complexiteit van de GGZ, waarbij veel cliënten meerdere stoornissen hebben
2.3 Systematische diagnostiek
Een goede diagnose begint met een nauwkeurige verkenning van problemen zonder deze direct te willen verklaren.
Beschrijvende diagnostiek gaat uit van een systematische en deskundige beoordeling van de psychische toestand. Een
schematische ordening (DSM-V) is een belangrijk hulpmiddel om variatie in stoornissen begrijpelijker en
overzichtelijker te maken. Dit weerhoudt de beoordelaar er tevens van om alleen stil te staan bij opvallende
symptomen. Nadat verschillende mogelijkheden tegenover elkaar zijn afgewogen (differentiële diagnose) tracht men
tot een conclusie te komen (einddiagnose).
In de psychiatrie zijn drie soorten onderzoeksmethoden:
1. Diagnostisch interview
2. Psychologisch onderzoek
3. Somatisch onderzoek
Diagnostisch interview
Om voor elke patiënt een diagnose volgens de DSM-V te stellen moet men over nodige deskundigheid beschikken.
Men gaat dan ook te werk via een diagnostisch interview, dit is een gericht vraaggesprek dat de belevingswereld van
de patiënt verkent. Het diagnostisch interview bestaat uit drie fasen:
1. Identificatie:
Personalia, huidige gezinssituatie en studie/beroep
2. Anamnese:
Verzamelen van voorgeschiedenis van de patiënt:
a. Probleemanalyse: dit richt zich op de huidige toestand; wat is de aanleiding van het interview? Wat
zijn de belangrijkste klachten? Zijn er nog andere problemen? Maar ook op de voorgeschiedenis;
wanneer zijn de problemen ontstaan? Zijn er vroeger soortgelijke problemen opgetreden? Etc.
b. Biologische anamnese: dit richt zich op de opvoeding, opleiding, beroepsleven en seksuele ervaringen
van de patiënt
c. Familieanamnese: zijn er verwanten met stoornissen?
3. Beoordeling van de psychische toestand:
Dit gebeurt op grond van directe vragen en observatie van gedrag van de patiënt.
Psychologisch onderzoek
Hiermee wordt vooral het gebruik van psychodiagnostische tests en vragenlijsten bedoelt. Om de waarde van zo’n test
of vragenlijst te beoordelen, moet men de betrouwbaarheid beoordelen. Dat wil zeggen: is het resultaat hetzelfde bij
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Daisybeek. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.92. You're not tied to anything after your purchase.