Raes & Bakker (2017) De psychiatrie in het Nederlands recht
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Forensische psychiatrie
Forensische psychiatrie is de bijdrage van de psychiatrie in wetenschappelijke en praktische zin aan de
rechtspleging. Het wordt vooral gebruikt in het kader van het strafrecht. Psychiatrie is weliswaar een medisch
specialisme, maar het onderscheidt zich van andere medische vakgebieden doordat zij zich niet beperkt tot een
biologische of natuurwetenschappelijke basis. Zij verbreedt zich met kennis uit fenomenologie, psychologie,
sociologie, antropologie en de systeemtheorie. Psychiatrie heeft dan ook als taak het diagnosticeren en behandelen
van personen met psychische stoornissen. Het ziektebegrip verwijst hier naar normaal en abnormaal (dit is alles wat
meetbaar afwijkt van de norm). Het is alleen de vraag of een eenduidig onderscheid mogelijk is. De fenomenologie
legt hier nadruk op abnormaliteit, en met name de subjectieve ervaring. Gezondheid is dan ook een toestand van
lichamelijk, psychisch en sociaal welbevinden.
1.2 Psychiatrische diagnostiek
De ontwikkeling van de hedendaagse geneeskunde kreeg gestalte in de tweede helft van de 19 e eeuw. Zij baseerde zich
op natuurwetenschappelijke, empirische uitgangspunten en ontdeed zich van niet bewijsbare prakijken. Het gevolg
hiervan was een rationele ziekteleer. Rond 1900 bracht Kraepelin een systematische ordening in wat tot dusver gold
als een verzameling van mogelijke psychische stoornissen. Hij vestigde een psychiatrische ziekteleer die hij baseerde
op criteria voor de indeling van psychische stoornissen: oorzaak, verschijningsvorm, beloop, etc. Sinds dit
baanbrekende werk zijn er evenwel theorieën ontwikkeld ter verklaring van afwijkend gedrag, zoals de
psychoanalytische theorie, de leertheorie, de antropologie, de sociale psychologie en de systeemtheorie. Het oorzaak-
gevolgconcept van Kraepelin stond hierdoor onder druk, maar voor de ontwikkeling van de psychiatrie was de
fenomenologie als verzet tegen de natuurwetenschappelijke benadering het meest belangrijk.
De fenomenologie keerde zich tegen het objectivisme en positivisme van de natuurwetenschappen door te stellen dat
elke waarneming plaatsvindt in de intersubjectieve ruimte tussen waarnemer en waargenomene. Het werd hiermee
mogelijk om zowel subjectieve ervaringen als intersubjectiviteit te introduceren. De mens maakt dus niet alleen deel
uit van de levende natuur, maar is ook zingever aan zijn eigen werkelijkheid en ontleent ook zin aan de wereld om
hem heen. Men zet hier de termen erklären en verstehen naast elkaar:
- Erklären (verklaren): empirische benaderingswijze
- Verstehen (begrijpen): fenomenologische benaderingswijze
Verstehen richt zich op het unieke van de individuele mens in zijn eigen context, en maakt de beperking van
diagnostiek in de vorm van het reduceren van onderzoeksbevindingen tot een enkelvoudige psychiatrische
diagnostische term ontoelaatbaar.
Na Kraepelin werd het duidelijk dat er weinig ruimte meer bestond in de psychiatrie voor monocausale
oorzaakgevolgsopvattingen. Vele nieuwe theoretische opvattingen leidden dan ook tot verwarring, wat de aanleiding
was voor de volgende ontwikkeling. De American Psychiatric Association (APA) zette een a-theoretisch diagnostisch
classificatiesysteem op, dat gebaseerd was op overeenstemming tussen vakgenoten over de kenmerken van
verschillende psychiatrische stoornissen. Dit leidde tot de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders
(hierna: DSM). Het DSM systeem heeft betekenis voor wetenschappelijk onderzoek. Echter, de bruikbaarheid bij de
voorlichting van de rechter is beperkt omdat het niet gebaseerd is op unieke kenmerken van de individuele mens.
1.3 Situering van het forensisch psychiatrisch onderzoek
Forensisch psychiatrisch onderzoek vindt plaats binnen een juridisch kader, van de forensisch psychiater mag men
daarom ook verwachten dat hij op de hoogte is van juridische wet- en regelgeving. Een forensisch psychiater verschilt
1
,dan ook behoorlijk van een reguliere arts. Er zijn een aantal verschillen tussen de arts-patiënt relaties als forensisch
psychiater of als reguliere arts:
- De vraag naar het onderzoek: niet de patiënt maar de rechter of Officier van Justitie verzoekt een onderzoek.
- Primair en juridische vraagstelling: de aanwezigheid van een psychiatrische stoornis kan juridische gevolgen
hebben
- Bijzondere positie van de onderzochte persoon: in plaats van gezondheidsbelang staat de mate van
toerekenvatbaarheid op het spel
- Beperkte vrijwilligheid bij het toestaan en ondergaan van het onderzoek: bepaalde belangen kunnen ernstig
worden geschaad als men weigert om mee te werken
- Weinig tot geen invloed van de betrokkene op het rapport van de forensisch psychiater en consequenties van
het onderzoek: de rechter beslist welke gevolgen het rapport zal hebben
- Het forensisch onderzoek is niet bedoelt om klachten te verlichten/behandelen
- Het hoeft niet per se om een patiënt te gaan: onderzoek kan ook afwezigheid van een stoornis aantonen
Naast deze verschillen is ook de rechtspositie van de persoon over wie gerapporteerd wordt van belang, dit wordt op
de volgende manieren gewaarborgd:
1. Aan de onderzochte moet duidelijkheid worden verschaft over de rol en positie van de forensisch psychiater,
en over het doel en de vraagstelling van het onderzoek.
2. Het vermijden van rol-onduidelijkheden, de onafhankelijkheid van rapporterend psychiater ten opzichte van
de onderzochte moet gewaarborgd zijn.
3. De onderzochte moet op de hoogte zijn van het feit dat hij mag weigeren mee te werken, en de consequenties
hiervan.
4. Onderzoeksmethoden waarbij de onderzochte zijn wil niet kan bepalen (zoals hypnose) mogen niet worden
toegepast.
5. De psychiater dient zich te onthouden van vragen, opmerkingen of meningsuitingen die buiten zijn
deskundigheidsterrein liggen.
6. Het forensisch rapport mag zonder toestemming van de onderzochte niet voor een ander doel worden gebruikt
dan het voorlichten van de opdrachtgever (rechter en Officier van Justitie)
7. De onderzochte heeft recht op inzage van het rapport
1.4 Forensische gedragskunde
Psychiatrie was een tijd lang de enige discipline waarvan rechtspleging en wetgeving gebruik konden maken. Vanaf
1950 deden zich een aantal ontwikkelingen voor in het strafrecht, de criminologie, de psychologie, de psychiatrie en
de pedagogiek (vooral in hun onderlinge samenhang). Men kon sindsdien spreken van een multidisciplinaire
forensisch gedragskunde. Dit kreeg erkenning met de wetswijziging van tbr naar tbs (1988), waarbij voor oplegging
van tbs een rapportage van gedragsdeskundigen uit twee disciplines werd vereist (meestal psychiater en psycholoog).
De verhouding tussen psychiatrie enerzijds en psychologie en pedagogiek anderzijds zijn niet altijd even duidelijk.
Een psychiater heeft veel deskundigheid op het gebied van lichamelijke oorzaken van gedragsstoornissen, en mag
daarom medicijnen voorschrijven. Een psycholoog of pedagoog mag geen medicijnen voorschrijven, maar hebben
instrumenten ontwikkeld waarmee psychiatrische behandeling en diagnostiek ondersteunen, aanvullen of kritisch
toetsen. Er is dus een zekere overlap, waardoor de grens dus niet altijd even scherp is.
1.5 Forensische psychiatrie in bredere context
Toepassingsgebieden van de forensische psychiatrie:
- Onafhankelijke voorlichtingsfunctie ten behoeve van rechtsspraak
- Zorg dragen voor tbs’ers en gedetineerden tijdens executie van straffen en maatregelen, alsmede advies geven
over bijzondere voorwaarden en regelingen
- Beleidsvorming en preventie bij totstandkoming van nieuwe wet- en regelgeving
- Samenwerken met algemene geestelijke gezondheidszorg en jeugdhulpverlening
2
, - Wetenschappelijk onderzoek
Hoofdstuk 2 Historische reflecties over psychiatrie en recht
2.1 Van de Verlichting naar de negentiende eeuw
Tegen het einde van de 18e eeuw was er sprake van een omwenteling in het Westerse denken. De Franse Revolutie was
een van de radicale resultaten van die geestelijke omwenteling. Er traden onder andere veranderingen op in:
Strafrechtspleging:
Denkers zoals Voltaire, Beccaria en Montesquieu pleitten ervoor om het recht in wetten vast te leggen,
willekeur van vorsten tegen te gaan, standsvoorrechten af te schaffen en rechtszekerheid voor de gewone
burger bevorderen. Er was dus een behoefte aan codificatie: het recht vastleggen in wetboeken en algemeen
begrijpelijk maken. Dit zou de gelijkheid van alle burgers bevorderen. In 1809 werd dan ook een Crimineel
Wetboek ingevoerd, maar na 1811 werd de Code Pénal ingevoerd (Franse Wetboek). Dit was gericht op de
bestrijding van misdaad door eliminatie van onverbeterlijken, en intimidatie en afschrikking van anderen.
Hieraan lag de klassieke richting ten grondslag: de mens heeft een vrije keuze tussen goed en kwaad. Er is dus
sprake van schuld, die de maat van de straf aangeeft. Pas in 1881 kwam ons hedendaagse Wetboek van
Strafrecht van kracht die in 1886 werd ingevoerd.
Het denken over psychische afwijkingen en bejegening van geestelijk gestoorden:
Bijgeloof en oude irrationele opvattingen werden verworpen. Er ontstond meer aandacht voor
natuurwetenschappelijk onderzoek, systematische indelingen en de betekenis van hersenstoornissen. Dit
maakte de weg vrij voor geneeskundige behandeling van psychisch gestoorden (=psychiatrie). Ook
ontstonden er protesten tegen de gezamenlijke opsluiting van gevangenen en geestelijk gestoorden.
Langzamerhand kreeg de verzorging van geestelijk gestoorden een ander karakter (meer humaan). Echter,
wettelijke regelingen betreffende de opsluiting van geestelijk gestoorden liet nog lang op zich wachten.
2.2 Recht en psychiatrie in de negentiende eeuw
In Engeland gold de McNaughten rule, ook wel genoemd de right-wrongtest genoemd. Dit stelde dat iemand
geestelijk gezond is mits het tegendeel wordt bewezen. Daarnaast moet worden aangetoond dat hij ten gevolge van de
geestesziekte de aard en strekking van de daad die hij beging niet besefte, of indien hij dit besefte hij niet wist dat wat
hij deed verkeerd was. In landen met een common law systeem geldt deze regel tot op heden nog steeds.
Ook in Nederland werd eveneens rekening gehouden met de geestelijke stoornis. Er volgden hier een aantal
ontwikkelingen:
1795: Vanaf hier hield men rekening met de geestelijke stoornis
1813: afschaffing van dwangarbeid
1841: eerste Krankzinnigenwet (bood mogelijkheden tot toezicht en verbetering)
1854: afschaffing van lijfstraffen
1870: afschaffing van de doodstraf
1884: nieuwe Krankzinnigenwet
1923: oprichting van het Nederlands Genootschap tot zedelijke verbetering der gevangenen
> Soort van eerste reclasseringsinstelling
1993: vervanging Krankzinnigenwet door Wet Bijzondere Opnemingen in Psychiatrische Ziekenhuizen
(BOPZ)
Het mensbeeld van de 19 e eeuw is materialistisch. In de psychologie kwamen het experiment en fysiologisch
onderzoek in beweging. In de psychiatrie ligt de nadruk juist op de betekenis van organische stoornissen in de
3
, hersenen (antropologie). De moderne richting in het strafrecht kwam tot een verdere ontwikkeling in een periode
waarin zowel natuur-, medische en sociale wetenschappen aan kracht wonnen. Het deterministisch mensbeeld staat
hier centraal;
Morel: Geestelijke afwijkingen bestonden door overerving die tot voortschrijdende ontaarding voerden en
uiteindelijk degeneratie. (sloot aan op evolutietheorie van Darwin)
Lombroso: Menselijk gedrag werd gezien in samenhang met lichamelijke kenmerken. De l’uomo delinquente
verschilt wel degelijk van de gewone mens. Degeneratietekenen wezen erop dat zij (de geboren misdadiger)
zijn achtergebleven in de ontwikkeling. (sloot aan bij ontdekkingen van Darwin)
2.3 De berechting van jeugdigen rond de eeuwwisseling
Vroeger, toen er weinig aandacht aan de persoon van de dader werd geschonken, werd er niet of nauwelijks
onderscheid gemaakt tussen berechting van kinderen en volwassenen. In 1809 werd er voor het eerst onderscheid
gemaakt; kinderen onder de 12 jaar konden niet worden gestraft. In 1811 werd dit teruggedraaid dankzij de Code
Pénal, maar kon een kind onder de 16 jaar wel worden vrijgesproken. Pas in 1886 voerde het Wetboek van Strafrecht
weer een leeftijdsgrens in, een kind beneden de 10 jaar kan niet worden gestraft en tot 16 jaar was de strafmaat lager
dan die van volwassenen. Later werd deze minimumgrens weer afgeschaft en golden bijzondere bepalingen voor
kinderen tot 18 jaar. Dit was een grote ommekeer omdat er een andere mentaliteit uit de wet sprak, het gaat bij
kinderrecht niet om wraak of vergelding maar om verbetering. Tot slot werd in 1922 het ambt van de kinderrechter
ingevoerd.
2.4 Uit de ontstaansgeschiedenis van de tbs en de forensische psychiatrie – 1795 – 1928
Er is een onderscheid in strafrechtsrichtingen:
Klassieke richting:
Stamt uit het tijdperk van de Verlichting. Dit streefde naar humanisering van het strafrechtsstelsel. De
maatschappij moet worden beveiligd door het opsluiten van delinquenten.
Moderne richting:
Kwam omstreeks 1870 op. Experimenteel onderzoek en aandacht voor de delinquente mens stonden hier
centraal: niet de dader maar de daad moest worden veroordeeld. Aangezien misdaad wordt bepaald door
individuele en sociale factoren, vroeg men zich af of straf te rechtvaardigen was en of dit wel bijdroeg tot
herstel. Van Hamel was de belangrijkste vertegenwoordiger van deze richting. Hij stelde de volgende
maatregelen voor:
Voor lichte gevallen een straf of maatregel ter waarschuwing/afschrikking
Voor zwaardere gevallen behandeling en verpleging van langere duur met als oogmerk verbetering en
genezing. Er moet dan een bepaald minimum en onbepaald maximum gelden met een periodieke toets
om te kijken of voortzetting nodig is
Voor zeer zware gevallen ter beschikkingstelling van de regering (tbr) met om de 10 jaar een
periodieke toets
In 1928 werd met de Psychopatenwet de tbr pas ingevoerd. Tevens was er een regeling voor bewaring van beroeps- en
gewoontemisdadigers, maar dit werd niet ingevoerd. De reden dat tbr wel werd ingevoerd is dat de gevaarlijkheid van
gestoorde delinquenten meer exact voorspeld kon worden uit hun stoornis, en tbr kon beter worden gerechtvaardigd
omdat de belangen van de gestoorden waren gediend door behandeling.
2.5 De ontwikkeling van tbs en de forensische psychiatrie in de periode 1928 – 1988
De invoering van de Psychopatenwet zorgde voor de invoer van nieuwe voorzieningen zoals rijksasielen en andere
klinieken. Echter, de toename van terbeschikkinggestelden ging zo snel dat in 1933 de Stopwet werd ingevoerd.
Daarnaast kwam er een aanscherping voor de criteria van tbr: vermogensdelicten mochten amper nog tot tbr leiden.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Daisybeek. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.80. You're not tied to anything after your purchase.