100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Bedrijfskunde H1, 2, 3, 6 $3.75
Add to cart

Summary

Samenvatting Bedrijfskunde H1, 2, 3, 6

1 review
 82 views  3 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Samenvatting Bedrijfskunde Minor Effectief Leiderschap HAN

Preview 3 out of 21  pages

  • Unknown
  • December 17, 2017
  • 21
  • 2017/2018
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: mhuppelschoten • 6 year ago

avatar-seller
Een praktijkger. benadering van Organisatie en Management, 8e druk.
Hoofdstuk 1: Denken over organisatie en management

Organisatiekunde: een interdisciplinaire wetenschap die zich bezighoudt met het bestuderen van het
gedrag van organisaties alsmede de factoren die dit gedrag bepalen en de wijze waarop organisaties het
meest doeltreffend bestuurd kunnen worden.
Onder ‘het gedrag’ wordt de wijze van optreden en reageren van organisaties verstaan.

De definitie van organisatiekunde omvat twee aspecten van het vakgebied:
­ Descriptief aspect. Een beschrijving van het gedrag van organisaties, met de motieven en gevolgen.
­ Prescriptief aspect. Een advies over te volgen handelwijze en organisatie­inrichtingen.

Bij organisatiekunde wordt het begrip interdisciplinariteit genoemd, een vaak misbruikte term. Hiermee
wordt bedoeld dat de organisatiekunde veel elementen bevat die afkomstige zijn uit andere
wetenschappen. Als we alle bijdragen uit verschillende vakgebieden verzamelen die we nodig hebben voor
een onderzoek is dit echter nog geen interdisciplinaire, maar een multidisciplinaire aanpak. Een
interdisciplinaire aanpak gaat nog een stap verder. Dat wil namelijk zeggen dan de verschillende bijdragen
worden afgewogen en worden gebruikt voor de ontwikkeling van een nieuwe benadering, waarbij het
onderwerp in zijn totaliteit wordt beschouwd. De oude disciplines komen dan niet meer herkenbaar naar
voren.

Het vak organisatiekunde is ontstaan uit de behoefte op gestructureerde wijze na te denken over en vat te
krijgen op organisaties en wat erin gebeurt. Het management wordt door de grote wordende bedrijven na
de industriële revolutie namelijk steeds gecompliceerder en vereist aparte vaardigheden.

De eerste voorbeelden van internationale handel gaan terug naar de tijd van de ‘handelroutes’. De
‘zijderoute’ is een van de oudste handelsroutes die was opgericht in 2 v. Chr. en verbond Europa, het
Midden­Oosten, Azië en hierdoor de grote Romeinse en Chinese beschavingen. De zijderoute zorgde
ervoor dat voornamelijk zijde, bont, keramiek, ijzer en brons vanuit Azië naar het Westen werden
getransporteerd in ruil voor onder meer edelmetalen, ivoor, wol en glas naar het Oosten. De zijderoute is in
verval geraakt na ongeveer 1400 na Chr.
De eerste internationale handelsondernemingen waren opgericht en gesubsidieerd door nationale
overheden met als doel hun koloniale handelsbeleid te ondersteunen. Denk aan de VOC: 1602­1798.

Periode voor de industriële revolutie (400 v. Chr. ­ 1900 na Chr.)
Geordende verhandelingen op gebied van organisatiekunde zijn voor de 20e eeuw zeldzaam. Echter wel
aangetroffen bij Socrates en Plato en later bij Niccolo Machiavelli (1469­1527). Tot in de tweede helft van
de 18e eeuw overheerste het mercantilisme als economische denkrichting. Deze stroming stelde dat het
bezit aan geld en goud de enige welvaartsbron was. Totdat Adam Smith (1723­1790) in 1776 zijn boek
schreef waarin gesteld wordt dat productieve arbeid de bron van welvaart en dat door arbeidsverdeling de
productiviteit van arbeid sterk kan worden verhoogd.

In de 18e eeuw worden uitvindingen gedaan als de stoommachine en het gebruik van steenkool als
brandstof, hierdoor ontstond massafabricage. In deze situatie ontstond een behoefte aan een meer
gestructureerde en systematische aanpas. Frederick Winslow Taylor (1856­1915) zag dit in en werd met
zijn publicaties en lezingen de grondlegger van het Scientific Management.

Frederick Taylor en het Scientific Management (+­ 1900)
Frederick Taylor bood voor het eerst een systematische, samenhangende bedrijfskundige benadering voor
de wijze waarop de productie georganiseerd zou moeten worden. Enkele hoofdpunten Scientific
Management:
­ Wetenschappelijke analyse van de werkzaamheden en het uitvoeren van bewegingsstudies.
­ Vergaande taakverdeling en training van arbeiders, waarbij elke handeling is voorgeschreven.
­ Hechte en vriendschappelijke samenwerking tussen leiding en arbeiders.
­ Bedrijfsleiders zijn verantwoordelijk voor analyseren van en zoeken naar werkmethoden.

,­ Juiste man op de juiste plaats door zorgvuldige selectie.
­ Invoeren prestatiebeloning met als doel te komen tot lagere productiekosten.

Verder stond hij een arbeidsverdeling voor van de leiding van de productieafdeling over acht functies, die
door aparte functionarissen uitgevoerd moesten worden: achtbazenstelsel.
Henry Fayol en de General Management­theorie (+­ 1900)
In Europa was Henry Fayol (1841­1925) de eerste die een samenhangend stelsel van opvattingen
ontwikkelde over de wijze waarop organisaties in hun geheel bestuurd zouden moeten worden. Hij meende
dat algemene principes geformuleerd konden worden die overal gelden waar mensen samenwerken en dat
deze principes als vak aangeleerd konden en ook moesten worden. Zijn General Management­theorie was
bedoeld als onderwijsmodel en bevat 6 onafhankelijke managementgebieden:
technisch, commercieel, financieel, zelfbeschermend, boekhouding en besturing.
De besturing zorgt voor de onderlinge samenhang op de overige gebieden. Deze besturing is de
belangrijkste functie van managers en bestaat uit 5 taken: plannen, organiseren, bevel voeren,
coördineren en controleren. Eenheid van commando was voor Fayol het belangrijkste principe.

Max Weber en de theorie van de bureaucratie (+­ 1920)
Max Weber (1864­1920) richtte zich op overheidsorganisaties en grote bedrijven vanuit een sociologische
invalshoek. Volgens hem is een organisatievorm het meest doelmatig indien er sprake is van een ideale
bureaucratie (kenmerken op blz. 43). Dit komt doordat ieder mens in een dergelijke organisatie rationeel
functioneert en een radertje in een goed geoliede machine is.

Elton Mayo en de Human Relations­beweging (+­1945)
Van 1927 tot 1947 voerde Mayo (1880­1949) een serie experimenten uit waarbij hij het verband
onderzocht tussen verbetering van werkomstandigheden (bijv. verkorting van de werkdag, lengte van en
aantal rustpauzes, verstrekken van koffie) en de productiviteit. Elke verandering gaf een stijging van de
productie en de personen voelden zich minder vermoeid. In het lichtsterkte­experiment bleek de
achterliggende oorzaak te zijn de aandacht die de personen kregen. Mayo bewees hiermee zijn theorie,
dat naast objectieve factoren ook subjectieve factoren bepalend zijn voor het resultaat, zoals aandacht,
zekerheid, het bij een groep horen en waardering. Deze zijn zelfs veel belangrijker. Samenwerking is het
toverwoord en dus zijn sociale vaardigheden voor leidinggeven zeer belangrijk.

Rensis Likert (e.a.) en het Revisionisme (+­1950)
Warren G. Bennis schreef; de benadering van Taylor is een organisatie zonder mensen en die van de HR­
beweging groepjes mensen zonder organisatie. Hij benadrukte de noodzaak van een revisie van de
uitgangspunten van de HR­beweging, waardoor de term revisionisme ontstond. Ook Likert, Herzberg,
McGregor, Blake en Mouton hebben pogingen ondernomen vanuit eigen invalshoek.

Rensis Likert (1903­1981) was de eerste die en poging deed tot overbrugging van de twee stromingen. Hij
richtte zich met name op de organisatiestructuur en communicatie, en ontwikkelde de ‘linking pin’­structuur,
waarbij de organisatie bestaat uit elkaar overlappende groepen, waarbij de leider van de groep ook lid is
van een hogere groep en daar zorgt voor de communicatie.

De theorie van Frederick Herzberg was geënt op de behoeftehiërarchie van Maslow. Hij scheidde vijf
niveaus van behoeften, naar de bevrediging waarvan elk mens volgens hem streeft. Zodra een lager
niveau is bevredigd is het streven gericht naar een hoger niveau. Laag naar hoog: fysiologische behoeften
(eten, slapen), zekerheid, acceptatie, erkenning en zelfontplooiing.

Douglas McGregor (1906­1964) ontwikkelde in 1960 een boek met daarin een benadering waarin hij twee
visies op de mens in de organisatie tegenover elkaar stelde, theorie X en Y. Met theorie X gaf hij aan hoe
de meeste organisaties in die tijd functioneerden. Met theorie Y gaf hij zijn eigen visie op hoe mensen in
een organisatie zouden moeten samenwerken. De X­Y­theorie zegt iets over mensbeelden en niet over
organisatiebeelden.

, Kenneth Boulding en de systeembenadering (+­ 1950)
Na de 2e WO ontwikkelden enkele revisionisten onderwie Kenneth Boulding (1910­1993), een theorie
waarbij organisaties worden gezien als een systeem, dat wil zeggen een geheel van samenhangende
delen. Een ander belangrijk element uit de systeembenadering is dat organisaties in wisselwerking staan
met de buitenwereld. Een systeem bestaat uit verschillende subsystemen. Indien het resultaat van alle
subsystemen samen groter is dan de optelsom van hun individuele resultaten wordt er gesproken van
synergie. De systeembenadering stelt dat het management organisatieproblemen integraal dient aan te
pakken. Dat wil zeggen dat men niet alleen moet kijken naar de belangen van een enkel onderdeel maar
ook naar de invloed van genomen beslissingen op de totale organisatie.


Paul Lawrence en Jay Lorsch en de contingentiebenadering (+­ 1965)
Eind jaren ’50 publiceerde Joan Woodward de resultaten van een onderzoek onder 100 Engelse bedrijven
waarin ze had gekeken naar de doeltreffendheid van toepassing van theorieën van Taylor en Fayol. Het
bleek dat er geen verband was tussen de mate waarin een onderneming was georganiseerd volgens de
regels van Scientific Management en het economisch succes. Dit was een openbaring want men ging
ervan uit dat er ‘one best way of management’ zou zijn.
Na aanvullend onderzoek kwamen Paul Lawrence en Jay Lorsch met de conclusie dat verschillende
omstandigheden zullen leiden tot een andere inrichting van organisaties, taakstellingen en werkwijzen,
willen ze optimaal presteren. Het begrip ‘contingentie’ werd geïntroduceerd betekent ‘bepaaldheid door
situatie’. De keuze voor bepaalde managementtechnieken hangt sterk af van de omstandigheden.
Bepaalde technieken kunnen in bepaald situaties zeer succesvol zijn terwijl ze in andere situaties falen.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sirobe. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.75. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

52510 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.75  3x  sold
  • (1)
Add to cart
Added