Samenvatting van de literatuur van Sociaal Culturele Contexten, gegeven op de Radboud Universiteit in . Bachelor Pedagogische Wetenschappen en premaster Onderwijswetenschappen.
Samenvatting bevat alle verplichte artikelen zoals beschreven in de cursusbeschrijving en op brightspace.
Literatuur
HC1
de Jong (2010). Van de inferieure frontaalkwab van de inboorling tot culturele neurowetenschap: anderhalve eeuw
psychopathologie en cultuur.
Een belangrijk probleem van het denken over psychopathologie (studie van abnormaal gedrag of
geestelijke ziekten) is de samenhang tussen het zenuwstelsel en de sociaal-culturele omgeving. De
Jong beschrijft vier perspectieven in het denken over psychopathologie:
1. Het dichotome perspectief, de biologie ofwel de cultuur worden als verklarend model
gehanteerd. Dominant in de koloniale en postkoloniale tijd.
2. Het continuüm perspectief, een stoornis toeschrijven aan biologische- of sociaal-culturele
factoren. Komt naar voren in het universalisme-relativisme of universalisme-
particularismedebat.
3. Het spectrum-perspectief, de psychopathologie wordt uiteengehaald als door een prisma
gebroken. Spanning tussen biologisch en sociaal georiënteerde denkers resulteerde in dit
perspectief.
4. Het perspectief van de culturele neurowetenschap, dat bestudeert de wederzijdse
beïnvloeding van cultuur en neurobiologie. Kan een brug slaan tussen biologie en cultuur en
de discussie tussen nature en nurture overstijgen.
De perspectieven hebben een hegemonie, in een bepaald tijdsperk heeft een perspectief het
overwicht. Invalshoeken hangen ook af van verschillende beroepsbeoefenaars.
Het dichotome perspectief
In de tweede helft van de negentiende eeuw werden ziekten beschouwd als zelfstandige entiteiten die
mensen op identieke wijze treffen. Medische historici spreken over een overgang van een holistisch-
naar een entiteitsmodel. Kraepelin was waarschijnlijk de eerste die een universalistisch (ethisch)
standpunt innam ten aanzien van de psychopathologie. Hij baseerde zijn classificatiesysteem op
overeenkomsten tussen patiënten en op etiologische uitgangspunten. Dit systeem representeerde het
filosofisch realisme of positivisme van die tijd. De criteria werden bekend als de St. Louis of Freighner
criteria en werden uiteindelijk de Research Diagnostische Criteria (RDC) en DSM-III.
Kraeplin concludeerde dat het klinisch beeld van de psychose wees op een universele aandoening en
schreef cultuurspecifieke uitingen. Tegenover Kraeplins zoektocht naar de universaliteit stonden
etnologische verslagen over lokaal optredende exotische aandoeningen. Deze aandoeningen werden
vaak beschouwd als unieke vormen van psychopathologie die zich manifesteerden in een specifieke
cultuur. Vele werden opgenomen in het groeiende corpus van cultuurgebonden syndromen.
Zowel de biologisch als sociaal georiënteerde denkers uit die tijd leefden in de westerse samenleving.
In hun kijk op de wereld was weinig aandacht voor racisme of machtsrelaties. Verschillen in
uitingsvormen van psychopathologie werden veelal toegeschreven aan de inferioriteit van het brein
van de inboorling of exotische gewoonten.
Lévi-Bruhl en Carothers waren ook koloniale exponenten van ideeën over het primitieve denken.
Carothers meende dat Afrikanen niet depressief konden worden door een onderontwikkelde
frontaalkwab, maar gaf tegelijkertijd in Oost Afrika een impuls aan de ontwikkeling van asylaire
psychiatrie. Nederlanders deden dat in Buitenzorg bij Batavia of Paramaribo.
Fanon beschouwde de psychiatrische school van Algiers als een koloniaal racistisch instituut.
Lambo (Nigeria) en Collomb (Senegal) ontwikkelden het concept van de Afrikaanse psychiatrische
dorpen. In deze dorpen raken psychiatrische patiënten minder vervreemd van hun sociale context dan
in een kliniek.
Het dichotome perspectief interpreteerde vanuit het westen de psychiatrie biologisch, maar andere
onbegrijpelijke gedragingen werden beschouwd als exotische cultuurvarianten.
Het continuüm perspectief
In de geestewetenschap wordt vaak aangenomen dat aandoeningen met een biologische oorzaak
universeel voorkomen. Maar de complexiteit van genetica is complexer dan gedacht werd.
Gedragspatronen en psychopathologie passen op een continuüm met aan het ene einde universele
stoornissen (best te begrijpen vanuit biologisch paradigma) een aan het andere einde
, Aantekeningen literatuur SCC
Jip van den Berg
cultuurgerelateerde gedragsvarianten of stoornissen (beter te verklaren uit sociaal-psychologisch
paradigma). Het universalismedebat bereikte geleidelijk overeenstemming. Ondanks de ontstane
overeenstemming laait het debat bij tijden weer op. Aan de sociaal-psychologische kant van het
continuüm staan sociaal constructivisten als Durkheim, Benedict, Foucault, Scheff, Sazs, Laing,
Cooper en Foudraine. Voor hen zijn mentale aandoeningen geworteld in sociale systemen van
betekenisverlening. In de loop van de geschiedenis kwamen en gingen aandoeningen met de tijd
(bijvoorbeeld; de pathologische neiging van slaven om van een plantage te vluchten verdween met de
afschaffing van de slavernij).
Het continuüm perspectief impliceert dat we meer doordrongen zijn geraakt van de noodzaak om
interdisciplinair te kijken naar de interactie van biologische-, sociaal-culturele-, cognitieve-, emotionele-
en linguïstische aspecten van gedrag. Bij elke aandoening spelen cultuurspecifieke en universele
componenten een rol.
Het spectrum perspectief
De interactie tussen biologie en cultuur wordt bekeken vanuit een diverse en veelkleurige optiek.
Uiteenlopende vormen van psychopathologie worden door een prisma gebroken in gedragspatronen
die beschreven worden vanuit verschillende invalshoeken en disciplines. Een aandoening kan in
verschillende landen en culturen anders ervaren worden (met andere klachten en gedragingen). De
westerse aandacht voor interne mentale processen in vergelijking met grote delen van de
wereldbevolking blijkt uit de constructie van het zelf en de waardering voor zelfexpressie. Vormen van
zelf-constructie zijn van groot belang voor een hulpverlener. Een hulpverlener moet niet routinematig
een symptoom negeren omdat het als normaal wordt gezien binnen een cultuur.
Binnen het spectrum perspectief lijken geen pogingen meer te worden ondernomen om een
omvattend model te ontwikkelen dat de interactie van disciplines in relatie tot psychopathologische
verschijningsvormen beschrijft. Het tijdperk van alomvattende verklaringen voor het ontstaan van
psychopathologie ligt achter ons.
Het perspectief van de culturele neurowetenschap
Dit perspectief kan een brug slaan tussen de sociale- en natuurwetenschappen. Het heeft potentie om
nieuwe inzichten te bieden in interetnische verschillen en gezondheidsproblemen op populatieniveau.
De psychiatrie probeert het probleem van overlap van symptomen op te lossen door de introductie van
comorbiditeit (één of meer aandoeningen naast de hoofddiagnose waar de meeste aandacht naar
uitgaat) en het gebruik van diagnosen NAO (Niet Anders Omschreven). In een bevolkingsonderzoek
blijkt de helft van de respondenten naast de hoofddiagnose een tweede diagnose te krijgen.
Comorbiditeit kan een afspiegeling zijn van verschillende systeempatronen die voortvloeien uit
gedeelde genetische risicofactoren die zich op verschillende manieren uiten. Maar comorbiditeit kan
ook een artefact zijn van het splitsen en samenvoegen van symptomen ten behoeve van de DSM-
classificatie.
Vanuit genetica komt kritiek op de classificatie. Mensen met identieke genetische afwijkingen kunnen
verschillende ziekteverschijnselen vertonen. ER is een groot aantal genen betrokken bij psychiatrische
aandoeningen. De verklaren vaak niet de stoornissen zelf, maar beïnvloeden een fundamenteel
biologisch proces of basale mentale functies. Ook uit de culturele psychologie en psychiatrie komt
kritiek op de classificatie. Lokale expressievormen van onwelbevinden vertonen een wazige overlap
met westerse diagnostische constructen voor depressie en angst. Voor hulpverleners is het handig om
deze expressievormen te herkennen en patiënten en hun behoeften te begrijpen.
De culturele neurowetenschap kan bij deze critici licht werpen op verbanden tussen cultuur en
biologische variatie die dringend om een oplossing vragen. Het kan heel goed zijn dat het streven naar
een mondiaal toepasbaar classificatiesysteem losgelaten moet worden.
De culturele neurowetenschap kan een antwoord bieden op waarom culturele diversiteit bestaat en
waar het vandaan komt. De komende decennia worden nieuwe vergezichten ontdekt over de manier
waarop cultuur voorkomt uit de menselijke biologie en de wijze waarop menselijke biologie cultuur
geeft.
Fassaert, et al (2009). Perceived need for mental health care among non-western labour migrants.
, Aantekeningen literatuur SCC
Jip van den Berg
Binnen veel migrantengroepen hebben een hoger aantal mensen last van mentale problemen.
Tegelijkertijd ondergebruiken migranten diensten met betrekking tot mentale gezondheid. Niet-
westerse migranten voelen een mindere noodzaak tot psychische hulp dan etnische Nederlanders.
Migratie is een stressvol proces waardoor wordt verwacht dat een hoger aantal migranten last heeft
van psychische problemen. Er zijn zorgen over ondergebruik van mentale hulp, het niet naleven en
weggestuurd worden bij een behandeling. Veel migranten zien niet in dat een psychisch probleem
hulp nodig heeft. Zodra migranten de noodzaak van hulp gaan inzien, zullen deze problemen
verminderen.
Psychische problemen komen veel voor bij Turkse en Marokkaanse migranten. De waargenomen hulp
voor deze problemen valt tegen. De kwaliteit van het onderwijs en medische literatuur zijn lager in
deze landen. Daardoor kan hulp ook niet begrepen worden. Culturen spelen ook een rol. Zo zijn
mentale problemen een taboe binnen de Islam.
De conclusie van het onderzoek is dat de waargenomen nood voor psychische hulp hoger was bij
Turkse migranten dan etnische Nederlanders. Marokkaanse migranten hebben minder nood voor
psychische hulp waargenomen dan etnische Nederlanders. In alle etnische groepen is
zelfredzaamheid het vaakst genoemd als drempel voor het vragen van hulp. Onder migranten werden
pessimisme over de effectiviteit van psychische hulp en onwetendheid over (Nederlandse) psychische
hulp genoemd als drempels.
Henrich, Heine & Norenzayan (2010). The weirdest people in the world?
Onder WEIRD people wordt een Western, Educated, Industrialized, Rich and Democratic samenleving
verstaan.
Uit een analyse van onderzoeken binnen gedragswetenschappen blijkt dat 68% van de ‘testpersonen’
uit Amerika kwam, en 96% uit Westerse geindustrialiseerde landen (vooral Noord-Amerika en
Europa). 96% van de antwoorden komt dus uit 12% van de hele wereldbevolking. Deze methode is
niet representatief. Amerika heeft een groot aandeel in de psychologische studies. 70% van alle
psychologische citaten komt uit Amerika. Veel onderzoeken worden gedomineerd door Westerse
mensen. De database reflecteert dus niet de gehele wereldbevolking, maar vooral de WEIRD people.
Binnen de psychologie kan niet gegeneraliseerd worden.
Iedereen kijkt op een andere manier. Er zit een groot verschil in cultuur, gender, leeftijd en
onderwijsniveau. Niet alleen talen verschillen, maar ook de manieren waarop gesproken wordt over
dingen en welke systemen (verwijzingen) er worden gebruikt (rechts van het huis of westkant van het
huis). Het blijkt dat de industriële samenleving vaak afwijkt van de kleinere samenlevingen. Toch zien
wij het vaak als ‘normaal’. Echter zijn er ook gelijkenissen tussen de industriële- en kleinere
samenlevingen. Zo worden illusies, kleuren, analoge nummeringen, sociale relaties en emotionele
expressies over het algemeen hetzelfde gezien.
Ondanks dat er gelijkenissen zijn, zijn geïndustrialiseerde samenlevingen vaak de
uitzonderingen/buitenbeentjes.
Hoewel er sterke patronen naar voren zijn gekomen bij mensen uit geïndustrialiseerde
samenlevingen, komen westerlingen naar voren als ongewoon op verschillende belangrijke dimensies.
De onderzochte experimenten zijn talrijk, komen uit verschillende methoden en maken vaak deel uit
van systematisch vergelijkbare datasets gemaakt door verenigde projecten. Veel van deze verschillen
zijn niet alleen verschillend in de grootte van effecten, maar vertonen vaak kwalitatieve verschillen
zoals omkeringen of nieuwe fenomenen.
Omdat het meeste psychologisch onderzoek uit Amerika komt, wordt Amerika onder de loep
genomen. Amerikanen zijn individueel en zelfstandig ingesteld. Binnen Amerika zijn grote verschillen
tussen mensen (en hun gedragingen). Hoogopgeleide Amerikanen verschillen nóg meer.
Talrijke bevindingen uit verschillende disciplines geven aan dat, naast dat er veel overeenkomsten,
ook verschillen zijn tussen typische proefpersonen en de rest van de Amerikaanse bevolking op
onverwachte domeinen. In sommige van deze domeinen vertonen de gegevens van Amerikaanse
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jip02. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.98. You're not tied to anything after your purchase.