Literatuur:
Kelk/ de Jong H4 p. 155-207
HR 31 oktober 2006, NJ 2007, 79 (Leestafel zooien)
HR 25 september 2018, NJ 2019/453 (Sliding)
Leerdoelen:
1. Hoe wordt het bestanddeel wederrechtelijkheid uitgelegd in de theorie en de jurisprudentie?
2. Wanneer is een gedraging wel of niet wederrechtelijk? Welke uitzonderingsgebieden kent het materieel
strafrecht, waardoor een bepaalde gedraging niet wederrechtelijk is?
HOE WORDT HET BESTANDDEEL WEDERRECHTELIJKHEID UITGELEGD IN DE THEORIE EN DE
JURISPRUDENTIE?
Structuur strafbaar feit
o Menselijke gedraging
o Vervult delictsomschrijving objectieve zijde van het delict
o Wedderrechtelijk
o Aan schuld te wijten subjectieve zijde van het delict
Wederrechtelijkheid heeft betrekking op het normoverschrijdende karakter van de gedragingen die in de
DO strafbaar is gesteld. Berust op het feit dat de wettelijke DO de schending van een onderliggende
rechtsnorm impliceert.
Wederrechtelijk gedrag is gedrag dat strijdig is met normen van behoren, van maatschappelijke
betamelijkheid, van gebruik en gewoonte en dus met alle (on)geschreven verplichtingen, kortom: met
het gehele objectieve recht. Daarom is het een diffuus (= zonder duidelijke grenzen) begrip.
Van alle gedragingen is een deel wederrechtelijk, waarvan weer een deel uiteindelijk strafbaar wordt
gesteld. Dit heeft een aantal gevolgen:
o Een klein deel van alle normschendingen (wederrechtelijke gedragingen) worden strafbaar
gesteld door het strafrecht.
o De schending van één norm wordt soms slechts partieel strafbaar gesteld (fragmentarische
bescherming). Dit kan zich ook afspelen binnen een DO. De DO m.b.t. oplichting stelt
bijvoorbeeld alleen enkele vormen van oplichting strafbaar.
Legaliteitsbeginsel bepaalt grens tussen strafbaar wederrechtelijk gedrag en niet strafbaar
wederrechtelijk gedrag. Er moet namelijk een wettelijke strafbepaling bestaan die rechtstreeks op een
feit van toepassing is. Het toepassen van analogie op aansprakelijkheidsuitbreidende wijze is de
positieve werking van wederrechtelijkheid (verboden). Dat betekent dus dat alles wat wederrechtelijk
is, strafbaar is, ook al is dit niet strafbaar gesteld. Analogie is minder bezwaarlijk bij strafuitsluiting
negatieve werking wederrechtelijkheid. Dit betekent dat niet alles dat aan de strafbepaling voldoet
maar niet wederrechtelijk is, ook strafbaar hoeft te zijn. Dit hangt samen met het strafrecht als ultimum
remedium.
o Voorbeeld positieve (+) werking: we stellen overspel niet strafbaar, terwijl het wel
wederrechtelijk is. Wederrechtelijkheid is een kwestie van normen en waarden.
o Voorbeeld negatieve (-) werking: vrijheid om wederrechtelijkheid is sommige kwesties minder
te bestraffen.
Wederrechtelijkheid is in ieder geval een stilzwijgend element van een strafbaar feit, maar kan soms
ook in de delictsomschrijving zijn opgenomen als bestanddeel (bijv. art. 310 Sr en art. 350 Sr). Het
uitgangspunt in het strafrecht is dat iedere delictsomschrijving een omschrijving is van een
wederrechtelijke gedraging en dat vervulling van de delictsomschrijving met zich meebrengt dat er
sprake moet zijn geweest van een wederrechtelijke gedraging.
Meestal wordt wederrechtelijkheid niet als bestanddeel opgenomen in een delictsomschrijving
aangezien een delictsomschrijving al een wederrechtelijke gedraging omschrijft. Soms neemt de
wetgever de wederrechtelijkheid wel op als bestanddeel in de delictsomschrijving, door letterlijk de
term ‘wederrechtelijk’ of andere termen als ‘zonder daartoe gerechtigd te zijn’ en ‘zonder verlof van het
bevoegd gezag’ te gebruiken. Soms ligt de wederrechtelijkheid verstopt in een ander bestanddeel zoals
bij mishandeling.
De wederrechtelijkheid wordt soms als bestanddeel opgenomen om bepaalde gevallen terzijde te
schuiven, die zonder de term onder de delictsomschrijving zouden vallen. In feite beperkt de opname
van wederrechtelijkheid als bestanddeel dus de delictsomschrijving. Een voorbeeld hiervan is weer art.
310 Sr, als het bestanddeel ‘wederrechtelijk’ niet was toegevoegd, zou het ‘wegnemen’ bij iemand van
een cadeau op je verjaardag ook strafbaar zijn.
2
, Twee verschillende opvattingen over het bestanddeel wederrechtelijkheid:
o Eng wederrechtelijkheidsbegrip: wederrechtelijkheid komt in het licht van een bepaalde
strafbepaling een specifieke betekenis toe. Ook Van Veen heeft benadrukt dat in iedere
strafbepaling welke het begrip ‘wederrechtelijk’ bevat dit begrip een eigen, specifieke
betekenis heeft in overeenstemming met het doel en de strekking van die bepaling. Dit getuigt
van een enge betekenis, omdat het in het algemeen maar één bepaald facet zal
vertegenwoordigen – facetwederrechtelijkheid.
Dus wat houdt per wet wederrechtelijkheid in. Het is dus een specifieke bepaling van
wat wederrechtelijkheid is per wet. Bijvoorbeeld vredebreuk door een
opsporingsambtenaar.
Art 138 & 370 Sr.
o Ruim wederrechtelijkheidsbegrip: dit interpreteert wederrechtelijkheid als strijd met het
objectieve/normatieve recht. De betekenis van wederrechtelijkheid als bestanddeel wordt hier
min of meer gelijkgesteld aan de betekenis van het element wederrechtelijkheid. Het kan
worden bewezen als kan worden vastgesteld dat de gedraging in strijd is met het objectieve
recht. Nadeel van dit ruime begrip t.o.v. het enge begrip is dat dit soms te ruim is voor een
specifieke bepaling. Hierdoor staat het rechtszekerheidsbeginsel (lex certa) op gespannen voet
met de ruime opvatting van wederrechtelijkheid.
Algemener en ruimer. Eerwraak valt onder bijvoorbeeld onder mishandeling (art 300
Sr). In het ruimere perspectief is er dus meer interpretatievrijheid. Hoeft niet perse
ook in het licht te zijn met de bedoeling van de wetsbepaling in beginsel.
Invulling bestanddeel wederrechtelijkheid bij verschillende delicten:
o Ruime opvatting bij vermogensdelicten (diefstal, oplichting, afpersing, verduistering) en
stalking (art 285b Sr). Lees voorbeelden in boek ter illustratie.
‘Wederrechtelijk’ verkregen voordeel hoeft niet altijd te betekenen dat de dader uit
was op een voordeel zoals bedoeld is met de DO. Door een ruim perspectief te
hanteren kan er tevergeefs alsnog worden veroordeeld. Het wezenlijke doel van
oplichting is dan niet aanwezig en wederrechtelijkheid verliest in de DO haar
specifieke betekenis, maar andere bestanddelen zorgen ervoor dat er alsnog wordt
voldaan aan de DO. Als er geen voordeel zoals in de DO is behaald, maar dit wel op
listige en bedrieglijke wijze is geschiedt, is dat wederrechtelijk.
Bijvoorbeeld diefstal door een onderzoeksbureau van een gestolen auto, die wordt
teruggereden naar de politie in plaats van de plek van degene die de auto had
gestolen, heeft onvoldoende wederrechtelijkheidsgehalte om in strijd te zijn met het
objectieve recht.
o Enge opvatting bij:
Vaak te herkennen aan het feit dat de term ‘wederrechtelijkheid’ slechts in een
bepaald facet van de delictsomschrijving naar voren komt, bijvoorbeeld door
uitdrukkingen als ‘met overschrijding van zijn bevoegdheid of zonder inachtneming
van de bij de wet bepaalde vormen’.
Diverse theorieën
o Leer van de formele wederrechtelijkheid: degene die de strafwet overtreedt handelt ipso
facto wederrechtelijk, tenzij de wet zelf de wederrechtelijkheid opheft i.g.v. een
rechtvaardigingsgrond.
Ipso facto = ‘door het feit zelf’
o Leer van de materiële wederrechtelijkheid: de wederrechtelijkheid van een daad ontbreekt
op gronden die niet door de wet zijn voorzien. Als geen van de rechtvaardigingsgronden zich
voordoet, kan de materiële wederrechtelijkheid alsnog afwezig zijn. De leer houdt in dat
wanneer wederrechtelijkheid wegvalt, straffeloosheid moet volgen. Onder uitzonderlijke
omstandigheden kan beroep worden gedaan op de buitenwettelijke rechtvaardigingsgrond
‘afwezigheid van materiële wederrechtelijkheid’, zoals in het Veearts-arrest. Over het
algemeen is sprake van afwezigheid van materiële wederrechtelijkheid als met een redelijk
middel of met redelijke middelen een redelijk doel is nagestreefd*. In het kader van Veearts:
door de wet te overtreden wordt de aan de wet ten grondslag liggende norm juist vervuld.
Leer van sociale adequatie (Socialadäquanz): vertrekpunt = menselijke handeling
in de sociale context waartoe deze behoort en waaraan deze zijn betekenis ontleent.
Sociaal adequate handelingen zijn alle handelingen waarin zich het maatschappelijke
leven met historisch bepaalde ordening afspeelt. Het zijn handelingen die passen in
het verwachtingspatroon en functioneel zijn binnen de maatschappelijke orde. Een
bepaalde maatschappelijke functie geeft een vrijheid van handelen, mits dit
3
, functioneel bijdraagt of past binnen het maatschappelijk patroon. Pijn en letsel bij
rugby is bijvoorbeeld acceptabel binnen zekere grenzen. Remmelink vindt dan ook
dat gedragingen die een bepaalde rol of functie op een specifiek terrein waarmaken,
niet onder bereik van de strafwet moeten vallen.
Men handelt wederrechtelijk en eventueel verwijtbaar door een rol aan te
nemen die niet wordt waargemaakt in de formele structuur/maatschappelijke
rolverdeling. Bijvoorbeeld door een verpleegster. Ook wordt een bokser niet
aangeklaagd voor mishandeling.
Vrij’s leer van de subsocialiteit: naast wederrechtelijkheid en schuld een derde
algemene voorwaarde, subsocialiteit (als element). De subsocialiteit van een delict is
het gevaar dat daardoor voor de samenleving is ontstaan. Het is samengesteld uit
verschillende lagen: gevaar voor herhaling door dader zelf (1), gevaar voor
onvoldaanheid slachtoffer (2), gevaat voor navolgingsdrang bij derden (3) en het
gevaar voor ontdaanheid bij vierden (4). Vrij beoogt hiermee te verklaren waarom
sommige gevallen hard worden gestraft en anderen niet.
Strafdoelen corresponderen met door vrij genoemde gevaren:
o Gevaar voor herhaling: speciale preventie
o Gevaar van onvoldaanheid: conflictoplossing
o Gevaar voor navolgingsgedrag: generale preventie
o Gevaar voor ontdaanheid: vergelding
De creatieve interpretatie (enige die in praktijk wordt gebruikt): de vorige drie
benaderingen zijn te vrijblijvend en niet juridisch acceptabel. De rechter moet één of
meer aspecten van wederrechtelijkheid inlezen (= interpreteren) op grond van
veroorlovende normen uit andere rechtsgebieden, algemene rechtsbeginselen of
rechtsgewoontes.
Contrariërende norm: terzijde stellen van een strafrechtelijk beschermde
norm. Dus vanuit een ander rechtsgebied/algemeen
rechtsbeginsel/rechtsgewoonte de norm opzij zetten.
o Dat is gebeurd bij vee-arrest: volgens Tarverne is bestanddeel
‘wederrechtelijk’ daar ingelezen.
Interveniërende norm: een extra aspect inlezen in DO. Een ander
rechtsgebied/algemeen rechtsbeginsel/rechtsgewoonte gebruiken om dat
extra aspect in te lezen.
Maatschappelijke norm: veroorlovende lading, dus beïnvloeding DO.
Leestafel zooien
Essentie
o HR beoordeelt over criteria voor een spelsituatie. Een gegrond beroep op een dergelijke
situatie maakt namelijk het aanvaarden van culpa minder aannemelijk. Bij leestafel zooien gaat
het echter om een zeer gevaarzettend spel en is daarnaast niet goed afgebakend met duidelijke
spelregels. Hierdoor kan geen beroep worden gedaan op een spelsituatie.
Rechtsregel
o Wanneer letselveroorzakende gedragingen plaatsvinden in sport- of spelsituaties is minder snel
sprake van schuld als bedoeld in art 308 Sr. Er kan geen beroep worden gedaan op een
spelsituatie wanneer sprake is van gevaarzettend handelen en een niet door duidelijke
spelregels afgebakend spel.
Feiten
o Slachtoffer komt tussen zware leestafel en deur terecht door het spel waardoor hij zijn
rechterpols brak en meerdere breuken had op de linkerpols. De verdachte wordt veroordeeld
voor medeplegen aan het bekomen van zwaar lichamelijk letsel bij een ander, aan zijn schuld
te wijten (art 308 Sr). Beroep op sport- of spelsituatie verworpen.
Sliding
Feiten
o Betreft een mishandeling tijdens een voetbalwedstrijd. Voetballer maakte een sliding waardoor
zijn tegenspeler pijn/letsel opliep.
Rechtsregel
o Binnen een sport- of spelsituatie betekent niet automatisch dat alle handelingen niet
wederrechtelijk zijn. In casu heeft de verdachte de aanmerkelijke kans aanvaart dat zijn
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller rosalielaar50. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.70. You're not tied to anything after your purchase.