Taal- en tekststructuren
Inleiding
Taal als wezenlijk en universeel kenmerk van de mens
Verschillende verbanden
o Taal en handelen
Schrijven, spreken, luisteren, schrijven zijn vormen van handelen
Talig actief zijn = taalhandelingen uitvoeren altijd gesitueerd in een
taalgemeenschap en in een bepaalde context
Verband is soms expliciet bv. Begroetingsformules, preformatieve werkwoorden
o Taal en denken
Taal structureert het denken van de mens
Taal kan middel zijn voor machtsuitoefening
o Taal en wetenschap
Kennisverwerving en -overdracht gebeurt via taal
De plaats van taal in de menswetenschappen
Taal- en literatuurwetenschap
o Esthetische doeleinden
o Sociale, rationele en emotionele functie
o Taal wordt verrijkt via literatuur
o Kunstgeschiedenis, -kritiek gebeuren a.d.h.v. taal
o Semiotiek = studie van taaltekens
Taalwetenschap
Een empirische wetenschap: onderzoekt feitenmateriaal binnen de menselijke ervaringswereld
Een cultuurwetenschap: taal en taalgebruik, taal is het product van intentionele menselijke
handelingen
Een ervaringswetenschap
Begrippen
o Fonologie = studie van taalsystemen en -patronen, met inbegrip van hoe spraakklanken
worden gecombineerd en georganiseerd en hoe betekenis wordt overgedragen
o Morfologie = studie va woordvorming d.w.z. van de wijze waarop in een taal door afleiding
en samenstelling woorden worden gevormd
o Semantiek = onderdeel van de taalkunde dat zich bezighoudt met de betekenis van
woorden
o Etymologie = wetenschap die de herkomst en geschiedenis van woorden onderzoekt
o Syntaxis = regels van een taal voor het maken van groepen van woorden en van zinnen
o Dialectologie = de wetenschap die regionale verschillen tussen taalvariëteiten bestudeert
o Sociolinguïstiek = tak van de linguïstiek die het verband tussen taal en sociale groepen
bestudeert
o Contrastieve linguïstiek = waarin verschillen en overeenkomsten tussen talen op praktische
wijze worden omschreven
o Naamkunde = studie van eigennamen
o Psycholinguïstiek = studie van de invloed van de menselijke geest op natuurlijke taal en
taalgedrag
o Taaltypologie = wetenschap die de verschillende soorten van talen en taalfamilies tracht te
onderscheiden en te beschrijven
1
, o Linguïstische pragmatiek = Het bestuderen van betekenisaspecten in taal die te maken
hebben met het gebruik van taal binnen een natuurlijke context
o Neurolinguïstiek = wetenschap die de relatie tussen taal en het menselijk brein bestudeert
o Computerlinguïstiek = linguïstiek die zich richt op analyse van taal met computermodellen
o Discoursanalyse = mondelinge, schriftelijke en andere taaluitingen worden onderzocht op
hun politieke lading
Onderscheid synchroon (bepaald moment) – diachroon (historische taalontwikkeling)
Deel 1: Taal
Taal als systeem
Taal als een systeem van tekens
Het taalteken
Definitie en classificatie van tekens
o Tekens = vormelementen die staan voor iets anders, waarmee men verwijst naar iets anders
o Door taaltekens wordt verwezen naar de buitentalige werkelijkheid (concrete realiteit +
wereld van gedachten)
o Drie types
Icoon: gelijkenis / associatie bv. Verbodsbordje ‘niet roken’
Index: causaliteit / contiguïteit (= tekens in natuur aanwezig) bv. windpokken
Symbool: arbitrariteit (willekeurig, symbool kennen om te weten wat het
betekent) / conventie (overgeleverde historische kennis) bv. Taaltekens
De indirecte relatie tussen woord en object
o Iconen verwijzen naar de werkelijkheid op basis van gelijkenis of een associatieve
overeenkomst
o Indexicale teken verwijst naar natuur
o Het symbolische teken maakt mogelijk dat met het taalteken als eenheid van vorm en
inhoud naar iets verwijst
Geen direct verband tss tweeledig taalteken en ‘object’ in werkelijkheid
Geen direct verband tss bepaalde vorm van een taalteken en betekenis die daar
conventioneel aan beantwoordt
Kenmerken van de betekenisrelatie
o Dubbele implicatie = geen vorm zonder betekenis en geen betekenis zonder vorm, vormen
zonder inhoud zijn geen taaltekens
o De betekenis is een sociaal gegeven dat door conventie (volgens traditie v/h spreken in
bepaalde taalgemeenschap) is vastgelegd
o De arbitraire relatie is de basis voor de grote multifunctionaliteit van taaltekens
o De onomatopeeën vormen op de fundamentele arbitrariteit van taaltekens maar
gedeeltelijk een uitzondering
“Arbitrariteit en “motivatie genuanceerd
o Historische evolutie bv. ‘pigeon’ komt van het Latijn ‘pipire’ = piepen
o Afgeleide en samengestelde woorden zijn gedeeltelijk gemotiveerd
o Telwoordensysteem: in bepaalde talen is vijf = hand relatieve motivatie
2
, o Motivatie in creatief taalgebruik
o Iconiciteit op diverse niveaus (fonologisch, morfologisch en syntactisch)
De taaleenheden
Verschillende niveaus in de moderne taalwetenschap
o Tekst
o Zinnen
o Woordgroepen
o Woordgroepen
o Morfemen (kleinste betekenis dragende elementen)
Vrije morfemen
Gebonden morfemen
o Fonemen (kleinste betekenis onderscheidende elementen)
De economie van het taalsysteem
Van foneem naar zin twee grenzen worden overschreden
o Van gesloten naar open inventarissen
Klankeenheden behoren tot gesloten inventaris
Morfemen en fonemen tot vrij grote inventaris
Zinnen, teksten tot open inventaris
o Van elementen die zelf betekenisloos zijn naar betekenisvolle elementen
Hiërarchie en lineariteit
In geschreven taalgebruik wordt de lineaire opeenvolging v/d taalproductie weergegeven door de
ruimtelijke organisatie van het schrift
Van klankeenheden tot de tekst vertoont de taal structuren met specifieke afhankelijkheidsrelaties
tss eenheden hiërarchische constituentenstructuur
Taal interpreteren is het projecteren van een ingewikkelde hiërarchische structuur op een lineaire
opeenvolging van klanken ambiguïteit (1 zin op 2 manieren interpreteren)
o Syntactisch
o Lexicaal
Fundamentele taalrelaties
Syntagmatische relaties = relaties tss elementen die met elkaar gecombineerd worden
o Situeren zich op grammaticaal en betekenisvlak
o Worden gerealiseerd in concreet taalgebruik
o (niet allemaal) “in praesentia” = tss elementen die expliciet aanwezig zijn in de taaluiting
Paradigmatische relaties = relaties tss elementen die op dezelfde plaats van de taaluiting kunnen
staan, die tot eenzelfde klasse of paradigma behoren
o (niet allemaal) “in absentia” = elementen die niet in de taaluiting aanwezig zijn, maar
waarvan het bestaan de waarde van het geselecteerde element mede bepaalt
o Relaties tss elementen waaruit spreker selectie maakt
o Bestaan op niveau v/h onderliggende taalsysteem
o Situeren zich op grammaticaal en lexicaal vlak
Associatieve relaties = geheel van associaties die door een element opgeroepen worden o.b.v.
overeenkomsten op vlak van vorm/betekenis
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller femkedevos. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.77. You're not tied to anything after your purchase.