Hoorcolleges onderzoeksmethodologie
Hoorcollege 1 – Waarom doen we onderzoek?
Verwerven van kennis
• Wetenschap: de manier om de werkelijkheid te beschrijven, ordenen, registreren,
begrijpen en verklaren
• Doel van wetenschap: voorspellen, beheersen/beïnvloedden
• Om te kunnen beïnvloedden/manipuleren > moet je kunnen verklaren (voorwaarde)
> om te kunnen verklaren moet je kunnen beschrijven. Beschrijven > verklaren >
beïnvloedden
➢ Diverse wetenschapsfilosofische stromingen: discussies over de kijk op hoe de
wereld in elkaar steekt.
Wetenschapsfilosofische stromingen
1. Metafysica
• Onderdeel van de filosofie en sociale wetenschap is ontstaan uit de
metafysica
• Nadenken, filosoferen over aard van werkelijkheid, niet toetsbaar
• Filosofische wetenschap onderscheidt zich van de empirische wetenschap
(wetenschappen gebaseerd op de dingen die je waarneemt) > staat los van
elkaar
2. Prepositivisme
• Wetenschappers wouden dat de werkelijkheid meer betrokken werd, om
uitspraken te doen over wat er om ons heen gebeurt.
• De werkelijkheid moet goed worden beschreven en ook zo onvertekend
mogelijk
• Empirisch, maar slechts beschrijvend
3. Positivisme
• Beschrijven is een voorwaarde, maar we willen ook dingen kunnen verklaren.
Om te kunnen verklaren moeten we ook kunnen ingrijpen op de wereld > er
moeten veranderingen ontstaan/manipuleren.
• ‘De sociale wereld kan op dezelfde manier als de natuurwetenschappen
bestudeerd worden’
• Nadruk op ingrijpen en voorspellen (i.t.t. enkel beschrijven)
• Als we op dezelfde manier onderzoek doen > kunnen we op dezelfde manier
kennis opdoen.
• Streven naar algemene causale wetten (oorzaak-gevolg relaties)
4. Post-positivisme
• Werd ontdekt dat het niet werkt > mensen hebben een eigen mening (anders
dan objecten) en verschillend van elkaar.
• ‘Teleurgesteld’ in positivisme (causale wetten werken niet met mensen)
, o Er is niet zoiets als een enkele waarheid > verschillend per persoon,
maar er is wel altijd overlap (overlap bepalen)
o Theorie moet werkbaar zijn
5. Constructivisme
• Sterke tegenreactie op positivisme:
o ‘Streven naar causale wetten misleidend, want er zijn niet zulke
verbanden’ Mensen verschillen te erg van elkaar
o ‘Nadruk op voorspellen en controle beperkt wetenschap’ > daardoor
leren we niet wat er in de participanten omgaat
o Determinisme: miskent vrije wil en alternatieve realiteit (alles ligt vast
volgens de causale wetten, maar dat is niet zo mensen kunnen zelf
beslissen)
o Reductionisme: simplificeert te veel (mensen als getallen zien,
daardoor is de hele denkwereld van die persoon weg)
o Egocentrisch: onderzoeker gaat uit van eigen realiteit, misschien meer
de participant aan het woord laten
o Ontmenselijk
o Opdringerig en onnauwkeurige antwoorden
• Perspectief deelnemers moet centraal staan
• Theorievorming tijdens data verzamelen
Geschiedenis sociaalwetenschappelijk onderzoek
Wetenschapsfilosofische stromingen
Moderne blik:
• Soort mengvorm postpositivisme – constructivisme
• Leunt sterk op (post)positivisme, maar
• Kritiek op positivisme serieus genomen
• Houd rekening met:
o Situationele factoren (omgeving)
o Diverse perspectieven
o Toepasbaarheid in echte wereld (nut moet hebben)
, o Effect van onderzoeker (gecheckt worden door andere onderzoeksgroepen)
o Respect voor onderzoeksnemers
Bekende manieren van kennisvergaringen
Twee kapstokken
Vergelijking sociale wetenschappen met twee manieren van kennisvergaring waar je al
bekend mee bent:
1. Natuurwetenschappen
• Vergelijkbare logica, maar actievere rol van het ‘onderzoeksobject’
o Mensen werken anders dan objecten
2. Dagelijks leven
• Vaak vergelijkbare doelen, begrijpen van menselijk gedrag
Vergelijking natuurwetenschappen
• Vergelijkbare logica, maar actievere rol onderzoeksobject (mensen)
• Complexer: nadenken over sociale en ethische waarden
Sociale wetenschappen meer omstreden dan natuurwetenschappen
• Onderzoek naar mensen trekt aandacht
• Sociaal relevante onderwerpen trekken meer aandacht
o Implicaties voor maatschappij, personen en groepen
o Onderwerp vaak persoonlijk of politiek gevoelig
• Publiek heeft veel ‘ervaring’ met de onderwerpen
• Kan negatieve reacties uitlokken
o Rind et al. (1998): effecten seksueel misbruik
o Covariation principle
• Gebruikte methoden ‘ogen gewoontjes’ (vragen stellen, observeren)
Vergelijking dagelijks leven
• Vermoedens en hypothesen andermans gedrag (anders dan natuurwetenschappen)
• We willen gedrag verklaren en bepalen of verklaring juist is
Naïeve hypothesen en theorieën
• Onze dagelijkse manier van kijken naar de wereld lijkt op wetenschap
• De Groot (1994): elk organisme doorloopt cyclus om te functioneren en doelen te
bereiken: waarnemen – ideeën opdoen – proberen – resultaten – evalueren
Hulpbronnen van naïeve hypothesen
1. Logisch analyse
• Theorie vaak in vorm van syllogisme: redenering bestaande uit drie
proposities:
1) Premisse 1
2) Premisse 2
3) Conclusie
• Logisch redeneren blijkt vaak lastig
• Inconsistenties (aannames kunnen elkaar tegenspreken) en bias
• We zoeken vooral bevestiging, geen ontkrachting
, 2. Autoriteit
• Consulteren expert > om advies vragen (verwachten dat ze meer kennis
hebben)
• Valkuilen:
o Werkelijk expert? > hangt af van het gebied
o Schijn van expertise > sommige zeggen dat ze expert zijn, maar soms
zijn ze het niet
o Onenigheid onder experts > verschillende mensen met verschillende
kijk/meningen op expertises
o Waarden bepalen keuze expert
o Experts niet onafhankelijk >
3. Consensus
• Afstemmen met gelijken (Peers)
• Valkuilen:
o Zelfde bias en vervorming autoriteit
o Groepsdenken: streven naar harmonie in groep
4. Observatie
• Hypothese vergelijken met observatie van gedrag
• Valkuilen:
o Construct anders opgevat (dan bijv. de literatuur)
o Causale richting moeilijk te bepalen
o Selectie groep: hoeft niet op te gaan in het algemeen
5. Eerdere ervaringen
• Putten uit ons verleden > kan vertekend beeld geven
• Valkuilen
o Zelfde problemen als bij observatie
o Geheugen is al ingericht volgens theorieën en hypothesen
o We onthouden makkelijker als informatie in ons plaatje past
Informele observatie vs. Sociale wetenschapen
• Grootste verschillen:
o Alert op vertekende conclusies
o Wetenschap strenger en systematischer
• Sociaal wetenschapers:
o Zelfbewust: maak ik misschien en fout?/ zie ik iets over het hoofd?
o Werk kritisch beoordeeld door andere wetenschappers (strenger)
o Bias minimaliseren, gebruik systematische methoden
o Altijd gebaseerd op empirisch onderzoek
o Vertrouwen in theorie indien niet weggelegd, veel verklarende kracht en
replicatie
Verschillen volgens de Groot
• Sociale wetenschappen:
o Overdraagbare (i.t.t. persoonlijke) kennis
o Streven naar waarheid
o Grotere zekerheden
o Empirische criteria (uitspraken gebaseerd op verzamelde gegevens)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller zoexxzk. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.74. You're not tied to anything after your purchase.