R. van Deth (2015). Psychiatrie: van diagnose tot behandeling. Houten: Bohn,
Stafleu Van Loghum (5e druk).
,1
,Hoofdstuk 1: Psychiatrie en maatschappij
1.1 Gek of ziek?
In de middeleeuwen zag men zieke mensen als gekken. Men sprak van krankzinnigheid en
geestesziekte en deze mensen werden opgesloten in mensonwaardige omstandigheden. Vanaf de 19 e
eeuw werden ziekten geordend volgens classificatiesysteem en werden ze grotendeels gelijkgesteld
met hersenziekten. Vanaf begin vorige eeuw werden psychische stoornissen steeds vaker
psychologisch verklaard en behandeld. Dit kwam vooral door Sigmund Freud met zijn psychoanalyse.
Zijn therapie zou vooral van toepassing zijn op lichtere stoornissen; de neurosen. Mensen met
ernstiger stoornissen moesten levenslang naar een kliniek. In de jaren ’60 kwamen medicijnen voor
stoornissen en een beweging daarop vanuit de antipsychiatrie die zich afzette tegen medische
psychiatrie. Zij beweerden dat psychische stoornissen valse etiketten waren voor mensen die niet in
de pas liepen. Tegenwoordig komen drie stromingen naast elkaar voor: biologische,
psychotherapeutische en sociale richting.
Wanneer is gedrag ‘gestoord’ te noemen? Wat normaal is, hangt af van norm van een sociale groep.
Abnormaliteit slaat op elke afwijking van norm. Of gedrag ‘normaal’ is, hangt af van criteria:
Kenmerken van beoordeelde persoon, zoals leeftijd, geslacht, beroep, maatschappelijke positie en
sociale rol. Bepaald gedrag is normaal bij een kind, maar niet bij volwassene.
Tijd en plaats van het gedrag. Als je in bikini op straat loopt ben je gek, maar als je dit tijdens
carnaval doet niet.
Waarden en normen van heersende cultuur en tijdgeest (is homoseksualiteit een afwijking?).
Abnormaal gedrag betekent niet meteen gestoord gedrag: superintelligent persoon wordt niet als
gestoord gezien, zwakbegaafde vaak wel. Niet elke stoornis heeft betrekking op psychische stoornis
(communicatieprobleem door aangeboren doofheid). Om te spreken van psychische stoornis, moet
het gestoorde gedrag een aantal kenmerken vertonen die:
Ook bij andere personen als ‘storend’ zijn vastgesteld
Vanwege deze gelijkenis beschreven en geordend kunnen worden binnen het begrippenkader van
de psychiatrie. Volgens deze voorwaarde kan de conclusie ‘psychische stoornis’ niet door één
beoordelaar met zijn of haar persoonlijke normenstelsel worden getrokken; andere deskundigen
moeten tot dezelfde conclusie kunnen komen. Dit wordt ook wel het criterium van
‘wetenschappelijke consensus’ genoemd. Als het gaat om onbekende en nog onbeschreven
stoornis, moet vaststelling ook door collega-deskundigen mogelijk zijn: principe van
repliceerbaarheid.
Het boek spreekt niet van ziekten, omdat dat gaat om lichamelijke afwijking, aandoening of stoornis.
Wel is er een beperkte groep stoornissen waarvan organische oorzaak bekend is en dus wel als soort
‘ziekte’ kan worden gezien (H18 en H19). In dit boek wordt het woord ‘psychiatrische patiënt’
genoemd in plaats van cliënt.
1.2 Wetenschap en praktijk
Psychopathologie is moeilijk af te bakenen van psychiatrie. Psychopathologie is de studie van het
geestelijk of psychisch lijden. Dit boek combineert beide begrippen en beschouwt de psychiatrie als
toegepaste wetenschap. De werkwijze van de hedendaagse psychiatrie is geïnspireerd door het
medische model. Dit model houdt een systematische werkwijze in om pathologische verschijnselen te
bestuderen en zo mogelijk te wijzigen. Hierin zijn de volgende stappen te onderscheiden:
2
, Diagnose: beschrijving van karakteristieke eigenschappen, ongeacht mogelijke verklaringen van
de stoornis.
Verklaring: verkenning van factoren die de stoornis hebben veroorzaakt, uitgelokt, bevorderd of
in stand gehouden.
Prognose: op onderzoek gebaseerde voorspelling van mogelijke beloop van stoornis, enerzijds
zonder therapeutisch ingrijpen (natuurlijk beloop) en anderzijds onder invloed van behandeling.
Therapie: ontwerp en uitvoering van een interventie op grond van bovenstaande punten met het
doel de stoornis te doen verdwijnen of minstens te verbeteren.
Preventie: ontwerp en uitvoering van een actieplan op grond van bovenstaande punten om
stoornissen te voorkómen (primaire preventie), zo snel en effectief mogelijk te behandelen ter
voorkoming van resttoestanden (secundaire preventie) of om nadelige gevolgen te beperken
(tertiaire preventie of revalidatie).
1.3 Werkterreinen
Veel mensen met psychische problemen komen bij de GGZ terecht. De GGZ-voorzieningen kunnen in
drie groepen onderscheiden worden:
1) Intramurale of klinische zorg
Intramuraal = binnen de muren. Opname voor behandeling of verpleging op psychiatrische
afdeling van algemeen ziekenhuis (PAAZ), algemeen ziekenhuis (APZ), GGZ-instelling of
(privé)kliniek voor klinische behandeling. Er zijn ook categorale centra, uitsluitend bedoeld voor
specifieke doelgroep (bijv. kinderen of verslaafden). Overheidsbeleid is gericht op vermindering
van intramurale zorg.
2) Ambulante of extramurale zorg
Zorg voor patiënten die in hun eigen woonomgeving blijven (ambulant = wandelend; extramuraal
= buiten de muren van de kliniek). Meeste patiënten komen terecht in voorziening voor
ambulante zorg, dus zónder dat men daar opgenomen is. Mede door overheidsbeleid groeit
ambulante zorg (= ambulantisering). Deze wordt gekoppeld aan herstelgerichte zorg, waar
gewerkt wordt aan zelfredzaamheid, eigen verantwoordelijkheid en maatschappelijke participatie
van de patiënt.
3) Tussenvoorzieningen of vormen van semimurale zorg
Deze zorg is voor mensen voor wie ambulante zorg onvoldoende is en voor wie volledige opname
niet noodzakelijk is. Er zijn beschermende woonvormen die gebundeld zijn in regionale
instellingen voor beschermd wonen (RIBW). Kleine groepjes (ex-)patiënten wonen hier samen en
krijgen begeleiding. Voor veel mensen is dit tussenstap naar (begeleid) zelfstandig wonen. Andere
vorm van semimurale zorg wordt geboden door psychiatrische deeltijdbehandeling, waarbij
patiënten niet overnachten in de voorziening.
Voorzieningen zijn vaak georganiseerd met oog op hulpverlening voor specifieke groep. GGZ kent
sterke mate van specialisering; gespecialiseerde afdelingen in GGZ-instelling of algemeen ziekenhuis
voor bijv. persoonlijkheidsstoornissen of eetstoornissen. De tak van de psychiatrie die het
grensgebied tussen psychiatrie en recht bestrijkt, heet forensische of gerechtelijke psychiatrie. In
forensisch-psychiatrische centra (zoals TBS-kliniek), klinieken of afdelingen worden personen die
verdacht worden van misdrijf of daarvoor veroordeeld zijn, psychiatrisch onderzocht en behandeld.
Kader ‘onvrijwillige opname’
Meeste patiënten worden vrijwillig opgenomen en zij kunnen op elk moment de instelling weer
verlaten. Sinds 1994 regelt de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ) de
procedures voor onvrijwillige opname en de rechtspositie van deze psychiatrische patiënten in
3
,Nederland. Onvrijwillige opname is alleen mogelijk als de zaak voldoet aan het gevaarcriterium; als er
sprake is of kan zijn van gevaar voor patiënt zelf/de omgeving. Een gedwongen opname kan
plaatsvinden via rechterlijke machtiging (RM) of inbewaringstelling (IBS). Als psychiaters menen dat er
geen gevaar meer is, kan RM of IBS op ieder moment opgeheven worden. De Wet BOPZ is regelmatig
onderwerp van heftige discussies geweest en wordt daarom vervangen door Wet verplichte ggz
(Wvggz) die uit gaat van (ambulant) behandelen en niet langer de gedwongen opname centraal stelt.
Dwang moet zoveel mogelijk voorkomen worden en slechts toegepast worden als stoornis kan leiden
tot ernstige schade voor patiënt zelf of voor een ander én als alle mogelijkheden voor vrijwillige zorg
volledig benut zijn.
Er is een zeer uitgebreid netwerk van GGZ-voorzieningen met grote verscheidenheid aan
beroepsgroepen dat al snel onoverzichtelijk wordt. In 2014 ingrijpende stelselwijziging volgens
principe ‘stepped care’: eerst lichtste vorm van behandeling en als dat niet werkt steeds een
zwaardere. Bij deze ingreep heeft huisarts belangrijke rol gekregen. In de basis-GGZ werkt hij samen
met gespecialiseerde mensen. Bij ernstiger problematiek of stoornis volgens DSM-5 kan huisarts de
patiënt direct verwijzen naar generalistische basis-GGZ. Huisarts kan ook verwijzen naar
gespecialiseerde GGZ. Doel van deze stelselwijziging is dat groei van GGZ wordt afgeremd en minder
cliënten terechtkomen in (duurdere) gespecialiseerde GGZ.
Is patiënt gevaar voor zichzelf of anderen en/of is sprake van complexe problematiek (meerdere
psychische stoornissen)? gespecialiseerde GGZ.
Is van bovenstaande geen sprake, maar is er sprake van 1 stoornis volgens DSM? generalistische
basis-GGZ.
Is er van bovenstaande allemaal geen sprake, dan basis-GGZ (huisarts en vaak POH-GGZ).
Hoofdstuk 2: Diagnose
2.1 Classificatie: van symptoom tot syndroom
Er kan slechts systematisch onderzoek gedaan worden indien gebruikgemaakt wordt van erkende
wetenschapstaal. In de psychiatrie betekent dat vooral classificeren (naam geven en ordening
aanbrengen) van stoornissen. Dit is geen doel op zich, maar middel om meer kennis te verwerven
over het vóórkomen, het ontstaan, de ontwikkeling, het beloop en de behandeling van psychische
stoornissen. De psychiatrie volgt medische model en dat geldt ook voor classificatie van stoornissen,
die geïnspireerd is door indeling in ziekten in geneeskunde. Wegens ontbreken van duidelijk
aantoonbare lichamelijke oorzaak, kan er echter in psychiatrie meestal geen sprake zijn van ziekten;
men ordent psychische stoornissen als syndromen. Een syndroom is een groep of samenhangend
geheel van symptomen in beschrijvende zin, d.w.z. dat we deze groepering of samenhang slechts
vaststellen en onder een bepaalde naam omschrijven. We geven er dus nog geen verklaring voor! Een
symptoom betekent in de geneeskunde teken van ziekte; in de psychiatrie betekent het dat het
verondersteld wordt een uiting, signaal of kenmerk van psychische stoornis of syndroom te zijn.
Hoofdsymptomen verwijzen met grote waarschijnlijkheid naar specifieke stoornis; bijsymptomen
maken beeld van stoornis volledig, maar zijn bijkomstig. Voorbeeld anorexia: hoofdsymptoom is wens
om mager te zijn en bijkomstig symptoom is uitvallen van menstruatie. Ordening van psychische
stoornissen als syndromen berust op categoriale classificatie: onderverdeling in duidelijk afgebakende
categorieën op grond van aantal kenmerken die aanwezig moeten zijn om van dergelijke stoornis of
syndroom te mogen spreken. Stoornissen zijn echter niet zo eenvoudig te ordenen in strikt
afgebakende syndromen. Dergelijke classificaties brengen twijfel over betrouwbaarheid en
4
,bruikbaarheid met zich mee, maar is het daarnaast wel verantwoord om mensen in ‘vakjes’ in te
delen? Diagnose betekent in geneeskunde nauwkeurige vaststelling, onderscheiding en omschrijving
van stoornissen (symptomen, syndromen, ziekten). Diagnostiek is werkwijze om tot diagnose te
komen en middel hiertoe is classificatiesysteem zoals DSM-5. Om gebruik te maken van zo’n middel
om mensen te helpen met problemen, moeten ordening en diagnose betrouwbaar en bruikbaar zijn.
Men moet nagaan of verschillende beoordelaars tot dezelfde conclusie komen als ze dezelfde patiënt
onafhankelijk van elkaar onderzoeken. Graad van overeenstemming hangt o.a. af van gebruikte
indelingscriteria en diagnostische methode.
2.2 Indeling volgens de DSM-5
Er was veel begripsverwarring binnen de psychiatrie. Er was daarom behoefte aan diagnostisch
systeem dat moest beantwoorden aan twee basisprincipes:
1) De ordening van psychische stoornissen moet losstaan van de mogelijke verklaringen.
2) De indeling moet steunen op heldere en ondubbelzinnige criteria, die bruikbaar zijn in de
diagnostische praktijk en het wetenschappelijk onderzoek.
Met dit doel ontwikkelde vereniging ’American Psychiatric Association’ een handleiding, namelijk de
‘Diagnostic and Statistical Manual’ (DSM). In plaats van alfabetische catalogus, vergroot het ordenen
in hoofdgroepen (bijv. angststoornissen) de overzichtelijkheid en krijgt diagnostische zoekproces
systematischer leidraad. In de DSM-4 had indeling in hoofdcategorieën een hiërarchische functie,
waardoor volgorde van diagnostische groepen niet toevallig leek; in zoekproces werd voorrang
gegeven aan stoornissen met duidelijk neurobiologische grondslag, gevolgd door stoornissen
gekoppeld aan gebruik van psychoactieve stoffen (alcohol, drugs). Na uitsluiting van deze categorieën
kon men dan de overige groepen systematisch verkennen. Van deze systematiek is geen sprake meer
in de DSM-5. In plaats van systeem van vijf assen zoals bij DSM-4, is bij DSM-5 gekozen voor indeling
in 20 groepen op basis van ontwikkelingsperspectief: naarmate stoornis vroeger in levensloop kan
optreden, staat deze meer vooraan. Neurobiologische stoornis als eerst en neurocognitieve stoornis
(waaronder Alzheimer) als laatst. Bij DSM-4 diende men vaak meerdere diagnosen tegelijk te
vermelden (= comorbiditeit) en nam men daardoor toevlucht tot restcategorie. Dit hing samen met
strakkere afbakening van categorieën (alles of niets) om betrouwbaarheid van diagnose zo groot
mogelijk te maken, maar ging ten koste van validiteit of praktische bruikbaarheid. Dit laatste wil men
in DSM-5 vergroten door meer dimensionale (meer of minder) omschrijvingen te gebruiken, maar nu
mogelijk ten koste van betrouwbaarheid van diagnose. Dit probleem van afbakening probeert men
ook te vermijden, door bij elke stoornis graad van ernst te beoordelen met systematische criteria.
Ook wil DSM-5 therapiedoelen omschrijven; dit zijn specifieke kenmerken van stoornis waar
behandeling zich op zou moeten richten.
Kader: Diagnose Behandeling Combinaties (DBC’s)
Vooral met oog op betaalbaarheid wil overheid meer marktwerking in de zorg. Daarom heeft men in
GGZ de DBC’s ingevoerd: Diagnose Behandeling Combinaties. Een DBC beschrijft iedere stap in
behandeling van bepaalde stoornis, wat basis vorm voor declaratie bij zorgverzekeraar. Opstellen van
DBC is voorbehouden aan specialisten. Eerst wordt DSM-stoornis vastgesteld functioneren van
patiënt inschatten zorgprofiel vastgelegd.
Er is veel kritiek op DBC; in DSM gaat het om classificaties, maar ze worden in DBC’s als volledige
diagnosen gebruikt. Ook doet DBC-systematiek geen recht aan complexiteit van GGZ, waarin immers
veel cliënten meerdere stoornissen hebben.
5
,2.3 Systematische diagnostiek
Goede diagnose begint met nauwkeurige verkenning van problemen zonder deze direct te willen
verklaren. Beschrijvende diagnostiek gaat uit van systematische en deskundige beoordeling van
psychische toestand. Schematische ordening zoals DSM-5 is hiervoor een hulpmiddel. Diagnostisch
onderzoek betekent zowel verzamelen als ordenen van gegevens, wat leidt tot selectie. Bij deze keus
laten we ons enerzijds leiden door opvallende verschijnselen die we als mogelijke symptomen van
een stoornis beschouwen. Anderzijds zoeken we gericht naar aanvullende informatie omdat we een
vermoeden hebben van het gezochte klinische beeld (syndroom). Het gaat dus om beslissingsproces
waarbij we meer dan één combinatie van symptomen als uitgangspunt nemen en/of meerdere
hypothesen vormen over mogelijke samenhang. Meten van psychopathologische verschijnselen is
altijd middel en geen doel van wetenschapsbeoefening (meten is niet gelijk aan weten).
Er zijn in de psychiatrie verschillende onderzoeksmethoden:
1) Diagnostisch interview
Een gericht vraaggesprek (wat een diagnostisch interview inhoudt) is het belangrijkste middel om
belevingswereld van patiënt te verkennen. Van belang is vertrouwelijk contact tot stand brengen.
In het diagnostisch vraaggesprek maken we onderscheid tussen anamnese en beoordeling van de
psychische toestand. Anamnese is het verzamelen van gegevens over voorgeschiedenis van
patiënten op basis van hun eigen mededelingen hierover. Dit kan aangevuld worden door
ondervraging van familie, hulpverleners en anderen die de patiënt kennen (= heteroanamnese).
Het gaat zowel om informatie die direct verband houdt met psychische stoornis of problematiek
als om gegevens over levensgeschiedenis van de patiënt (= biografische anamnese). Daarbij
krijgen eventuele bijzondere medische en psychosociale problemen of stoornissen bij directe
familieleden (= familieanamnese) ook aandacht. Daarnaast beoogt diagnostisch vraaggesprek ook
systematische beoordeling van de psychische toestand op grond van directe vragen en observatie
van gedrag van de patiënt. Ook besteedt het onderzoek aandacht aan waarneming, denken en
geheugen en tracht men indruk te krijgen van stemming en beleving van betrokkene. Bij zo’n
beoordeling van psychisch functioneren maakt men gebruik van beoordelingsschalen,
vragenlijsten en psychologische tests.
2) Lichamelijk en psychologisch onderzoek
In geneeskunde kijkt men eerst naar organische oorzaak. Als deze er niet is, constateert men dat
het psychisch moet zijn. Belang van lichamelijk (= somatisch) onderzoek wordt wel eens
onderschat door hulpverleners die niet medisch zijn geschoold (zoals psychologen). Bij
psychiatrische diagnostiek wordt informatie uit interviews getoetst en aangevuld door
psychologisch onderzoek middels psychodiagnostische tests, vragenlijsten en
beoordelingsschalen. Men gebruikt deze om ernst en veranderbaarheid van klachten en
problemen weer te geven; voor en na behandeling (therapie-effect). Om waarde van test of
vragenlijst te beoordelen, wordt betrouwbaarheid nagegaan volgens principe van
herhaalbaarheid: worden dezelfde resultaten verkregen bij herhaling van test onder gelijksoortige
omstandigheden? Als test of schaal voldoende betrouwbaar wordt geacht, moet validiteit
onderzocht worden: slaat op geldigheid/correctheid, het gaat om de mate waarin test
beantwoordt aan het vooropgestelde doel. Bijv. komt score op depressievragenlijst wel overeen
met ernst van depressie?
Kader: Psychodiagnostische tests
Beoordelingsschalen zijn instrumenten waarbij bepaalde aspecten van een persoon op een
gestandaardiseerde wijze worden beoordeeld met behulp van een puntensysteem (0 = nooit, 10 =
altijd). Er zijn persoonlijkheidsvragenlijsten & vragenlijsten voor klachten of probleemgebieden.
Functietests maken gebruik van bepaalde opgaven die proefpersoon moet oplossen (prestatietests).
6
, Deze worden gebruikt voor bepalen van intelligentie en cognitieve vaardigheden, zoals taal, geheugen
en aandacht. Onder de functietests vallen intelligentietests en neuropsychologische tests. Projectieve
tests zijn methoden waarbij proefpersoon vage taken krijgt met het doel persoonlijke interpretaties of
reacties te ontlokken (onbewuste gevoelens en gedachten projecteren). Voorbeeld: wat zie je in een
serie symmetrische inktvlekken (Rorschach-test)?
Hoofdstuk 3: Verklaring
Vooral in geval van ‘gestoord’ gedrag worden verklaringen gebruikt voor verschillende doeleinden:
Om te beslissen of het desbetreffende gedrag sociaal, moreel of wettelijk is te verantwoorden.
Om het reeds eerder bestaan (geschiedenis) van dit gedrag te begrijpen of het toekomstige
beloop (prognose) van het gedrag te voorspellen.
Om het gedrag te beïnvloeden, zodat het verdwijnt (therapie) of te voorkomen is (preventie).
3.1 Wat is de oorzaak?
Verklaringen van psychische stoornissen verwijzen naar bepaald mensbeeld en hoe dat in diverse
theorieën tot uiting komt. Een theorie is een gesystematiseerd geheel van ideeën die als verklaring
gelden voor groep verschijnselen. In de psychiatrie is de neiging om stoornissen te onderzoeken,
verklaren en behandelen vanuit één visie: biologisch, psychologisch of sociaal. Tegenwoordig worden
ze soms geïntegreerd, zoals de biopsychosociale benadering. Om selectie van verklaringen te kunnen
maken, kunnen we theorierichtingen op hun sterke en zwakke kanten beoordelen met criteria:
Originaliteit: welk nieuw inzicht laat deze theorie toe, vergeleken met bestaande visies?
Toetsbaarheid: in hoeverre is deze theorie te toetsen m.b.v. systematisch onderzoek?
Bruikbaarheid: wat heeft deze theorie praktisch te bieden voor hulpverlening?
Men denkt vaak lineair-causaal, dat wil zeggen dat men veronderstelt dat er een rechtstreeks of
rechtlijnig, lineair verband is tussen oorzaak en gevolg. Dit is typerend voor biologisch ziektemodel
(virusgriep). Deze visie gaat uit van veronderstelling dat men de stoornis op zichzelf beschouwt.
Mensen die echter het circulair interactiemodel aanhangen, beweren dat het bestudeerde
verschijnsel (stoornis) geplaatst moet worden binnen ruimer geheel (systeem) waarvan
samenstellende delen elkaar wederzijds beïnvloeden (interactie). Oorzaak en gevolg zijn nu niet meer
te onderscheiden omdat het om een kringloop (circulair) gaat. Voorbeeld is toepassing van
systeemtheorie op gezin: wisselwerking tussen patiënt en overige gezinsleden.
Er is bij psychische stoornissen geen sprake van één simpele oorzaak. Het gaat altijd om verschillende
factoren die elkaar beïnvloeden:
Voorbeschikkende factoren: gaan over ‘kwetsbaarheid’ van een individu om onder bepaalde
voorwaarden een psychische stoornis te ontwikkelen. Kwetsbaarheid kan lichamelijk van aard
zijn, zoals erfelijke aanleg, maar het kan ook voortkomen uit psychische structuur
(persoonlijkheid, ontwikkelingsgeschiedenis) en/of sociale context (leefsituatie en milieu).
Uitlokkende factoren: hun mogelijk verstorende invloed hangt mede af van eventueel bestaande
kwetsbaarheid. Vaak wordt slechts rekening gehouden met factoren die aan stoornis
voorafgingen en niet met daaropvolgende invloeden.
Bestendigende factoren: ontwikkeling van stoornis hangt ook af van wat zich verder in de tijd
afspeelt, zowel op biologisch, psychologisch als sociaal vlak. Dit zijn instandhoudende,
onderhoudende factoren.
7
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller bachelormastercriminologievu. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.42. You're not tied to anything after your purchase.