An Introduction to the History of Psychology, International Edition
Een oefententamen om er zeker van te zijn dat je het tentamen gaat halen. Het bevat net zo veel vragen als het daadwerkelijke tentamen en is geschreven in jaar .
1. Wat is Plato’s reminiscence theory of knowledge?
A. Alle kennis wordt aangeboren en kan je ophalen via sensorische informatie.
B. Kennis wordt verkregen via sensorische informatie.
C. Kennis wordt verkregen via het zoeken van innerlijke informatie.
D. Alle kennis wordt aanboren en kan je ophalen via het zoeken naar innerlijke
informatie (introspectie).
2. Wat is de hoogste vorm van kennis volgens Aristoteles?
A. Common Sense
B. Active reason
C. Passive reason
D. Zintuiglijke waarneming
3. Wat geloofde Descartes?
A. Dat iedereen met een ‘leeg blad’ geboren wordt.
B. Dat de ziel onder alle vormen leeft en daarna in het lichaam wordt geplaatst.
C. Dat lichaam en geest gescheiden waren, met de pijnappelklier als interactiepunt.
D. Dat wetten van associatie ons gedrag beïnvloeden.
4. Als aanhanger van welk perspectief kan Hume het beste omschreven worden?
A. Determinist
B. Nativist
C. Dualist
D. Idealist
5. Van wat is de paradox of the basins (Locke) een voorbeeld?
A. Reflectie
B. Sensatie
C. Kwaliteiten
D. Associatie
Probleem 2
6. Welk van de volgende uitspraken hoort bij pre-established harmony?
A. Mentale fenomenen zijn niet te reduceren tot fysieke fenomenen.
B. Alles wat we ervaren is fysiek.
C. Mentale en fysieke ervaringen gebeuren tegelijkertijd en zijn vooraf gecoördineerd
door een externe agent.
D. Als er in 1 van de dimensies een gebeurtenis is, zorgt een externe agent (God)
ervoor dat de andere dimensie een corresponderende reactie heeft.
7. Welke van deze stromingen valt NIET onder het materialisme?
A. Eliminativisme
B. Emergentisme
C. Identity Theory
D. Functionalisme
8. Wat is epifenomenalisme?
, A. Bewustzijn ontstaat wanneer breinen een bepaalde complexiteit bereiken. Dit
bewustzijn is niet te reduceren naar fysieke fenomenen. Het bewustzijn is een
bijverschijnsel van de hersenprocessen.
B. Mensen bestaan uit een immaterieel lichaam en uit een immateriële geest.
C. Mentale en fysieke fenomenen hebben beide een realiteit, maar geen van beiden is
causaal afhankelijk van de ander. Er is wel sprake van een correlatie.
D. Mentale fenomenen kunnen niet gereduceerd worden tot fysieke fenomenen. De
geest creëert een mentaal beeld wat leidt tot hersenactiviteiten.
9. Wat is een kritiekpunt op het content vs. qualia argument?
A. Er is geen garantie dat het qualia probleem ooit weg gaat.
B. Het is onduidelijk welke dingen wel en niet worden geëlimineerd bij meer kennis.
C. Qualia kan wel afhankelijk van content bestaan.
D. Het is nog steeds geen oplossing voor het inverted spectrum idee.
10. Welke van de volgende stellingen is/zijn waar?
I. Volgens het eliminativisme hoeven we qualia niet te verklaren omdat ze niet echt
bestaan.
II. Het inverted spectrum probleem stelt dat subjectieve ervaringen nooit hetzelfde
kunnen zijn voor twee verschillende personen.
A. Alleen I is waar.
B. Alleen II is waar.
C. Allebei zijn waar.
D. Allebei zijn niet waar.
Probleem 3
11. Wat is creative synthesis van Wundt?
A. Een passief proces veroorzaakt door de aanwezige fysieke stimulatie, de
anatomische samenstelling van de individu en de eerdere ervaringen van de individu,
die het perceptuele veld van een individu bepalen.
B. Wat je beslist om actief en vrijwillig in je perceptuele veld toe te laten.
C. Het rangschikken en regelen van de elementen die je bijwoont.
D. De gevoelens die gepaard gaan met sensaties.
12. Wat onderzocht Galton vooral?
A. Het bewustzijn.
B. Individuele verschillen tussen mensen.
C. Het onderbewustzijn.
D. Mentale processen bij mensen.
13. Wat is GEEN kenmerk van James’ stream of consciousness?
A. Bewustzijn is persoonlijk.
B. Bewustzijn is selectief.
C. Bewustzijn kan worden opgedeeld voor analyse.
D. Bewustzijn is functioneel en heeft een doel.
14. Wat was een kenmerk van de Leipzig structuur van Wundt?
A. De rollen van experimentleider en subject konden verwisselbaar zijn.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller rowanmoelijker. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.