100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Maatschappijgeschiedenis (Deel 2 en 3) $8.63
Add to cart

Summary

Samenvatting Maatschappijgeschiedenis (Deel 2 en 3)

 108 views  1 purchase
  • Course
  • Institution

Maatschappijgeschiedenis van de hedendaagse periode deel 2 (sociaal) en 3 (politiek). Hierbij wordt de syllabus op overzichtelijke wijze geordend en weinig relevante dingen weg gelaten.

Preview 10 out of 193  pages

  • December 22, 2017
  • 193
  • 2017/2018
  • Summary
avatar-seller
MAATSCHAPPIJGESCHIEDENIS
Deel 2 – 3




JULIE DE COCK
2017-2018




Verantwoordelijke professor: G. Vanthemsche

,DEEL
2:
SOCIALE
ASPECTEN
5

5.
ALGEMENE
KENMERKEN
VAN
DE
BEVOLKING
IN
DE
19E
EN
20E
EEUW
5

5.1
DE
EUROPESE
DEMOGRAFISCHE
EVOLUTIE
5

5.1.1
1e
helft
19e
eeuw
5

5.1.2
Eind
19e

begin
20e
eeuw
6

5.1.3
2e
helft
20e
eeuw
7

5.2
DE
MIGRATIES
7

5.2.1
1e
helft
19e
eeuw
7

5.2.2
Eind
19e

begin
20e
eeuw
8

5.2.3
2e
helft
20e
eeuw
8

5.3
BETEKENIS
EN
EVOLUTIE
VAN
DE
WESTERSE
FAMILIE
10

5.4
URBANISATIE
11

6.
DE
LOONONAFHANKELIJKEN
13

6.1
DE
BETEKENIS
VAN
‘LOONAFHANKELIJKHEID’
EN
‘LOONONAFHANKELIJKHEID’
13

6.2
SOCIAALECONOMISCHE
ELITE
14

6.2.1
Aristocratie
14

6.2.1.1
1e
helft
19e
eeuw
14

6.2.1.2
Eind
19e

begin
20e
eeuw
15

6.2.2
Kapitaalbezitters
16

6.2.2.1
1e
helft
19e
eeuw
17

6.2.2.2
Eind
19e

begin
20e
eeuw
19

6.2.2.3
2e
helft
20e
eeuw
21

6.3
ACHTERUITGANG
VAN
KLEINSCHALIGE
LOONONAFHANKELIJKE
ACTIVITEIT
23

6.3.1
Onafhankelijke
landbouwers
23

6.3.1.1
1e
helft
19e
eeuw
24

6.3.1.2
Eind
19e

begin
20e
eeuw
24

6.3.1.3
2e
helft
19e
eeuw
24

6.3.2
Ambachtslui
en
kleinhandelaars
25

6.3.2.1
Eerste
helft
19e
eeuw
26

6.3.2.2
Eind
19e

begin
20e
eeuw
26

6.3.2.3
2e
helft
20e
eeuw
28

7.
LOONAFHANKELIJKEN
29

7.1
1E
HELFT
19E
EEUW
29

7.2
EIND
19E

BEGIN
20E
EEUW
35

7.3
2E
HELFT
20E
EEUW
40

8.
SOCIALE
POLITIEK
43

8.1
1E
HELFT
19E
EEUW
43

8.2
EIND
19E

BEGIN
20E
EEUW
44

8.3
2E
HELFT
20E
EEUW
46

9.
GENDERPROBLEMATIEK
48

9.1
1E
HELFT
19E
EEUW
49

9.2
EIND
19E

BEGIN
20E
EEUW
52

9.3
2E
HELFT
20E
EEUW
55


DEEL
3:
POLITIEKE
ASPECTEN
57

10.
DE
KRACHTLIJNEN
VAN
DE
WEST-­‐EUROPESE
POLITIEKE
INSTELLINGEN
EN
ORGANISATIES
TIJDENS
DE
19E
EN
20E

EEUW
57

10.1
DE
ONDERGANG
VAN
HET
ANCIEN
RÉGIME
(EIND
18E

BEGIN
19E
EEUW)
57

10.2
TRIOMF
EN
TRANSFORMATIE
VAN
BURGERLIJKE
LIBERALE
STAAT
(2E
HELFT
19E

BEGIN
20E



EEUW)
60

10.3
KRACHTLIJNEN
VAN
DE
POLITIEKE
EVOLUTIE
TIJDENS
20E
EEUW
64

10.4
DE
POLITIEK
EN
HET
VRAAGSTUK
VAN
DE
MAATSCHAPPELIJKE
ORGANISATIE
TIJDENS
20
EEUW

E
66




2


,10.5
AUTORITAIRE
STROMINGEN
IN
20E
EEUW
68

10.5.1
Extreemrechtse
autoritarisme
en
fascisme
68

10.5.2
Communisme
70

11.
DRIE
NATIONALE
GEVALSSTUDIES
73

11.1
POLITIEKE
EVOLUTIE
VAN
GROOT-­‐BRITTANNIË
73

11.1.1
Toestand
voor
de
19e
eeuw
74

11.1.2
De
evolutie
van
de
Britse
politieke
instellingen
en
spelregels
tijdens
19e
eeuw
74

11.1.3
De
evolutie
van
het
partijwezen
en
van
het
regeringsleven
tijdens
de
19de
eeuw.
77

11.1.4
De
evolutie
van
de
Britse
instellingen
en
van
het
politieke
leven
in
de
20ste
eeuw.
79

11.2
POLITIEKE
EVOLUTIE
VAN
FRANKRIJK
80

11.2.1
Van
absolute
monarchie
naar
Franse
Revolutie
(1789-­‐1814).
80

11.2.2
Een
periode
van
monarchistisch
herstel
(1814-­‐1870).
84

11.2.3
De
metamorfosen
van
het
Franse
republikeinse
stelsel
(1870-­‐1958).
86

11.2.4
Het
huidige
Franse
institutionele
systeem:
de
Vijfde
Republiek
(1958-­‐).
88

11.2.5
De
politieke
krachten
in
Frankrijk:
algemeen.
90

11.2.6
De
Franse
politieke
krachten
van
de
Revolutie
tot
1870.
91

11.2.7
Onder
Derde
Republiek
kwam
stilaan
het
moderne
Franse
partijlandschap
tot
stand.
93

11.2.8
Het
Franse
partijwezen
van
1945
tot
vandaag.
95

11.3
POLITIEKE
EVOLUTIE
VAN
DUITSLAND
97

11.3.1
De
institutionele
evolutie
in
de
Duitse
gebieden
voor
1871.
97

11.3.2
De
Duitse
instellingen
van
de
eenmaking
tot
het
einde
van
WOII

(1871-­‐1945).
100

11.3.3
De
instellingen
van
het
hedendaagse
Duitsland.
105

11.3.4
Politieke
stromingen
en
partijen
tot
WOI
107

11.3.5
De
Duitse
partijen
onder
de
Republiek
van
Weimar
en
het
naziregime.
109

11.3.6
Het
Duitse
partijwezen
na
1945.
111

12.
DE
RUIMTELIJKE
DIMENSIE
VAN
HET
POLITIEKE
GEBEUREN
113

12.1
DE
VORMING
VAN
DE
NATIESTATEN
EN
HET
NATIONALISME
113

12.1.1
Inleidende
opmerkingen
113

12.1.2
De
theoretische
visies
op
het
fenomeen
“natiestaat”.
115

12.1.3
De
krachtlijnen
van
nationale
bewegingen,
nationalisme
en
natiestaten
in
Europa
tijdens
de

19de
en
20ste
eeuw.
118

12.1.4
De
staatkundige
eenmaking
van
Duitsland.
124

12.1.5
De
staatkundige
eenmaking
van
Italië.
128

12.2
INTERNE
SPANNINGEN
EN
MUTATIES
VAN
DE
NATIESTATEN
131

12.2.1
Inleiding
131

12.2.2
De
gecentraliseerde
natiestaat
131

12.2.3
De
uitdagingen
waarmee
de
gecentraliseerde
natiestaten
geconfronteerd
werden
en

worden.
132

12.2.4
Kort
overzicht
van
de
belangrijkste
regionalistische
en
(sub)nationale
bewegingen.
135

12.2.5
De
structurele
aanpassingen
van
de
natiestaten.
136

12.3
DE
DIPLOMATIEKE
BETREKKINGEN
TUSSEN
DE
EUROPESE
NATIESTATEN

138

12.3.1
Theoretische
benaderingen
van
het
systeem
van
internationale
relaties.
138

12.3.2
De
actoren
van
het
systeem
van
internationale
relaties.
140

12.3.3
De
doelstellingen
en
mechanismen
van
de
buitenlandse
politiek.
146

12.3.4
De
etappes
van
de
internationale
relaties
tijdens
de
19de
eeuw.
150

12.3.5
De
etappes
van
de
internationale
relaties
tijdens
het
interbellum.
154

12.3.6
De
etappes
van
de
internationale
relaties
na
de
Tweede
Wereldoorlog.
158

12.4
LEGERS
EN
OORLOGEN
164

12.4.1
Het
militaire
apparaat:
algemene
kenmerken
en
krachtlijnen
van
zijn
evolutie.
164

12.4.2
Eerste
wereldoorlog
170

12.4.3
Tweede
wereldoorlog
173





3


,12.5
INTERNATIONALE
ORGANISATIES
179

12.5.1
Mondiale
niveau
179

12.5.2
Europese
niveau
185






4


,Deel
2:
Sociale
aspecten

5.   Algemene
kenmerken
van
de
bevolking
in
de
19e
en
20e
eeuw

5.1  De
Europese
demografische
evolutie


-   Diepgaande
sociaaleconomische
veranderingen
liepen
samen
met
belangrijke

wijzigingen
in
bevolkingsaantallen
en
–mechanismen


5.1.1   1e
helft
19e
eeuw


-   Vroeger:
historici
sprak
vaak
over
‘demografische
revolutie’
die
zich
tijdens
18e
eeuw
in

Europa
voordeed

Ø   Recent
onderzoek
relativeert
dit
maar
er
was
toch
iets
aan
de
hand

–   1750:
1
op
5
van
aarde
-­‐à
1900:
1
op
4
van
de
aarde

®   Enkel
in
Europa
was
er
bevolkingsexplosie
vanaf
18e
eeuw

®   Andere
continenten:
bescheiden
bevolkingsgroei
(in
20e
eeuw

wordt
dit
omgedraaid!)

-   Oorzaken
van
explosie:
Sociaaleconomische
factoren
(grote
rol!)

Ø   Vooral
in
18e
eeuw
werd
economische
toestand
stilaan
beter

–   Weerslag
op
evolutie
bevolking

–   Landbouw
werd
productiever

®   Nieuwe
teelten
ingevoerd
(vb:
aardappel)

–   Grotere
voedselconsumptie
leidde
tot
betere
gezondheid/
weerstand

tegen
ziekte

Ø   Verbetering
medische
en
hygiënische
voorwaarden

–   Wetenschappelijke
vooruitgang
in
geneeskunde

–   Stijging
van
aantal
artsen

–   Invoering
belangrijke
preventieve
medische
technieken
(Vb:
Pokken-­‐
vaccin)

®   Oorzaak
moet
gerelativeerd
worden
(zeker
nieuwe

technieken)

›   Grote
doodsoorzaken
verdwenen
‘spontaan’
in
18e

eeuw.


›   In
19e
eeuw
wel
nog
epidemieën
(vb:
cholera)

-   Demografische
mechanismen
werden
gewijzigd
door
bevolkingsgroei

Ø   Pre-­‐industriële
periode
gekenmerkt
door
demografisch

evenwichtsmechanisme

–   Hoog
geboortecijfer
maar
pieken
van
grote
mortaliteit
(hongersnood,

oorlog,
…)

e
Ø   18
eeuw:
evenwicht
verbroken

–   Vanaf
1750:
Daling
mortaliteit
in
Europa


®   Eerst
door
achteruitgang
crisismortaliteit,
later
ook
afname

‘gewone’
mortaliteit

®   Ook
daling
kindersterfte
speelt
grote
rol

–   Gemiddelde
levensduur
neemt
toe


®   Van
+-­‐
28
à
35
jaar
(pre-­‐industriële
periode)
tot
ongeveer
40

jaar
(1840-­‐1859)
en
50
jaar
(1908-­‐1913)





5


, –   Geboortecijfer
bleef
echter
hoog

®   Contrasterende
evolutie
is
oorzaak
demografische
explosie

-   Sommigen
bevreesd
voor
sterke
bevolkingsgroei

Ø   Schrijver/denker/dominee
Thomas
R.
Malthus
(1766-­‐1834)
slaakte

alarmkreet

–   Dacht
dat
bevolkingstoename
uit
de
hand
dreigde
te
lopen

®   Gezien
beperkte
stijging
levensmiddelenvoorraad
zou
evolutie

catastrofale
gevolgen
hebben

–   Werd
door
latere
evolutie
tegengesproken

®   Malthus
onderschatte
enorme
ontwikkeling
van
productiviteit

in
alle
economische
sectoren
(ook
landbouw)



e e
5.1.2   Eind
19

begin
20
eeuw


-   Einde
19e
eeuw:
nieuwe
fase
van
demografische
evolutie

-   Nataliteit
begint
te
dalen


Ø   Huwelijkspatroon
veranderde

–   Paradoxaal
gezien:
leidt
tot
meer
geboorten

®   Leeftijd
eerste
huwelijk
begint
te
dalen
(rond
27
in
1821-­‐1826

maar
24
in
1970)

®   Celibaat
neemt
af

–   Omgekeerde
gebeurde

Ø   Verklaring:
wijziging
in
voortplantingsgedrag
in
Europa
in
loop
19e
en
20e

eeuw

–   Tot
begin
19e
eeuw:
voortplanting
praktisch
niet
onderhevig
aan

vrijwillige
beperking

®   Limieten
aan
volledige
ontplooiing
van
‘natuurlijke
fertiliteit’

door
bepaalde
factoren
(vb:
slechte
voeding
en

leefomstandigheden)

›   Gezinnen
met
zeer
veel
kinderen
(10+)
waren

uitzonderlijk

®   Toch
hoge
huwelijksvruchtbaarheid

–   Loop
19e
eeuw:
intrede
vrijwillige
geboortebeperking

®   Voortplanting
hoofdzakelijk
geconcentreerd
in
beginfase
van

huwelijk

®   Daarna:
conceptie
tegengegaan
met
natuurlijke
technieken

(vb:
coïtus
interruptus)

®   Mechanische
voorbehoedsmiddelen
nog
zeer
marginaal

®   Technieken
verspreiden
zich
over
gehele
bevolking
in
2e
helft

19e
eeuw
en
begin
20e
eeuw


›   Ook
arme
sociale
groepen

®   =
“Malthusiaanse
praktijken”

›   Naar
Thomas
R.
Malthus

-   Door
daling
nataliteit
verloor
bevolkingsexplosie
kracht
in
begin
20e
eeuw

Ø   Trend
wordt
verdergezet
in
volgende
periode







6


,5.1.3   2e
helft
20e
eeuw


-   Demografische
transitie
werd
helemaal
voltooid

-   Overgeschakeld
van
evenwichtssituatie
met
hoge
geboorte-­‐
en
sterftecijfers
(pre-­‐
industriële
toestand)
naar
evenwichtssituatie
met
lage
geboorte-­‐
en
sterftecijfers

(huidige
toestand)

Ø   Mortaliteit
maximaal
teruggedrongen

–   Nieuwe
medische
technieken
en
verbeteringen
consumptie-­‐
en

leefgewoonten

–   Geboortebeperking
werd
gemeengoed

®   Ook
mechanische
voorbehoedsmiddelen
vanaf
1960-­‐1970

®   Evolutie
vanaf
1960
en
gepaard
met
diepgaande
en
complexe

sociaal-­‐culturele
wijzigingen
(emancipatie
vrouw,

mentaliteitswijzigingen,
…)

Ø   Lage
mortaliteit
en
dalende
nataliteit
tijdelijk
verstoord
door
2

wereldoorlogen

–   Joegen
sterftecijfers
de
lucht
in

–   Bij
herstelling
van
vrede
direct
een
inhaalbeweging

®   Zeer
veel
huwelijken
en
zeer
veel
kinderen

®   Gevolgen
‘babyboom’
‘40
lieten
zich
merken
tot
21e
eeuw

›   Verlieten
dan
arbeidsmarkt

–   Veranderen
niets
aan
fundamentele
trend

®   2e
helft
20e
eeuw:
stierven
verhoudingsgewijs
minder
mensen

maar
proportioneel
gezien
kwamen
er
ook
minder
mensen
op

de
wereld

Ø   Bevolkingsaangroei
West-­‐Europese
landen
kwam
praktisch
tot
stilstand

–   Bevolkingspiramide
werd
topzwaar
door
toename
gemiddelde
leeftijd

®   Vergrijzing
van
bevolking

–   Angstkreet
door
pessimisten

®   Door
gebrek
aan
geboorte
kwijnt
West-­‐Europese
bevolking

stilaan
weg
of
verliest
aan
dynamisme
of
creativiteit

›   Houdt
geen
rekening
met
demografische
aanbreng
van

buitenaf

5.2  De
migraties

5.2.1   1e
helft
19e
eeuw


-   Europa
in
19e
eeuw
hoofdzakelijk
een
emigratiegebied

Ø   Tussen
1800
en
1930
verlieten
+-­‐
40
miljoen
mensen
voorgoed
continent

-   Oorzaken
wortelen
in
enorme
dynamiek
van
kapitalisme

Ø   Vroegere
demografische
grendels
werden
doorbroken

–   Landbouw
werd
getransformeerd,
ongeziene
transportmogelijkheden

beschikbaar,
communicatienetwerken
opgericht,


Ø   Tot
1845
zette
transcontinentale
emigratie
jaarlijks
+-­‐
200
000
Europeanen
in

beweging

–   Hing
nauw
samen
met
demografische
evolutie
in
Europa







7


,-   Verklaart
ook
geografische
samenstelling
van
19e-­‐eeuwse
emigratiegolven

Ø   Uitwijkingspatroon
kwam
goed
overeen
met
chronologie
van

bevolkingsexplosie

–   Landen
waar
bevolking
sterkst
groeide,
telden
meeste
emigranten

–   1e
emigratiegolf:
vooral
Angelsaksische
landen
en
Duitsland

–   Jaren
1845-­‐1850:
Britse
eilanden
voor
80%
van
emigratie

-   Naar
waar
gingen
emigranten?

Ø   Grote
meerderheid
Noord-­‐Amerika
(VS)

–   Werd
gezien
als
gebied
met
onbegrensde
mogelijkheden
waar
sociale

opwaartse
mobiliteit
binnen
handbereik
lag

®   Grondvesten
American
Dream
werden
hier
gelegd


5.2.2   Eind
19e

begin
20e
eeuw


-   Hoogtepunt
emigratiestromen
rond
eeuwwisseling

Ø   Jaarlijks
verlieten
meer
dan
1
miljoen
Europeanen
hun
geboorteland

-   Verminderde
na
WOI

Ø   Opdrogen
van
interne
‘productiemechanismen’
van
emigratie

Ø   Afremmingsbeleid
van
sommige
ontvangstlanden
(vb:
VS)

-   Geografische
oorsprong
emigratiestromen
veranderde
sterk

Ø   Britse
aandeel
liep
terug

–   Door
sterke
bevolkings-­‐
en
emigratiedruk
in
andere
streken

Ø   Na
1880:
bevolkingsexplosie
in
Oost-­‐,
Centraal-­‐
en
Zuid-­‐Europa

–   Leverden
nu
gros
van
emigrantencontingent

-   Moeilijk
eigenlijke
emigratiemotieven
precies
af
te
bakenen

Ø   Tal
van
factoren
waren
verantwoordelijk
voor
vertrek

–   Economische
en
sociale
ellende
(Ieren,
Italianen,
…)

–   Politieke
en
religieuze
motieven
(Polen,
Joden,
Duitse
opposanten,
…)

–   Aanmoediging
overheid
(UK,
Duitsland,
…)

–   Aantrekkingskracht
van
grote
open
ruimten
in
nieuwe
wereld

–   …

-   Bestemmingsgebieden
begonnen
te
diversifiëren

Ø   Meeste
emigranten
non
steeds
naar
VS
(+-­‐
25
miljoen
tussen
1840-­‐1914)

Ø   Ook
Latijns-­‐Europa:
+-­‐
7
miljoen
netto
emigratie
(1850-­‐1914)

Ø   Australië
en
Nieuw-­‐Zeeland

Ø   Zorgde
mee
voor
verspreiding
kapitalisme
over
heel
de
wereld

–   Vooral
in
VS



5.2.3   2e
helft
20e
eeuw


-   Situatie
slaat
helemaal
om,
vooral
na
WOII

Ø   Na
WOII:
tijdelijke
hervatting
emigratie
uit
Europa

–   Racisme,
oorlog,
vluchtelingenprobleem,


–   Droogt
snel
op

®   Europa
begint
nu
mensen
aan
te
trekken







8


, Ø   Europa
wordt
hoofdzakelijk
immigratiegebied

–   Bevolkingsexplosie
is
hier
voorbij
nu
die
overal
anders
begint

–   Economische
en
politieke
factoren
entten
zich
op
demografische

contrast

®   West-­‐Europa
nu
krachtige
economische
expansie
en
politieke

rust

›   Perifere
gebieden:
veel
maatschappelijke
problemen

®   Einde
koloniale
rijken

-   Voorgaande
cocktail
is
basis
fundamentele
ommekeer
in
bevolkingsbewegingen
na

1945;
kenmerken
hiervan

Ø   Interbellum:
al
immigratiestromen
voor
sommige
West-­‐Europese
landen

–   Vb:
Werkkrachten
uit
Vietnam
naar
Frankrijk
om
industrie
draaiende

te
houden
tijdens
WOI

–   Ook
arbeiders
uit
perifere
Europese
landen
(Portugal,
Polen,
…)

®   Geen
‘overzeese’
migratie

Ø   Naoorlogse
niet-­‐Europese
immigratie
is
niet
helemaal
nieuw
maar

voortzetting
oudere
dynamiek

–   Kwantitatieve
toename
is
opvallend

–   Arbeidsmigratie

®   Vaak
in
gang
gezet
door
akkoorden
die
politieke
autoriteiten

afsloten
met
bv
mediterrane
landen
(vb
Marokko,
Turkije,
…)

›   Immigratiebeleid
brak
door

®   Immigranten
leverden
grote
bijdrage
tot
economische
groei

West-­‐Europa

›   Gingen
echter
niet
terug;
bleven
hier

›   Ook
familieleden
kwamen
over
naar
land
van
arbeid

Ø   Bijkomende
dimensie
vindt
oorsprong
in
koloniale
erfenis

–   Veel
ex-­‐koloniale
onderdanen
gingen
naar
(vroegere)
‘moederland’,

zelfs
decennia
nadat
kolonie
onafhankelijk
werd

®   Politieke
aspecten
(Vb:
staatsburgerschap)

®   Culturele
elementen
(Vb:
taalkennis)

®   Sociaaleconomische
banden
(Vb:
Familiale
banden)

Ø   Crisis
1970:
roer
omgegooid
à
Restrictief
immigratiebeleid

–   Arbeidsinwijking
officieel
stopgezet;
grenzen
(meer)
afgesloten

–   Realiteit:
migratiesaldo
bleef
echter
positief

®   Migratiesaldo
=
Verschil
aantal
emigranten
en
immigranten

–   Ook
andere
factoren
belangrijker
naast
legale
arbeidsmigratie

®   Clandestiene
economische
migratie:
Jonge
werkkrachten
die

overkomen
zonder
officiële
toelating

›   Pushfactor:
sociaaleconomische
en
politieke
ellende
in

3e
wereldlanden

›   Pullfactor:
Vraag
werkgevers
van
‘rijke’
landen
naar

goedkope
arbeidskrachten

®   Vluchtelingen
door
politieke
redenen

›   Oorlog
en/of
vervolging







9


, –   Vanaf
begin
1990:
nieuwe
migratiebeweging

®   “IJzeren
Gordijn”
had
gedeelte
land
afgesloten
van
rest
van

Europa

›   Door
instorting
communistische
regimes
konden
tal

van
werkkrachten
hun
land
ontvluchten
om
beter

leven
in
westen
te
zoeken

Ø   Effecten
en
percepties

–   Bevolkingsmozaïek
West-­‐Europa
wordt
veel
complexer
op
korte
tijd

–   Diversiteit
inzake
etnische
oorsprong,
religieuze
beleving,

inkomenscontrasten,

nam
toe

–   Diverse
vormen
en
gradaties
van
aanpassing
naar
plaatselijke

samenlevingsvormen
en
–normen
zagen
het
licht

®   Gebeurde
vaak
heel
snel
maar
West-­‐Europese
landen
werden

tot
geconfronteerd
met
bestaan
van
nieuwe
‘minderheden’

–   Reacties
op
minderheden
varieerden
zeer
sterk

®   Van
openheid
en
tolerantie
tot
verwerping
en
uitsluiting

–   Nieuwe
migraties
werden
voedingsbodem
voor
racistische
houdingen

®   Speelde
in
kaarten
van
extreemrechtse
en
demagogische

politici
die
‘vreemdelingen’
aanwezen
als
oorzaak
reële
of

denkbeeldige
problemen

›   Zondebokmechanisme

e
–   Begin
21
eeuw:
beleidsmakers
steeds
meer
bewust
van
feit
dat
oude

continent
zonder
de
externe
bevolkingsaanbreng
ook
in

moeilijkheden
dreigt
te
komen



5.3  Betekenis
en
evolutie
van
de
Westerse
familie


-   Pre-­‐Industriële
Europa
niet
gekenmerkt
door
type
van
‘uitgebreide
familie’

-   Uitgebreide
familie
<-­‐>
Kernfamilie

Ø   Uitgebreide
familie
=
familie
waar
3
generaties
samenwonen

Ø   Kernfamilie
=
Beperkt
tot
ouders
en
kinderen

-   Grondige
wijzigingen
in
West-­‐Europese
familie
de
afgelopen
2
eeuwen

-   Vooral
functies
van
familie
veranderen
drastisch


Ø   Pre-­‐Industriële
periode:
familie
heeft
belangrijke
economische
functie

–   Vaak
productie-­‐eenheid
(zowel
in
landbouw
als
ambachtelijke
sector)

–   Doorbraak
kapitalisme:
economische
functies
gaan
verloren


®   Rol
familie
als
consumptie-­‐eenheid
komt
meer
en
meer
op
de

helling
te
staan
door
individualisering
van
verbruik

Ø   Socialiseringsfunctie
van
familie
ten
aanzien
van
kinderen
(opvoeding,

educatie,
…)
verandert
ook
sterk

–   Vroeger:
spontane
wijze,
in
kader
van
de
familie

–   Nu:
voor
groot
deel
overgenomen
door
instellingen
buiten
de
familie

–   Ook
sociale
zorg
wordt
afgebroken:
Ouderen
stilaan
minder
verzorgd

Ø   Reproductieve
functie

–   Vroeger:
voortplanting
gedurende
hele
fertiele
familieleven

–   Nu:
geconcentreerd
in
begin
van
huwelijk





10

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller juliedecock. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $8.63. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

56326 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$8.63  1x  sold
  • (0)
Add to cart
Added