INLEIDING OP SOCIALE PEDAGOGIEK
HET BEGRIP
Het is een erg ambigu begrip. Het heeft veel verschillende betekenissen en interpretaties. Eigenlijk is het
concept sociale pedagogie een grote puinhoop en incoherent. Er zijn diverse invullingen in de literatuur: een
beroep, academische discipline, een kunstvorm, etc.
Verder is het ook een onbekend begrip (hangt samen met ambigu begrip). Het is eigenlijk grotendeels
misverstaan. De vertaling van pedagogie: pedagogie is immers een moeilijk concept binnen de Anglo-
Amerikaanse/Angelsaksische context. Het heeft een andere connotatie. Vaak wordt het verengt tot ‘science of
teaching and learning’ en gaat het om de ondewijskundige processen in klassen en scholen. Het gaat om het
individueel en cognitief leren. Dit komt deels door de engere invulling van education namelijk als ‘schooling’
dus onderwijs. MAAR het is veel meer dan dat, het gaat over de algemene ontwikkeling en ontplooiing.
THE EMERGING SOCIAL PEDAGOGICAL PARADIGM
Sinds 1990 was er toenemende interesse in sociale pedagogiek in de UK. Er werden diverse initiatieven op poot
gezet zoals CUSP (Centre for Understanding Social Pedaggoy) en ook MOOC Social Pedagogy (betekenis van het
concept in verschillende landen uitdiepen). De interesse in de UK vertrekt vanuit de praktijk van de residentiële
jeugdzorg. Het sociaal werk werd dus aanvankelijk verengt tot jeugdzorg.
Van waar komt deze interesse nu?
Er is een toenemende kritiek op de organisatie van de zorg: fragmentering, overlap, hiaten. Er is bijgevolg te
weinig wisselwerking tussen de verschillende sectoren. En fragmentering: teveel gesplitste sectoren. Een van
deze hiaten (gaten waardoor mensen ervan tussen vallen) is de jeugdzorg waarbij er een gat is bij de overstap
van -18 naar 18 (artikel ontbering Jordy). Verder kwam de kritiek in de UK er door het geval van Victoria
Climbié (2000) waarbij het meisje van 8 jaar opgevoed werd door haar groottante die haar mishandelde tot ze
stierf. Veel diensten hadden het door maar niemand deed iets. Ook het geval van baby P (2007) blijft
nazinderen waarbij de baby van 17 maand mishandeld werd door zijn moeder. Veel diensten kwamen langs
maar niemand zag iets.
Sociaal werkers zijn gedemotiveerd, bureaucratisering (ticking boxes – niet met mensen zelf werken), cultuur
van angst, wantrouwen en schuld.
Er zijn slechte resultaten gevonden bij NEETs (not in education, employment, training), tienerouders,
druggebruikers
Onderzoek bij kinderen en jongeren: ze geven een gebrek aan aandacht aan voor (positieve) relaties, nood aan
tijd om te luisteren/ondersteuning, nood aan continuïteit.
Men ziet potentieel in sociale pedagogiek
Hervorming van de residentiële jeugdzorg
Betere organisatie, coördinatie en integratie (shared set of values and skills)
Betere condities voor de professionals
Ruimte voor relationship-building en de pedagogische relaties (dus effectief luisteren) en
minder computerwerk
Uitbouw van een holistische, kindgerichte zorg
Er is aandacht voor de volledige persoon en zijn ontwikkeling. We leren naar de kinderen te
kijken als ze lachen. “Social pedagogy is an approach primarily concerned with seeing the
child happy.”
1
,Er zijn ook echter enkele valkuilen!
De sociaal pedagoog wordt gezien als ‘deus ex machina’ redder van de jeugdzorg (zie ook artikel)
Focus op de pedagogische relatie professional-jongere vb. een wandeling gaan maken
Risico op gedecontextualiseerde en individualiserende benadering van sociale pedagogiek
Geen aandacht voor ruimere sociaal-politieke context waarin sociale problemen en praktijken
vorm krijgen
UK gaat gewoon overnemen uit Duitsland, zonder aan te passen aan hun context. Maar dit
werkt niet, er zijn veel verschillen tussen beide landen vb. op gebied van steun van overheid.
ARTIKEL DEUS EX MACHINA
Sociale pedagogie krijgt een grotere interesse in de UK, vooral binnen ‘early childhood education’ en jeugdzorg.
Er zijn 3 problemen die de import van sociale pedagogiek in de UK kan beïnvloeden
1. Zorgfragmentatie
Er zijn muren tussen zorg, educatie, gezondheid en justitie en elk van hen ontwikkelt verder binnen
hun eigen logica. Hierdoor is er veel overlap (omdat de verschillende instanties niet overleggen). Maar
er zijn ook heel wat gaten binnen de kinder- en jeugdzorg. Het voorbeeld van Victoria Climbié in 2000
kreeg men hier aandacht voor. Hierdoor kwam de term ‘joined-up thinking’. De overheid kwam ook
met voorstellen om de resultaten van kinderen tussen de 13 en 18 jaar out te verbeteren op vlak van
jeugdzorg. Het doel was om sociale exclusie te verminderen tussen jonge mensen en voor elke jongere
de beste ondersteuning te geven.
Later werd ook de term ‘integrated working’ gebruikt waarbij een gemeenschappelijk kader om onder
andere evaluatie van de noden van kinderen en jongeren in kaart te brengen. Verder maakten ze ook
een gids om informatie te delen.
2. Gedemotiveerde en slecht gekwalificeerde professionele werkkracht
Sociale werkers starten vaak met een sterk doel, idealisme, energie en groot enthousiasme. Maar eens
ze in de job zitten geraken ze snel gedemotiveerd door het vele papierwerk en de weinige autonomie.
3. Te weinig aandacht voor de relaties met kinderen en jongeren
Er zijn diverse kwetsbare groepen zoals tienerouders, NEETs (young people Not in employment,
Education or Training), druggebruikers,… die te weinig aandacht krijgen. Ook kinderen geven zelf aan
dat ze een consistente volwassene in hun leven missen. Ze houden ook niet van hiërarchische relaties
of wanneer tegen hen geroepen wordt. Ze willen sociale werkers die ze kunnen vertrouwen, die
praktische help geven en de tijd nemen om te luisteren naar hun verhaal. Vaak worden de sociale
werkers die naar het bredere geheel kijken sterk geapprecieerd. Het laat de kinderen voelen dat ze
niet zomaar een ‘zaak’ zijn.
Door de bovenstaande kritieken kreeg sociale pedagogiek een grotere invloed in de UK.
Sociale pedagogiek heeft hier dus een groot potentieel en wel op 3 vlakken:
1. Betere coördinatie en integratie in zorg en ondersteuning
De ‘joined-up thinking’ gedachte is belangrijk voor zowel onderzoekers als beleidvoerders. Zo wordt er
gepleit om sociale pedagogiek reeds te introduceren in ‘early childhood education’. Sociale
pedagogiek kan tevens bijdragen tot prestaties in een gedeelde waardenset en vaardighedenset in
diverse kindgeoriënteerde sectoren.
2
, 2. Betere condities voor professionelen creëren
De principes van sociale pedagogiek wordt toegepast op een model waarbij de noden van jongeren en
kinderen beschreven staat, en hoe de sociaal werker hieraan kan tegemoet komen. Bengtsson
beschrijft dit als de 3 P’s: professional, personal en private. Deze zaken moet de sociaal werker
integreren tijdens zijn werk met kinderen en jongeren.
3. Een holistische, kindgericht zorgsysteem bouwen
Veel auteurs geven aan dat kinderen en jongeren hun identiteit ontwikkelen en mening geven aan het
leven door connectie en interactie met andere mensen en de gemeenschap. Dit moet dan ook
gestimuleerd worden. De huidige kijk naar het zorgsysteem is erg doelgericht waarbij de focus ligt op
het afvinken van een checklist. Maar eigenlijk moeten we naar het kind zelf kijken. Sociale pedagogiek
is een benadering die het kind gelukkig wil zien en wil zien lachen.
Maar wat nu met het sociale aspect binnen sociale pedagogiek? Hier zijn 3 valkuilen:
1. De onmogelijkheid om de pedagogische actie te isoleren van de sociale context
De pedagogische relatie is belangrijk en bijgevolg kunnen we de pedagogische actie niet isoleren van
de sociale context. Kind- en jeudgzorg wordt vaak naar voren geschoven als een manier om de grote
sociale problemen in de maatschappij op te lossen. Zo wordt de sociale pedagoog gezien als een
reflecterende uitvoerder waarbij hij reflecteert over de maatschappij en de actie gelinkt is aan sociale
relaties en de sociale maatschappij. De term sociaal is echter ambigue. Het kan gaan over de
controlerende blik op het onderwijs maar ook over het kritisch bewustzijn van de pedagogiek.
De term sociaal in sociale pedagogiek doet ons beseffen hoe belangrijk het is om de problemen op
sociaal level te bekijken. Van een sociaal pedagogisch perspectief ligt de focus op een gedeelde
verantwoordelijkheid. Men moet naar sociaal werk kijken als een oplossing van sociale problemen en
niet als een interventie.
2. De onmogelijkheid om de pedagogische provisies te isoleren van de sociale context
Er bestaat geen eenduidig sociaal pedagogisch kader en sociale pedagogiek is ook geen nieuwe
benadering. Toch is het voor de UK een nieuwe creatieve manier om te reflecteren op de bestaande
praktijken. Een definitie die Hämäläinen naar voren schuift: ‘Sociale pedagogiek concentreert op de
vragen van de integratie van het individu in de samenleving, zowel in theorie als in praktijk.’ Maar
integratie in wat? Hierover zijn diverse meningen. Dit kan gaan van integratie in de ideale, vooraf
gedefinieerde samenleving maar het kan ook de Deweyaanse mening kan opgenomen worden
namelijk dat het onmogelijk is om een kind voor te bereiden op de precieze condities, net zoals het
onmogelijk is om vooraf te zeggen hoe de samenleving zal evalueren.
In de formele educatie is er een sterk holistische paradigma waarbij jeugdwerk wordt voorgesteld als
een engagement tot de sociale educatie.
Toch moet opgelet worden met de ‘joined-up’ denkgedachte. Er is immers nog niet veel bewijs dat
geïntegreerde services voor positieve resultaten bij kinderen en jongeren zorgen. Alhoewel men er
wel vanuit gaat dat een beter delen van informatie ook een effect gaat hebben op de gebruikers
(namelijk de kinderen en jongeren).
Tenslotte is het belangrijk om een verschil te maken tussen het cultureel ingebed waardensysteem en
de politieke gedachte. Praktijken, methoden, benaderingen en waarden zijn sterk gelinkt met sociale,
culturele, historische, economische en politieke contexten en kan niet geïsoleerd worden van dit.
3
, 3. De onmogelijkheid om de sociale en educatieve problemen te isoleren van de bredere structuren
van de samenleving
De essentie van educatie en sociaal werk kan niet afgeleid worden van filosofie of psychologie en kan
niet apart gezien worden van de sociale context. Pedagogische interventies zijn altijd gelinkt aan de
maatschappij.
Het is wel belangrijk om de pedagogische relatie te waarborgen en dit op basis van wederzijds respect.
Zonder deze sociale, empathische en interpersoonlijke component wordt sociale pedagogiek enkel
een methode om delinquent gedrag van kinderen te straffen.
Zo komen we tot een benadering van Hämäläinen die zegt dat sociale pedagogiek het onderliggend
probleem van onze pedagogische instituten gaat naar boven brengen. Er wordt dus gefocust op het
definiëren van de sociale problemen, wie dit doet en welke groepen hierbij betrokken zijn.
Conclusie sociale pedagogie is geen beroep of methode, het is een perspectief. De wereld, mensen, de
omgeving, sociale problemen en sociaal werk worden bekeken door een sociaal pedagogische bril.
SOCIALE PEDAGOGIEK ALS PERSPECTIEF OP SOCIAAL WERK
In de cursus wordt sociale pedagogiek niet gezien als een apart beroep, maar sociale pedagogiek wordt gezien
als en perspectief op sociaal werk. Het is een educationele oriëntatie waarbij de wereld, mensen, samenleving,
sociale problemen en sociaal werk worden geobserveerd door de sociaal pedagogische bril.
De centrale vraag gaat dus over: “Op basis van welke gronden, ten aanzien van wie wel/niet en vanuit welke
probleemdefinities komen sociaal werkpraktijken tussen? Wat betekent deze tussenkomst voor de
maatschappelijke positie van groepen in de samenleving?”
SWP = diversiteit van praktijken en actoren in het sociale vb. forensisch,…
Intentionele tussenkomsten = met pedagogisch handelen komen we tussen met een bepaald doel (we
zijn niet neutraal is deze tussenkomst).
! Belang van maatschappelijk-historische kijk, hoe het is verschoven. De continuïteit en discontinuïteit is
belangrijk om te zien nauwe verbondenheid met ‘sociale kwestie’
SOCIALE KWESTIE
19de eeuw: opkomst stedelijke industrie en fabrieken
Ingrijpende transformatie van de samenleving door industrialisering, fabrieken, massaproductie,
proletarisering (mensen niet meer op het plaateland maar worden loonarbeiders) en verstedelijking
(veel mensen gaan huizen bij de fabrieken, hierdoor ontstaan de eerste steden).
Probleem! Bevolkingsconcentratie groot in de steden, slechte huisvesting, veel mensen, klein
oppervlak, harde en onveilige werkomstandigheden, kinder- en vrouwenarbeid, lage
levensverwachting, lage lonen, criminaliteit, ziekte,… vb. Daens
Conflicten! Opstand!
Cijnskiesstelsel: vandaag stemrecht maar toen enkel mannen die belastingen betaalden hadden
stemrecht (de rijken dus)
Groeiende ongerustheid bij de burgerij (rijke burgers) over de situatie van de arbeidersbevolking
Bedreiging morele ontwikkeling (~mensen zelf) en vooruitgang samenleving
Angst voor opstanden en verstoring van de sociale orde
Het groeiend besef dat maatregelen nodig zijn
4
, Om antwoord te bieden aan precaire levensomstandigheden van arbeidersgezinnen
Om de sociale orde te beschermen
ANTWOORD OP DE SOCIA LE KWESTIE
Oorzaak van problemen wordt gelegd bij gebrek aan morele gedragsregels, culturele bagage en kennis
bij arbeiders
Oplossing: inzet van opvoeding, onderwijs, vorming en hulpverlening
Vertaling van sociale problemen naar pedagogische problemen (namelijk probleem van te
weinig kennis)
Burgerlijk beschavingsoffensief (ideaal volgens burgerij)
Veranderen gedrag van individuen naar maatschappelijk verantwoord gedrag
‘gemene’ volk opvoeden tot arbeidsbereidheid en burgerzin en bijgevolg goede
burgers volgens de burgerij
Dus een opvoedend initiatief waarbij de pedagogische praktijk wordt ingezet met een
doel
REDISCOVERING THE SO CIAL QUESTION
L’invention du social (Donzelot, 1984) individu VS maatschappij (samen door de praktijk!)
Krijgt verschillend vorm naargelang de context
UK – sociaal werk (Angelsaksisch)
Focus op tekorten en afwijkend gedrag
Continentaal/Duitsland – sociale pedagogiek
Focus op uitbouwen van natie als een gemeenschap van burgers
Sociale opvoeding (vb. jeugdwerk, vrije tijd)
Van alle burgers!
Rediscovering the social question (Lorenz, 2016) de onderliggende processen en vragen zijn dezelfde als
vroeger
Sociale kwestie 19de eeuw
Maatschappelijke transformatie als gevolg van industrialisering, proletarisering en
verstedelijking (zie hiervoor)
Vraag naar hoe in deze wijzigende context sociale integratie gerealiseerd moet worden
Actueel: veranderende maatschappelijke omstandigheden door globalisering, flexibilisering,
individualisering, verstedelijking, migratie opnieuw nadenken over de sociale kwestie
Sociale kwestie is niet opgelost
Onderliggende vragen blijven ook vandaag aanwezig
Tegelijk steeds meer focus op
Overwicht economische logica in aansturing samenleving
Nadruk op individuele verantwoordelijkheid
Roept de vraag op hoe debat over sociale integratie opengehouden kan worden en welke rol sociale
werkpraktijken hierin kunnen/moeten spelen?
5
,SOCIALE INTEGRATIE
Focus op sociale integratie als centrale vraag binnen sociale pedagogiek
Sociale pedagogiek concentreert op vragen van de integratie van het individu van de
samenleving, zowel in theorie als in praktijk (Häimäläinen, 2003)
Focus op jongeren als belangrijke ‘doelgroep’ dat ze goed terechtkomen in de samenleving
Jongeren zijn de belangrijke focus om antwoord te geven op de sociale vraag, zowel binnen
sociale pedagogie en sociaal werk.
Maatschappelijke positie van jongeren in onze samenleving
Er zijn verschillende benaderingen mogelijk binnen sociale integratie
Consensus (integreren in samenleving waar iedereen hetzelfde denkt en ze moeten zich aanpassen)
VS
dissensus (verschillende opvattingen over wat de samenleving moet zijn en dit neem je ook mee, er is
aandacht voor structurele factoren die bijdragen tot uitsluiting)
Superdiversiteit als grote uitdaging!
Private Sociaal Public
(individu, noden van de mensen) (verwachtingen van de samenleving)
Transit zone Forum
(doorgangsgebied) (praktijk waar we nadenken over condities,
Toeleiden van individuen samenleving en hoe dit de kansen van de
naar integratie in de mensen bepaalt)
vigerende samenlevingsorde Discussie over de voorwaarden waaronder
integratie kan gebeuren
ARTIKEL ANN PIESSENS
‘Het is een boze wereld, begin maar vast met je ertegen te wapenen’
Je kan op 2 manieren kijken: ofwel kan je kijken hoe we hoe we kunnen omgaan met burn-out, ofwel kijken we
hoe we burn-out vermijden door de samenleving aan te passen.
JONGEREN
Er zijn enkele verschuivingen in de opvattingen over het jong-zijn
TOENEMENDE INSTITUTI ONALISERING
Toegenomen institutionalisering van het kind-zijn
Kwantitatieve institutionalisering
Meer aspecten van de leefwereld spelen zich af in pedagogisch georganiseerde contexten
6
, Veel instituten moeien zich
Er zijn veel organisaties waarbij de kinderen hun cultuur wordt gegeven binnen instituten
zoals kleuterschool, sportclubs, muziekscholen, ballet scholen,…
Kwalitatieve institutionalisering
Participatie en keuzevrijheid centraal
Ook binnen de context verschuiving!
Er zijn enkele benaderingen van de jeugdperiode – institutionalisering hangt hiermee samen
1. De jeugdperiode als psycho-sociaal moratorium
Jeugdperiode als voorbereiding op volwassenheid
Tijd nodig om volwassen te worden
Identiteitsontwikkeling (wie ben je, wat vind je leuk)
Experimenteerperiode: periode waarin jongeren door te experimenteren met rollen
hun plaats in de samenleving kunnen ontdekken
Groot brengen door klein te houden
Jeugdbeleid
Creëren van ruimte om samen jong te zijn
Focus op gelijkheid van ontplooiingskansen
2. De jeugdperiode als toeleidingsmoratorium
Vanaf jaren 1970: toenemende jeugdwerkeloosheid
Bezorgheid over welke vaardigheden en competenties jongeren nodig hebben om
toe te treden op de arbeidsmarkt en samenleving
Voorbereiden op arbeidsmarkt en functioneren in de samenleving
Jeugdperiode als toeleidingsmoratorium
Wacht- en voorbereidingsperiode ifv maatschappelijke integratie
Kinderen en jongeren als ‘lerende en zich oriënterende burger’
Jeugdbeleid
Focus op benutten van aanwezige kansen
Toenemende focus op die jogneren die niet over de nodig competenties beschikken
Je moet iets doen met die kansen!
3. De jeugdperiode als cultureel moratorium (vandaag)
Enerzijds: toenemende economische afhankelijkheid (van ouders) door langere scholing
Cd. Emerging adulthood of uitgestelde volwassenheid (MAAR niet voor alle jongeren
gaat dit even snel)
Onderscheid fast-track en slow-track transities (niet iedereen heeft de luxe om
volwassenheid uit te stellen)
Anderzijds: toenemende sociaal-culturele zelfstandigheid van jongeren
Ontwikkeling van pedagogische, sociale, culturele en commerciële praktijken
Onafhankelijkheid
Jongeren worden aangesproken als aparte consumentenmaatschappij (eigen
beslissingen,…)
Vrije tijd steeds meer gezien als ‘leertijd’
Aanvulling en versterking op de school tot verwerven van cultureel kapitaal
Participatie aan andere activiteiten
Fundamenten leggen voor later
Introductie van bepaald standaardbeeld van de jeugd
7
, Participatie met oog op opbouwen van cultureel en sociaal kapitaal
Marginalisering van jogneren die niet aan dit standaardbeeld (kunnen) voldoen
(afwijkend)
Het volhouden van oude ongelijkheden volgens sociale achtergrond, educatie,
geslacht, regio en ethniciteit (Walther, 2006)
! Nood voor aandacht voor verschillen in participatie- en ontplooiingsmogelijkheden van
jongeren
ECONOMISCHE VERSCHUI VINGEN
Vroeger nadruk op industrie
Nu verschuiving naar kennismaatschappij
Nood aan hogere graad van cognitieve vaardigheden, kennis voor innovatie
Toenemend belang van (levenslange) scholing
Groeiende flexibiliteit op de arbeidsmarkt
Van employment naar ‘employability’ = vlug inwerken in nieuwe taken en ontwikkelingen
Belang van competentie om steeds nieuwe taken te kunnen uitvoeren
Meer scholing nodig!!
Kloof tussen hooggeschoolden en laaggeschoolden
Sociale gelaagdheid van sociale risico’s
Laagbetaalde jobs
Scholing, context speelt een rol en bepaalt de risico’s
Vb. laagopgeleid gaat 24,5% niet naar school
Vb. hoogopgeleid gaat 6,6% niet naar school
Vb. verder studeren ASO en TSO verschil is erg groot!
CULTURELE VERSCHUIVINGEN
Toenemende individualisering (proces met 2 gezichten)
Emancipatie: meer vrijheid en kansen
Onzekerheid: te veel keuzemogelijkheden
Idee dat eigen toekomst totaal maakbaar is en alles tegelijk kan (moet)
verantwoordelijkheid om de juiste keuzes te maken
falen = eigen schuld
Soms heel veel opties en di werkt soms verlammend (~ jeugd onderzoeks platform
JOP deed hiernaar onderzoek)
Nieuwe maatschappelijke breuklijn tussen mensen die keuzevrijheid benutten en zij die hier niet in
slagen
Detraditionalisering: loskomen van traditionele structuren en instituties ‘familie, kerk, buurt,
klassen,…)
Persoonlijk verantwoordelijkheid: eigen (keuzebiografie’ uitbouwen
Do It Yourself-project
Meerkeuzenmaatschappij (trouwen of niet, kinderen of niet,…)
8
, EEN PEDAGOGISCH PERSPECTIEF OP
SOCIAAL WERK
Gastcollege door Filip Coussée
WAT IS SOCIAAL WERK?
Sociaal werk is een breed cultureel en sociaal gegeven en er werd een globale definitie gezocht zodat iedereen
zich hierin kan terugvinden.
Een duidelijke definitie van sociaal werk werd gegeven:
“Social work is a practice-based profession and an academic discipline that promotes social change and
development, social cohesion, and the empowerment and liberation of people. Principles of social justice,
human rights, collective responsibility and respect for diversities are central to social work. Underpinned by
theories of social work, social sciences, humanities and indigenous knowledges, social work engages people
and structures to address life challenges and enhance wellbeing.”
In deze definitie ontbreekt wel het pedagogische aspect.
Verder is sociaal werk:
Een instrument voor sociale integratie (maar de meesten horen het instrument niet graag)
Het moet gebruiksvriendelijk zijn
Het is voor de gebruikers
De sociaal werkers moeten zelf meebepalen welk doel er is voor het instrument
We hebben nood aan een sociaal en pedagogisch perspectief
Private Sociaal Public
(individu) (samenleving)
Transit zone Forum
(methodische invulling) (culturele actie)
Individu moet zich integreren in de samenleving (door middel van kennis, vaardigheden, inzichten wat de
samenleving verwacht. Vb. oud genoeg dan moet je gaan werken) maar dit gaat niet vanzelf. Dit moet via
pedagogische interventies die zich richten op de beschaving van de individuen maar ook de verwachtingen van
de samenleving. Dus de opvoedende taak van de sociaal werker omvat beiden. Maar hier is er ook spanning en
een paradoxaal gegeven namelijk niet elk individu is gelijk of kan voldoen aan de verwachtingen van de
maatschappij maar ook niet alle verwachtingen van de maatschappij gelden voor iedereen. Er is hier een strijd.
9
, De sociale werken, behoudsgezind (vb. individuen aanpassen aan maatschappij) of
veranderingsgericht (samenleving bevragen over verwachtingen). Iedere pedagogische handeling
heeft een politieke geaardheid want je bevestigt of negeert een model
Diversiteit? Lappendeken? Chaos?
Moet sociaal werk zich overbodig maken?
Sociaal werk krijgt maar betekenis in een context!
Wat is de context waar we in werken? gereguleerde sociale strijd, overheid,
kapitalisme, verzorgingsstaat
Verzorgingsstaat
“Een maatschappijvorm, die gekenmerkt wordt door een op democratische leest geschoeid systeem van
overheidszorg dat zich, bij handhaving van een kapitalistisch productiesysteem, garant stelt voor het collectieve
sociale welzijn van zijn onderdanen.”
Democratie gelijkheid
Kapitalistisch vrijheid
Paradox! Gelijkheid VS vrijheid (hoe meer gelijkheid, hoe minder vrijheid)
Een oxymoron ofte vat vol paradoxen (Verhellen)
Commodificatie = alles afhankelijk van de markt (aanbod met opbrengen) maar sociaal
werk wil decommodificatie
MAAR via solidariteit (sociaal werk is de motor van solidariteit) kan er wel een
verzorgingsstaat zijn
Goed sociaal werk: noodzakelijk maar onmogelijk?
WAT IS SOCIAAL WERK?
Van een sociaalpedagogisch, geïntegreerd basisaanbod naar een zeer divers veld, met uitlopers naar andere
beleidsdomeinen:
Algemeen welzijnswerk
Jeugdwerk en sociaal-cultureel werk
Forensisch welzijnswerk
Samenlevingsopbouw
Bijzondere jeugdzorg
Leerlingenbegeleiding
Basiseducatie
Arbeidsbemiddeling
Woordbegeleiding
Geestelijke gezondheidszorg
Armoedebestrijding
Preventie
Integratie
Deze laatste 3 zijn eigenlijk apart en de kern, maar deze zouden eigen geïntegreerd
moeten worden.
Evolutielijnen in de geschiedenis van sociaal werk:
Van diversiteit naar differentiëring (en specialisering, professionalisering, methodisering en … de
marginalisering van de aanvankelijke focus)
Sociale en pedagogische basis verdwijnt uit beeld, focus verschuift naar institutionele integratie
10