H11: Ademhaling
Respiratie = de uitwisseling van gas tussen lichaamscellen en atmosfeer
via diffusie Wet van Fick.
Ventilatie = het transport van lucht in en uit de long
Gasuitwisseling = uitwisseling van CO2 en O2 tussen de lucht in de longen en het bloed
Cellulaire respiratie = intracellulaire oxidatie van organische moleculen met productie van
CO 2 en H2O
Diffusie van O2 is niet voldoende om alle weefsel te bereiken. Daarom zijn er drager eiwitten
ontwikkeld (hemoglobine) die ervoor zorgen dat het O 2 via de bloedbaan naar alle weefsels kan
getransporteerd worden.
Klinisch: Een snelgroeiende kanker = sacroom
(Melanoomsarcoom = sarcoom van melanocyten;
melanoom = trager, minder invensief, kwade huidkanker).
De tumor groeit zo snel dat de vascularisatie niet kan volgen. Er is dus necrose
in het midden van de tumor. Dit komt omdat het weefsel te groot wordt dat
het niet alleen via diffusie te voeden is en dat er dus vascularisatie moet
volgen.
CO2 en O2 zijn ook gekoppeld aan het zuur-base systeem. Als de ventilatie niet meer goed werkt, zal
de concentratie CO2 stijgen in het bloed en zal water reageren met bicarbonaat. Het bicarbonaat valt
uiteen in HCO3- en H+. Dit zal zorgen voor een pH daling (want H+ stijgt).
De luchtwegen:
= het transport van de lucht naar de alveolen
zeer vertakt systeem dat zorgt voor de voorverwarming, bevochtiging en filtering van de lucht
De lucht komt binnen via de neusholte (dieren die enkel kunnen ademen via neus = obigaat
Bv lama en paard) met een sterk doorbloed epitheel. De lucht wordt opgewarmd, bevochtigd en
gezuiverd = belang in thermoregulatie
Ook kan de lucht binnen komen via de mondholte. Deze is minder efficiënt in de opwarming en
bevochtiging van de ingeademde lucht.
Daarna passeert de lucht de farynx. (kruising van voedsel en lucht) Tijdens slikken sluit de
epiglottis en de stemspleet = reflectorische apnee deze reflex valt weg bij anesthesie wat kan
leiden tot een verslikkingspneumonie OPL: intuberen = tubus door keel stuwen om terug
komende voeding te weerhouden van in de longen
terecht te komen
Eens voorbij de epiglottis komt de lucht in de larynx. Hier wordt de hoestreflex opgewekt:
inademen, stembanden sluiten, borst- en buikspieren samentrekken en plots glottis heropenen.
Nadien passeert de lucht doorheen de trachea. Deze wordt opengehouden door kraakbeenringen
en heeft een gecilieerd epitheel met slijmbekercellen.
De ciliën op het epitheel zorgen ervoor dat de slijmlaag langzaam naar mondholte beweegt. Dit
mucociliair transport zal stofdeeltjes en andere partikels vasthouden.
= niet-neurologische (niet-specifieke) vorm van afweer
De deeltjes die niet worden gevangen komen in bronchiolen terecht of
in de alveolen. Het gaat dan vnl om asbest en fijnstof.
De productie van de slijmlaag in de trachea wordt gestimuleerd door acetylcholine (= parasymp.)
en dus de nervus vagus. Bij een beschadigd epitheel komen de afferenten van de n. vagus vrij te
liggen en worden dus geprikkeld. Dit resulteert in extra slijmproductie + bronchoconstrictie.
, 2Fysiologie B: Ademhaling (Leroy)
De daarop volgende bronchen en bronchiolen hebben geen kraakbeenringen maar WEL veel glad
spierweefsel = tunica muscularis die zorgt voor de bronchodilatatie.
De spiercellen in deze tunica hebben verschillende receptoren:
- Muscarine receptor: gevoelig voor acetylcholine (= parasymp.) en
zorgt voor brochoconstrictie
- β2-receptor: gevoelig voor (nor)adrenaline (= symp.) en zorgt voor
actieve dilatatie van de bronchen.
(er zijn veel meer β-receptoren daar aanwezig dan α-
receptoren DUS het netto resultaat van de sympaticus
inwerking = brochodilatatie
- Histamine/PGF2α/SRS-A (slow reactant substance:
hebben vooral hun rol bij pathologische toestanden
= bronchoconstrictie en bronchosecretie
(Bv. Astma = ongecontroleerde bronco-constrictie waardoor er
geen nieuwe lucht toekomt in de alveolen
OPL: sympaticonemetisch product = symp.
nabootsen om de bronchen te relaxeren
OF paralytisch product om de slijmproductie
tegen te gaan)
De terminale bronchen (gasuitw. is al mogelijk) lopen over in respiratoire bronchen die
overgaan in de alveolen. Alveolen hebben een afgeplat epitheel van 1 cellaag dik = type I van de
alveolaire cellen. Toch gebeurt de gasuitwisseling doorheen 3 lagen:
- het alveolair epitheel
- het basaal membraan van de capillair
- het endotheel van de capillair
Aan de binnenzijde van de alveole zit een vochtlaagje dat IgA (steeds lokaal aangemaakt) (= antistoffen
en dus humorale afweer), macrofagen (= cellulaire afweer) en surfactant bevat.
SURFACTANT verlaagt de oppervlakte spanning van het waterlaagje zodat de alveole
niet dichtklapt door de sterke H-bruggen dat water vormt (= sterke
cohesie kracht) Het surfactant zal d.m.v. fosfolipiden = type II van de
alveolaire cellen
(deze type II cellen zijn pas op laatste van de dracht actief = dus een probleem bij vroeg-
geboortes OPL: cortisone bij moeder inspuiten zodat de longrijping van de foetus op
gang komt)
Alveole met kleine diameter Opengerokken alveole (grote diameter)
water vormt dikkere laag met hoge surfactant dynamische surfactant conc. waarbij
conc. waardoor de alveolen bijna open geduwd H-bruggen overwinnen = vermijding
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller 97student. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.20. You're not tied to anything after your purchase.