Analyse is een systematisch onderzoek waarbij een probleem ontleed wordt. Alle elementen waaruit dit
probleem bestaat moeten in een analyse worden beschreven en uiteengezet. Je kunt één en dezelfde probleem
met verschillende oogmerken analyseren.
Oogmerken tekstanalyse:
- Tekstkwaliteit (samenhang, schoonheid, amusement)
- Begrijpelijkheid
- Doelmatigheid
- Tekst samenvatten
- Identificatie spam
- Idiocyncrasie: herkenning schrijver
Functionele Analyse
= Hoe kunnen we aan de tekst zien wat de bedoeling van de schrijver is geweest, en kan de schrijver deze
bedoeling ook realiseren; communicatief doel, doelgroep.
Lexicale analyse
= Deze analyse kijkt naar de samenhang in termen van woordkeuze. Het gaat om inhoudswoorden (zelfstandig
naamwoorden, werkwoorden en bijvoeglijke naamwoorden).
Referentiële analyse
= Deze analyse bekommert zich over datgene waar woorden en expressies een link mee hebben. Er moet
gekeken worden naar of de referenties passen bij het publiek. Verwijzing is iets van taal naar de werkelijkheid.
Coherentie-analyse
= In deze analyse wordt er gekeken naar de samenhang van de zinnen, en hoe de zinnen samenhangen (bijv.
doel, middel, tegenstellend, additief).
Genre analyse
= Teksten horen tot een bepaalde familie van teksten, bijv. advertenties. De tekstsoorten hebben hun eigen
conventies.
College 2
Functionele analyse
Centrale vraag: Is deze tekst effectief gelet op het communicatieve doel, de doelgroep en de manier waarop de
tekst geformuleerd is?
Essentie van functionele analyse:
1. Op grond van globale lezing van de tekst en een analyse van de context formuleer je het kennelijke doel
van de tekst (het beoogde effect, de functie).
2. Op grond van alle gegeven en infereerbare informatie bepaal je de doelgroep(en).
3. Via analyse van de tekst ga je na of die tekst de geformuleerde doelen wel kan bereiken.
,Task-oriented dialogue (Grosz & Sidner, 1986)
Drievoudige tekststructuur
- Linguistic structure
= Deze structuur definieert de eenheden van de tekst en wordt gesignaleerd door middel van:
o Markers (now, subsequently, in the first place, interpunctie)
o Verandering van werkwoordstijd
o Intonatie
- Intentional structure
= Het bestaat uit globaal tekstdoel (DP) en lokale tekstdoelen (DSP).
Een tekstdoel moet herkenbaar zijn voor de ontvanger.
Tekstdoel wordt geformuleerd als de toestand waarin de ontvanger bedoeld is te geraken.
Deze structuur is weer te geven als een boomstructuur Je realiseer 1 super doel, en alle
onderschikkende doelen die helpen met het realiseren van dat doel. (OCP knows; OCP believes)
Intentionele structuur is weer te geven als een boomstructuur.
Eenheden intentionele structuur worden in principe bepaald in linguistische structuur.
- (Attentional structure)
“These three structures together enable the sender and the receiver to determine how a segment fits in the
discourse in terms of intentions and goals, and in terms of attention. De 2 structuren zijn onderling afhankelijk.
Soorten tekstdoelen
- Informatief (OCP weet…)
- Persuasief (OCP gelooft/vindt…)
- Instructief (OCP is in staat…)
- Activerend (OCP is van plan…)
- Diverterend
- Commissief (OCP accepteert…)
- Emotionerend (OCP ervaart/voelt…)
DP/DSP
“If an intention is a DP, then its satisfaction is a main purpose of the discourse. If it is a DSP, then its satisfaction
contributes to the satisfaction of a DP.”
Hoe verhouden deze doelen zich tot elkaar?
Voorbeelden DP (globaal tekstdoelen):
- Dat een of ander agens een fysieke taak uitvoert
- … iets gelooft
- … iets weet/begrijpt
- … geamuseerd is
- … emotioneel geraakt wordt
,Relatie lokaal tekstdoel :: globaal tekstdoel
Typen relaties
- DP is verdeeld over SDPs
- 2 typen relatie:
o Dominante relaties (verticaal)
Subdoelen zijn instrumenten om doelen te verwezenlijken. Typen van dominantie:
Support: naam voor dominantie in believe context (doel: ontvanger gelooft p)
Generates: naam voor dominantie in do context (doel: ontvanger is in staat om p uit te
voeren)
o Satisfaction precedence (het eerste doel moet gerealiseerd worden voordat het tweede aan bod
zou komen) bijvoorbeeld bij instructie als DP.
Knowledge/language
Trade off (balans) tussen kennis en markering:
- Als kennis van de wereld voldoende is om de dominantrelatie te herkennen: geen markering nodig.
- Als kennis van de wereld niet voldoende is: markering nodig
Doelen herkennen
1. Cue phrases:
a. Ik zal haar een snoepje geven om haar stil te krijgen.
b. Voor een complete oplossing van het poeder is het gewenst om drie minuten te roeren.
2. Hele propositie drukt doel uit:
a. Nu zal k u laten zien hoe belangrijk recyclen is
b. De instructies voor demontage van de kast zijn simpel.
, 3. Het doel moet herkend worden m.b.v. kennis van de wereld
a. Ik begrijp deze paper niet. Jij zegt dat je heel goed kunt uitleggen.
b. Jij moet morgenvroeg op – maar je mag het zelf zeggen: whisky of spa?
4. Speech acts / tekst acts
Taalhandelingstheorie: Instrument voor lokale doelen
Speech act = een stukje tekst/spraak dat bijdraagt aan een communicatief (sub)doel van de tekst. Er wordt aan
het tekstdeel een handeling toegekend: beschrijven, overtuigen, aanraden, bevelen, etc. Eenheden worden
bepaald door de linguistische structuur. Verschillende tekstdelen kunnen aan 1 communicatief doel bijdragen. 1
tekstdeel kan niet aan verschillende communicatieve doelen bijdragen.
Speech acts – doelen
Informatief
1. Beschrijven
= betreft structureel object, bijv. zintuigelijke waarneming, technisch systeem.
2. Verslag doen
= betreft verloop van eenmalige gebeurtenis of activiteit (vergadering…)
3. Berichten/mededelen
= betreft resultaat van eenmalige gebeurtenis of activiteit
Persuasief
1. Analyseren/verklaren
= betreft onbegrepen en/of problematisch verschijnsel
2. Voorspellen
= betreft een gebeurtenis in de toekomst
3. Betogen
= betreft een claim waar niet iedereen het over eens is
Activerend
1. Opdragen
= betreft een handeling van de ontvanger (bindend)
2. Verzoeken
= betreft een handeling van de ontvanger, in het belang van zender.
3. Aanbevelen
= betreft een handeling van de ontvanger, in het belang van de ontvanger (niet bindend)
4. Voorstellen
= betreft een handeling waarbij zender en ontvanger belang hebben
5. Oproepen
= betreft een handeling van de ontvanger, met algemeen belang
Instructief
1. Instrueren
= betreft een handeling die de ontvanger wel wil maar niet kan uitvoeren
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller nhackl. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.64. You're not tied to anything after your purchase.