Samenvatting van hoofdstuk 1 t/m 15 van het boek: Algemene economie en bedrijfsomgeving. Auteurs Marijs en Hulleman. Docent Hanzehogeschool: Anita Weekamp.
Disclaimers:
- De samenvatting is gemaakt voor eigen gebruik en kunnen spelfouten bevatten.
- Deze samenvatting kan verouderde informati...
- Het beschikken over goederen en diensten voor de bevrediging van de behoeften noemen we
welvaart.
- Het streven naar maximale welvaart met behulp van schaarse middelen noemen we
economisch handelen. De economische wetenschap bestudeert het economisch handelen.
- We onderscheiden de volgende onderdelen:
Meso- en micro-economie; bestuderen de kenmerken van markten en bedrijfstakken
waarmee ondernemingen te maken hebben.
Macro-economie; geeft een beschrijving en analyse van allerlei verschijnselen voor
een land.
Monetaire economie; houd zich bezig met het verschijnsel geld en de rol van banken
in de economie.
Internationale economische betrekkingen; bestudeert de buitenlandse handel van
landen, internationale kapitaalstromen en monetaire betrekkingen tussen landen.
- De begrippen volume, prijs en waarde staan met elkaar in verband.
- De waardestijging van een variabele noemt men de nominale stijging. De volumeverandering
noemt men de reële stijging van de variabele. De nominale verandering is dus gelijk aan de
reële verandering plus de prijsstijging.
- Bruto binnenlands product = aantal werknemers * de arbeidsproductiviteit.
- Totale loonsom = loonsom per werknemer * de hoeveelheid werknemers.
- Loonsom per eenheid product = loon per werknemer * arbeidsproductiviteit
Deel 1
Hoofdstuk 2: De onderneming in de bedrijfstak
- Een bedrijfstak bestaat uit ondernemingen die dezelfde soort producten maken met dezelfde
soort productieprocessen. Een bedrijfstak produceert meestal een groep van markten.
- Indeling van ondernemingsgrootte die statistische bureaus in de EU hanteren:
Micro: 0 t/m 9 werknemers
Klein: 10 t/m 49 werknemers
Middelgroot: 50 t/m 249 werknemers
Groot: vanaf 250 werknemers.
- Een product gaat door een aantal opeenvolgende bedrijfstakken van oerproducent tot
consument. Deze opeenvolgende bedrijfstakken noemt men een bedrijfskolom. Elke
bedrijfstak voegt waarde toe, het waardesysteem.
- De economische orde is het geheel van collectieve waarden, normen en instituties die het
economische handelen bepalen. Waarden zijn doelen voor het menselijk handelen, normen
zin de regels die afgeleid zijn van de waarden.
Hoofdstuk 3: De vraag
, - De samenstelling van het consumptiepakket ter bevrediging van de behoeften noemen we
het consumptiepatroon.
- Een prijsdaling verdringt andere producten. Dit noemen we het substitutie-effect.
- Voor ondernemingen is het belangrijk te weten hoeveel de vraag op de prijsveranderingen
reageert. Daar geeft de prijselasticiteit van de vraag antwoord op. De prijselasticiteit van de
vraag = de procentuele verandering van de gevraagde hoeveelheid / de procentuele
verandering van de prijs.
- De prijselasticiteit van de vraag is een belangrijk gegeven voor de omzet.
Ondernemerskunnen met behulp van de prijselasticiteit de gevolgen van een prijsverandering
voor de omzet bepalen. De omzetelasticiteit is de procentuele verandering van de omzet als
gevolg van de procentuele verandering van de prijs. Omzetelasticiteit = de procentuele
verandering van de omzet / de procentuele verandering van de prijs.
- De vraag naar een bepaald product kan veranderen door een prijsverandering van andere
goederen. Dit heet het substitutie-effect. Het verband tussen de afzet van een product en de
prijs van een ander product is weer te geven met behulp van de kruiselingse prijselasticiteit.
De kruiselingse prijselasticiteit = % vraag naar goed y / % de prijs van goed x.
Bij een positieve elasticiteit zal de vraag toenemen als de prijs van een ander product stijgt.
Hier spreekt men van substitutiegoederen. Is de uitkomst negatief, dan spreekt men van
complementaire goederen.
- Een stijging van het inkomen is van belang voor de vraag naar goederen en diensten. De
inkomenselasticiteit geeft dit weer. De inkomenselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid =
de procentuele verandering van de gevraagde hoeveelheid / de procentuele verandering van
het inkomen.
Bij een inkomenselasticiteit lager dan 1 is de verandering van de vraag kleiner dan de
verandering van het inkomen. Echter is het ook mogelijk dat de vraag naar een product daalt
als de inkomens stijgen. Men spreekt dan van inferieure goederen.
Hoofdstuk 4: Het aanbod
- Als medewerkers een aparte waarde aan de onderneming toevoegen (onmisbaar) dan
spreekt men van heterogene arbeid.
- In de bedrijfstak dalen de gemiddelde kosten als de kapitaalgoederenvoorraad en de
productieomvang groter worden. Dit noemt men schaalvoordelen.
- Het is voor bedrijven het beste om de MES (minimumefficiencyschaal) te bereiken. Dit is de
kleinste productieomvang de een minimaal kostenniveau. Het hangt van de hoogte van de
MES af hoe gemakkelijk ondernemingen in de bedrijfstak kunnen toetreden.
- De individuele vragencurven kunnen tot een collectieve vragencurve komen. Deze luid: de
gevraagde hoeveelheid = de prijs + de aangeboden hoeveelheid.
- De overheid kan voor producten een maximum en/of een minimumprijs opleggen. Dit
omdat de vraag en het aanbod soms sterk kunnen wijzigen.
Consumenten betalen minder bij een prijs die onder de evenwichtsprijs ligt. De vraag is dan
ook groter dan bij marktevenwicht. Producenten ontvangen een lagere prijs dan bij
marktevenwicht. De vraag is groot, het aanbod is klein.
Minimumprijzen gaan gepaard met een aanbodsoverschot. Voor de extra producten moeten
maatregelen worden genomen. Dit kost geld. Om deze kosten niet al te hoog op te laten
, lopen, kan de overheid enkele productiequota verstrekken aan een beperkt aantal
producenten. Deze quota vormt de toetredingsbelemmering.
- Door belastingheffing (accijns of btw) stijgt de evenwichtsprijs en daalt de
evenwichtshoeveelheid. De mate waarin producenten belastingen kunnen doorberekenen
aan de consumenten, hangt af van de prijselasticiteit van de vraag en aanbod in het
marktevenwicht. Als de vraagcurve tamelijk vlak is kunnen consumenten gemakkelijk
overstappen op andere goederen. De prijselasticiteit van de vraag is dan hoog. Dan moeten
producenten een groter deel van de belasting voor hun rekening nemen. Als de aanbodcurve
vlakker is, is de belasting beter af te wentelen. Dan moeten de consumenten een groter deel
voor hun rekening nemen.
- Marginale kosten zijn de kosten die gepaard gaan met de uitbreiding van de productie met
een eenheid.
Hoofdstuk 5: Concurrentie-intensiteit en concurrentiepositie
- De winst gedeeld door de omzet is de winstmarge.
- Porter heeft in het vijfkrachtenmodel de belangrijkste concurrentiebepalende factoren in
kaart gebracht. Het gaat hier vooral om de veranderingen die in de
concurrentieverhoudingen (in een bedrijfstak) optreden. De vijf krachten zijn: interne
concurrentie, dreiging van substituten, onderhandelingskracht van afnemers, potentiele
toetreders en onderhandelingskracht van leveranciers.
- Porter heeft ook een methode voor het vergelijken van de concurrentiekracht van de
bedrijfstakken in verschillende landen. Het is de diamant van Porter. In deze visie wordt de
concurrentiekracht vooral bepaald door omgevingsfactoren. De factoren kunnen ingedeeld
worden naar:
De kwaliteit van de productiefactoren. Basisfactoren (klimaat en ligging van het
land) hoort een laagwaardige productie bij. Geavanceerde factoren
(telecommunicatie en geschoolde arbeid) hoort concurrentie op productkwaliteit bij.
Concurrentie op de kosten betekent hoogwaardige productie.
Binnenlandse vraag. Voor de concurrentiekracht van ondernemingen is een grote
thuismarkt van belang. Een grote omvang van de vraag kan schaalvoordelen
opleveren.
Netwerken van bedrijfstakken. Verticaal netwerk houdt de samenwerking binnen
een bedrijfskolom in. Eindproducenten die alleen de strategische onderdelen
ontwerpen en fabriceren, daar de producten van noemt men OEM (Original
Equipment Manufacturer). Men spreekt van co-design als een belangrijke
toeleverancier samen met de uitbesteder de producten ontwikkeld. De
samenwerking bij het maken van een product noemt men co-makership. De
gespecialiseerde toeleveranciers besteden op hun beurt de productie uit aan jobbers
(ondernemingen die op basis van een specificatie produceren). Een cluster is een
samenhangend geheel van bedrijven en ondersteunende instellingen.
De economische orde. Wat o.a. de instelling is van de werknemers.
Toevalsfactoren.
De invloed van de overheid.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller brendagiethoorn. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.29. You're not tied to anything after your purchase.