Dit is een samenvatting van thema 3 uit 'biologie voor jou 5V'. Hierin wordt o.a. de relatie van de mens tot het milieu besproken en komen zaken als voedselproductie, koolstofkringloop, stikstofkringloop en het broeikaseffect aan bod.
Biologie thema 3 §1 de relatie mens en milieu
Ecosysteemdiensten: diensten die een ecosysteem aan mensen levert. Dat betreft het verstrekken
van een product (drinkwater), een regulerende dienst (bestuiving van gewassen), een culturele dienst
(recreatie) of een dienst die de voorgaande diensten ondersteund.
Omgekeerd beïnvloeden mensen het milieu ook. Milieuproblemen ontstaan als menselijk ingrijpen
het natuurlijk ernstig verstoort, zoals:
- Vervuiling, komt doordat mensen stoffen toevoegen aan het milieu
- Uitputting, komt doordat mensen teveel stoffen onttrekken aan het milieu
- Aantasting, komt doordat mensen het milieu veranderen
De voornaamste oorzaken van de milieuproblemen zijn:
- De enorme bevolkingstoename. De wereld bevolking is de laatste honderd jaar explosief
toegenomen en zal verder toenemen, dat noem je een hoge bevolkingsdruk. De hoge
bevolkingsdruk had op zichzelf niet hoeven leiden tot de milieuproblemen waar we nu mee
zitten.
- De wijze van leven van de mensen van nu. Sinds de industriële revolutie zijn mensen anders
gaan leven. Door machines te gebruiken putten we de natuurlijke energiereserves uit en
komen er afvalstoffen vrij. Ook de chemische industrie (plastic, verf) komen afvalstoffen vrij
waarvan sommige giftig zijn, die stoffen zijn vaak in het water en in de bodem geloosd.
Ook de landbouw is veranderd. Steeds meer mensen hebben voedsel nodig, waardoor
landbouwbedrijven met steeds grotere machines gaan werken. Ook is er ruilverkaveling.
Daarnaast willen boeren steeds meer produceren
De groeiende bevolking en de veranderende wijze van leven hebben er o.a. toe geleid dat er grote
gebieden natuurgrond in cultuur zijn gebracht, vooral om meer landbouwgrond te krijgen. Bovendien
zijn er veel (giftige) stoffen in het milieu gekomen, dat o.a. leidt tot uitsterven van diersoorten.
§2, voedselproductie
Voedselopbrengst, deze proberen we de laatste tijd te verhogen aangezien het bevolkingsaantal
toeneemt maar de ruimte niet we hebben daar verschillende manieren voor: bemesting,
bodembewerking en bescherming tegen ziekten en plagen.
Voedingsstoffen planten, planten halen hun voedingstoffen uit de grond daarbij kan je denken aan
verschillende ionen (bv nitraat-, fosfaat-, sulfaat-, natrium-, kalium- en calciumionen) die dienen als
mineralen (voedingszouten). Door oogsten en uitspoeling verdwijnen deze mineralen uit de kringloop
van stoffen op de landbouwgrond.
Uitspoeling, mineralen zakken met het regenwater weg naar diepere grondlagen.
Bemesting, door de landbouwgrond te bemesten kan je er voor zorgen dat bepaalde mineralen weer
terugkomen in de bovenste laag landbouwgrond. Je hebt twee soorten mest:
Kunstmest, dit bestaat vooral uit stikstofhoudende mineralen (o.a. nitraat) en fosfaat. Bij
kunstmest kan de agrariër zelf bepalen welke mineralen hij in zijn kunstmest wil hebben.
Stalmest, bestaat uit uitwerpselen en urine van dieren. Reducenten (bacteriën en schimmels)
in de bodem breken de mest af. Hierbij komen mineralen vrij.
Monocultuur, op een groot landbouwareaal één soort gewas telen. Dit maakt een efficiënte
bewerking van het land mogelijk. Er zit echter ook een nadeel aan, ze vergroten de kans op plagen,
doordat er een groot voedselaanbod is. En ziektes van het gewas kunnen zich sneller uitbreiden.
Mechanische bestrijding, denk hierbij aan vallen en vogelverschrikkers. Een nadeel hiervan is dat je
maar een beperkt aantal dieren kunt vangen of wegjagen. Bovendien leren dieren ze te vermijden of
vinden ze ze niet meer eng.
Chemische bestrijding, vooral de laatste jaren zijn er veel chemische bestrijdingsmiddelen ontwikkeld
om ziekten en plagen te bestrijden. Voordelen zijn dat ze effectief zijn, ziekten en plagen zijn er
meestal goed mee te bestrijden. Daarom worden ze ook door veel boeren gebruikt.
, Pesticiden, de algemene naam van chemische bestrijdingsmiddelen. Insectenbestrijdingsmiddelen
heten insecticiden en onkruid bestrijdingsmiddelen heten herbiciden.
Niet soortspecifiek, sommige pesticiden zijn niet specifiek voor een bepaalde soort en doden dus
veel organismen, ook de onschadelijke soorten.
Resistentie, bij de soort organisme die bestreden wordt treedt vaak resistentie op. Dat gebeurt vooral
bij soorten die zich snel voortplanten, zoals de meeste plaagorganismen. In veel populaties blijken
individuen voor te komen met gemuteerde genen, waardoor ze resistent zijn tegen het gebruikte
pesticide. Resistentie berust dus op erfelijke aanleg. Om de plaag die je hieronder ziet te bestrijden
zou je een pesticide moeten pakken met een hogere concentratie.
Persistent, sommige pesticiden zijn persistent wat inhoudt dat ze zeer langzaam langs de natuurlijke
weg worden afgebroken. Dieren slaan deze pesticiden dan op in hun
vetweefsel waardoor ze in de volgende voedselketen komen.
Accumulatie, het verschijnsel dat het gif van de pesticiden steeds in een
voedselketen hoger komt, en een voedselketen hoger neemt de
biomassa af waardoor de concentratie gif steeds meer toeneemt. Groen
is de hoeveelheid biomassa en rood de hoeveelheid pesticiden.
Biologische manier van bestrijding, hierbij wordt gebruik gemaakt van
biologische verschijnselen. Een voorbeeld van biologische bestrijding is
natuurlijke vijanden (predatoren, parasieten of ziekteverwekkers)
gebruiken.
Natuurlijke vijanden, een voorbeeld is de bestrijding van witte vliegen met sluipwespen. Witte
vliegen kunnen namelijk grote schade aanrichten bij de teelt van o.a. tomaten en komkommers. De
bestrijding van witte vliegen d.m.v. sluipwespen gaat als volgt:
1. sluipwespen paren.
2. de witte vlieg legt eieren op het blad van een plant en ze komen uit tot larven.
3. de sluipwesp legt een ei in de larve van een witte vlieg.
4. het ei van de sluipwesp ontwikkelt zich verder tot een larve waarbij de sluipwesplarve de witte
vlieg larve van binnen op eet.
5. uiteindelijk ontpopt de sluipwesp zich en kan het weer van voor af aan beginnen.
De bestrijding van ziekten en plagen in gewassen is belangrijk voor de verhoging van de wereldwijde
productie van landbouwgewassen.
Biologische teeltmethoden, dit zijn bepaalde biologische teeltmethodes om plantenziekten te
voorkomen.
Vruchtwisseling/wisselteelt, houdt in dat er nooit twee jaar achtereen hetzelfde gewas op een
bepaald stuk grond wordt verbouwd. Men doet dit om ziekteverwekkers voor dit gewas uit de bodem
te laten verdwijnen.
Aardappelmoe , bij deze ziekte tastten wormpjes (aardappelcysteaaltjes) de wortels aan van
aardappels, deze ziekte is te voorkomen door 3 jaar een ander gewas te planten waardoor de
wormpjes dood gaan (wisselteelt).
De voedselproductie kan ook worden verhoogd door de erfelijke eigenschappen van voedings-
gewassen en landbouwhuisdieren te veranderen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller brittheijmans. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.25. You're not tied to anything after your purchase.