Anatomie en fysiologie, met MyLab NL toegangscode 6e editie
Deze samenvatting bevat al het informatie dat je moet kennen voor het tentamen van medische kennis 1.1A. De aantekeningen van de hoorcollege's zitten hier ook in verwerkt!
de basale functies van de levende organismen beschrijven
● reactievermogen
- prikkelbaarheid = reageren op veranderingen in hun onmiddellijke omgeving
(hand terugtrekken van een hete pan)
- aanpassingsvermogen = langduriger verandering om aan te passen aan hun
omgeving (dikke vacht wanneer de winter nadert)
● groei
- eencellige organismen groeien doordat de cel groter wordt
- meercellige organismen groeien doordat het aantal cellen toeneemt
- differentiatie = afzonderlijke cellen specialiseren zich zodat ze bepaalde
functies kunnen vervullen
● voortplanting
● beweging
- inwendig = transport voedingsstoffen, bloed of andere stoffen in het lichaam
- uitwendig = voortbeweging door omgeving
● stofwisseling (metabolisme)
- alle chemische reacties in het lichaam
- om energie vrij te maken hebben cellen voedingsstoffen (nutriënten) nodig die
in voedsel aanwezig zijn en O2
- respiratie = vervoer / verbruik / opname O2 door cellen
grotere organismen kunnen geen voedingsstoffen uit vast voedsel halen zonder
eerst te verwerken → spijsvertering
cellen communiceren met elkaar d.m.v een inwendig transportsysteem →
bloedsomloop
- bloed neemt afvalstoffen op → nieren → uitscheiding
De relatie tussen anatomie en fysiologie uitleggen
anatomie
● macroscopische anatomie
- er worden kenmerken onderzocht die met het blote oog zichtbaar zijn
- uitwendige anatomie = het bestuderen van algemene vorm en van
oppervlakte kenmerken
- regionale anatomie = oppervlaktestructuren en inwendige structuren in een
bepaald gebied wordt van het lichaam bestudeert (hoofd, hals, romp)
- systematische anatomie = structuur van belangrijke orgaanstelsels worden
bestudeerd
● microscopische anatomie
- er worden structuren bestudeerd die niet zonder vergroting zichtbaar zijn
- lichtmicroscoop = details celstructuur zichtbaar
- elektronenmicroscoop = zichtbaar afzonderlijke moleculen met diameter
enkele nanometers
,cytologie = studie inwendig structuur van afzonderlijke cellen
histologie = studie van weefsels
fysiologie
- studie van functioneren van levende organismen
- celfysiologie = studie van functioneren levende cellen (chemisch en moleculair
niveau)
- orgaanfysiologie = studie fysiologie van bepaalde organen
bv nierfysiologie = nierfuncties
- systeemfysiologie = studie van alle aspecten van het functioneren van specifieke
orgaanstelsels.
bv fysiologie van het ademhalingsstelsel
- pathofysiologie (pathologie) = studie van effecten van aandoeningen op het
functioneren van organen of stelsels
De elf orgaanstelsels van het menselijk lichaam en de belangrijkste onderdelen
van elk stelsel herkennen.
Homeostase: Het bestaan van een stabiel intern milieu, het omvat:
- een receptor die gevoelig is voor een prikkel
- een besturingssysteem (integratiecentrum) dat info van de receptor ontvangt en
verwerkt
- een effector (cel of orgaan) die reageert op de signalen van het besturingscentrum
en waarvan de werking de prikkel tegengaat of versterkt
beschrijven op welke wijze negatieve en positieve terugkoppeling bij een
homeostatische regulering zijn betrokken
kenmerk negatieve terugkoppeling
- ongeacht of de prikkel bij de receptor toe- of afneemt, wekt een waarde buiten de
normale grenzen een automatische reactie op waardoor de situatie wordt
gecorrigeerd.
- bv warmteregulatie: als lichaamstemperatuur stijgt → bloedvaten
verwijden + zweetklieren activeren → lichaamstemperatuur daalt
positieve terugkoppeling: de aanvankelijke prikkel brengt een reactie teweeg
waardoor die prikkel wordt verstrekt → bloedverlies → bloedstolling versnellen
,De belangrijkste lichaamsholten en hun onderverdeling beschrijven
Het middenrif scheidt de:
● (bovengelegen) borstholte
- het omvat 3 interne compartimenten:
- 1 pericardiale ruimte (zit het hart in)
- 2 pleurale holten (bevatten elk 1 long)
- de pericardiale ruimte ligt binnen het mediastinum
- Het bindweefsel van het mediastinum omgeeft de pericardiale holte en het
hart, de arteriën en venen (die met het hart verbonden zijn), de thymus,
trachea en de oesophagus (slokdarm)
- pleurabladen = sereuze membranen die een pleuraholten bekleden
- het viscerale pleura blad bekleedt het pariëtale plaurablad (buitenste opp
long), het tegenovergelegen oppervlak van het medi stadium en de binnenste
lichaamswand.
● buik- en bekkenholte
- loopt van diafragma tot bekken
- onderste bekkenholte & bovenste buikholte
- bevat peritoneale ruimte dat is bekleedt met een serieus membraan =
peritoneum (buikvlies)
- het pariëtale peritoneum bekleedt het binnenste opp lichaamswand
- rond de organen in deze holte = viscerale peritoneum
- buikholte = lever + maag + dunne darm + groot deel dikke darm
- retroperitoneaal = organen tussen bekleding van peritoneale ruimte en
spierwand
- bekkenholte = dikke darm + urineblaas + vitale stelsel
- dorsale holte = craniale holte of vertebrale holte (totale ruimte door wervels
omgeven)
romp van lichaam onderverdeeld in:
- het gebied van de thorax
- abdomen
- bekkenholte
- meeste vitale organen, die organen zijn binnen deze lichaamsholten opgehangen
‘holte’ zijn interne delen
lichaamsfunctie romp:
- bescherming kwetsbare organen tegen stoten/schokken buitenaf (hardlopen)
- maken mogelijk dat inwendige organen die de romp omgeeft van omvang en vorm
kunnen veranderen.
, hoofdstuk 2
hoe komt het dat water belangrijk is voor het menselijk lichaam
● belangrijk voor de chemische reacties
● heeft een zeer grote warmtecapaciteit
- het kost veel energie in de vorm van warmte om de temperatuur van water te
veranderen omdat watermoleculen in vloeibare toestand via waterstofbruggen
onderling met elkaar zijn verbonden.
een toename van watertemperatuur is afhankelijk van het verbreken van
waterstofbruggen tussen watermoleculen
- een verkoelend effect = water vloei → gas
- waterstofbindingen verbroken en vrijgekomen watermoleculen voeren warmte mee
● water is een uitstekend oplosmiddel
- veel organische en anorganische stoffen lossen op in water
- tijdens oplossen → ionen of kleinere moleculen die vrijkomen,
verspreiden zich in water → oplossing
De pH-schaal en de rol van buffers in lichaamsvloeistoffen beschrijven.
concentratie waterstofionen belangrijk in bloed en andere lichaamsvloeistoffen
omdat als H+ in overmaat aanwezig zijn → chemische bindingen breken → vorm
complexe molecuul wijzigen → verstoring functie cellen en weefsels
- concentratie H+ = pH, lager dan 7 is zuur, meer H+ dan hydroxide ionen
- pH bloed = 7,35 - 7,45
- lager dan 7 = coma
- hoger dan 7 = onbeheersbare, langdurige spiercontracties
een zuur is een stof die in oplossing uiteenvalt (dissocieert) met afgifte van waterstofionen
omdat waterstof uit een proton bestaat → protonen, zuren = protondoren
een sterk zuur dissocieert volledig in een oplossing = HCL → H+ + CL
een base is een stof die waterstofionen uit een oplossing opneemt, veel basen dissociëren
onder vrijmaking van een hydroxide-ion (OH+): hebben sterke affiniteit of aantrekkingskracht
tot H+ en reageren snel met deze ionen onder vorming van watermoleculen.
sterke basen dissociëren volledig in oplossing
In het menselijk lichaam zijn zwakke basen belangrijk om zuren te neutraliseren die tijdens
de celstofwisseling worden gevormd.
een zout is een geïoniseerde verbinding
- bestaat uit een willekeurig kation dat geen H+ is en een willekeurig anion dat geen
hydroxide-ion is.
- in water dissociëren ze onder vorming kation en anion
- zijn voorbeelden van elektrolyten → anorganische verbinding waarvan de
ionen in oplossing een elektrische stroom kunnen geleiden: Na+, CA2+,
K+, CL, HCO3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller kyrr. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.44. You're not tied to anything after your purchase.