HC 1
Verhaal en voorrang algemeen
› Week 1: Verhaal en voorrang algemeen
› Week 2: Pandrecht, in het bijzonder op roerende zaken, niet-registergoederen en de financiële
zekerheidsovereenkomst
› Week 3-5: Pandrecht op vorderingen
› Week 6: Eigendomsvoorbehoud, reclamerecht en retentierecht
› Week 7: Hypotheek
› Week 8: De bijzondere verhaalspositie van de fiscus
› Week 9: Faillissement en afkoelingsperiode
› Week 10: (Faillissements)pauliana
› Week 11: Fiduciaire verhoudingen
› Week 12: Beperkte genotsrechten, in het bijzonder het erfpachtrecht
› Week 13: Appartementsrecht
› Week 14: Responsiecollege
Burgerlijk recht 2 bestond voor een groot deel uit goederenrecht. En burgerlijk recht 1 ook voor
iets minder dan de helft. Met dit vak gaan we verder de diepte in. We richten ons met dit vak
op goederenrechtelijke figuren en de problemen die daarbij ontstaan. Voor dit vak gaan we er
vanuit dat recent nog burgerlijk recht 2 is gevolgd. De stof van burgerlijk recht 2 wordt dus als
bekend beschouwd. Dat geldt ook voor de arresten, zoals Rabobank/Reusser en het arrest Zalco;
nog niet zo oud. U moet hebben de klapper Goederenrecht c.s. Dat is er eentje, niet langer meer
twee. Daarnaast moet je het boek Pitlo/Reehuis hebben.
Naast de hoorcolleges heb je responsiecolleges als een soort werkgroepen. Deze
responsiecolleges zijn aan te raden, omdat ze een bewezen werking hebben. Goederenrecht c.s.
was een struikelvak, maar sinds de responsiecolleges zijn de slagingspercentages veel hoger.
Elke week richten op een specifiek goederenrechtelijke recht. Ihkv die rechten bespreken we
ook beginselen van goederenrecht. De invulling die de HR daar aan heeft gegeven. De
rechtsontwikkeling sinds 1992, sinds we het nieuwe vermogensrecht hebben gekregen, gaat
vooral via het pandrecht. Bepaaldheidsvereiste is dmv tientallen arresten doorontwikkeld.
Alleen al het pandrecht op vorderingen bestaan een hoop arresten over. Eerst beginnen we met
het gewone pandrecht, dan een stukje europees recht; financiële zekerheidsovereenkomst. Dit
is een stukje europees goederenrecht. Uiteindelijk wordt alles wat je leert anders als hetgeen
van de ficus op het toneel verschijnt; in week 8. Appartementsrecht is het allernieuwste recht.
Responsiecollege is voor het spill over; extra ontwikkelingen door de HR of om vragen te
stellen.
Goederenrecht wordt gezien als een struikelvak. De betastudenten vinden goederenrecht leuker
dan de alphastudenten. Er is minder ruimte voor hippie achtige noties als de redelijkheid en
billijkheid. Soms valt er ook flink wat te rekenen. Maar goederenrecht is gewoon recht; het
geeft gewoon regels over hoe mensen zich jegens elkaar moeten gedragen. We betrekken de
regels op de relatie tussen een persoon en een goed, maar dat is niet het doel; uiteindelijk gaat
het erom wat het betekent in de relatie tussen mij en u. Dat idee is nooit beter verwoordt dan
door Eggens:
› Eggens:
,“In waarheid geldt de eigendom – als rechtsbetrekking van persoon tot zaak – in de
echtsbetrekkingen van die persoon (als eigenaar betrokken) tot andere personen, en wel als de
betrekkingen tot die anderen bepalend, en wel aldus bepalend dat in en door (middel van) de
eigendomsbetrekking het subject daarvan zich tot de andere verhoudt als eigenaar tot niet-
eigenaren van de betrokken zaak.”
Hoe u zich moet gedragen wordt bepaald door mijn eigendomsrecht op bijvoorbeeld dit boek.
Dat is veel krachtiger en complexer dan een ordinaire verbintenis die alleen maar de ene partij
jegens de andere bindt. Dit eigendomsrecht bindt tot alle personen in de wereld en niet maar tot
1 persoon. Dat is ook de reden dat we met de r&b wat minder enthousiast gaan in het
goederenrecht. In het goederenrecht staan alle schroefjes in contact met alle andere draadjes,
dus als er één ding in het systeem veranderd tussen twee personen dan verandert dat ook de
belangen van derden. Dat is wat besloten ligt in het citaat van eggens. Denk echter niet dat dit
een star rechtsgebied is, want het biedt zeker wel rechtvaardigheid. De HR biedt ook novatieven
dmv het Zalco arrest III bijv. Dat is een behoorlijke rechtsontwikkeling. Casus:
aluminiumfabriek. Rond het faillissementsdatum wordt aluminimum gemaakt. Dat gaat over de
faillissementsdatum heen. In de oven zat aluminimum van vóór het faillissement met een
pandrecht erop en aluminium van ná het faillissements(-datum). De eerste groep zat wel
pandrecht op en het aluminium na faillissement niet. Dit aluminimum wordt vervolgens
vermengd. Wat is nu de goederenrechtelijke status. Er is geen regel die dit specifieke geval
regelt. De HR komt met een dubbele analogie. Ondanks dat al het aluminium tot dezelfde
persoon behoord wordt toch vermenging toegepast. Dat kan eigenlijk alleen bij verschillende
eigenaren, dat de zaken aan verschillende personen toebehoren. Vermenging is in beginsel een
vorm van originaire eigendomsverkrijging. Daarnaast is het geen originaire verkrijging in dit
geval, maar er komt een pandrecht te rusten op een aandeel van overeenkomstige grootte van
de oorspronkelijke partij. Zo heb je een pandrecht op een aandeel wat geen gemeenschap is.
Dat kan eigenlijk niet, maar de HR doet dit om een rechtvaardige uitslag te maken. Om de
pandhouder niet zijn rechten te ontnemen zonder goede reden. Ook in het goederenrecht mag
je de hele trucendoos dus uitpakken, maar je moet dat wel behoedzaam doen.
Typische casus is A sluit een koopovk met B. Er wordt een bakoven geleverd van A naar B. B
betaalt niet, dus dan ontbindt de ene. Verbintenis valt weg en dus ontstaan er
ongedaanmakingsverbintenissen. Was er wel verzuim? Ja/Nee? Om er een goederenrechtelijke
casus van te maken verbindt je een eigendomsvoorbehoud op de bakoven. Leverancier blijft
eigenaar totdat B volledig aan betalingsverplichtingen heeft voldaan. Vervolgens komt er ook
een bank om de hoek kijken die zegt dat het een pandrecht op het goed heeft zitten; gaat zelfs
om stille verpanding. (3:84 jo. 3:97 jo. 3:98 jo. 237 BW) Partij C heeft de oven gerepareerd; ik
heb voorrecht ogv art. 3:285 BW. Partij D heeft een hypotheekrecht gevestigd gekregen (3:84
jo. 3:98 jo. 260 BW); die zegt die oven is nagetrokken op het gebouw, dus die valt onder het
hypotheekrecht. Ten slotte is nog partij E; de fiscus die zegt dat het een bodemrecht heeft. (art.
21 lid 2 jo. Lid 3 van de invorderingswet) Et cetera. Wie heeft er nu het sterkste recht?
Vandaag gaan we rustig beginnen. De rechtsverhouding tussen schuldenaar en schuldeisers. De
nul situatie. En schuldeisers onderling als niemand enig goederenrechtelijke recht kan doen
gelden. Dit is maw het stramien van het vermogensrecht: het stramien waarin al deze
goederenrechtelijke regels worden verweven. Dit is redelijk overzichtelijk, tenzij je in de details
erop ingaat.
Het stramien: de hoofdregels van ons verhaalrecht. De hoekstenen van het vermogensrecht.
Valt uiteen in twee onderdelen.
, Verhaal en voorrang
➢ Verhaal
§ verhaal op gehele vermogen (art. 3:276 BW)
§ paritas creditorum (art. 3:277 BW)
› Voorrang (art. 3:278 e.v.)
§ voorrecht
§ pand en hypotheek
§ andere gronden
Het nemen van verhaal; het geldend maken van je vordering. Doordat je jezelf voldoet uit de
opbrengst van de goederen/het vermogen van de schuldenaar. Paritas creditorum is hierbij de
geldende hoofdregel. Uitzondering hierop; voorrang: jij komt eerst aan de beurt, dan pas alle
anderen. Kan uit andere gronden voortvloeien of uit pand en hypotheek.
We beginnen met art. 3:276 BW:
Schuldenaar ‘staat in’ met zijn gehele vermogen
› Art. 3:276 BW:
“Tenzij de wet of een overeenkomst anders bepaalt, kan een schuldeiser zijn vordering op alle
goederen van zijn schuldenaar verhalen.”
Als u een schuld aangaat moet u die schuld terugbetalen. Soms gebeurt dat niet en dan sta je
met je gehele vermogen op dit moment en wat je ooit zult verkrijgen, sta je in voor de nakoming
van je verbintenissen. Je kan ook jezelf voldoen door uit de opbrengst van alle goederen van de
schuldenaar. Daartoe stelt het recht ons in staat als niet wordt betaald. In dit regeltje zitten een
paar subregels besloten. Dit geldt tov alle schuldeisers. Elke schuldeiser kan zijn vordering
altijd verhalen; uit het gehele vermogen van de schuldenaar, ook toekomstige, niks
uitgezonderd en de grond van de vordering maakt niet uit; niet op het vermogen van iemand
anders. Dat is logisch want u staat in voor uw schulden met uw vermogen. Toch zijn hier
uitzonderingen op; schuldeisers die zich niet op het gehele vermogen kunnen verhalen. Een
vordering die verjaart is; dan kan de schuldeiser zich niet verhalen. Een schuldeiser van een
natuurlijke verbintenis kan zich niet verhalen. Daarnaast heb je de fiscus. De fiscus kan zich
verhalen op goederen van derden. Ook het retentierecht biedt de mogelijkheid om zich te
verhalen op goederen van derden. Het nemen van verhaal is geen sinecure; dat kost best veel
moeite. Je kan namelijk niet een paar mannen met spierballen op een ander afsturen. Je moet
eerst een executoriale titel verkrijgen. Daarvoor moet je dagvaarden en procederen. Het kan dus
al een aantal jaren duren voordat je die executoriale titel hebt. Vervolgens moet de deurwaarder
nog beslag leggen en het geld moet verdeeld worden. Verhaal nemen is dus een dure
aangelegenheid. Eigen richting houden we niet van, dus daarom hebben we deze formaliteiten
in deze rechtsstaat.
Paritas creditorum
› Art. 3:277 lid 1 BW: gelijkheid van schuldeisers
,› Netto-opbrengst wordt verdeeld;
› naar evenredigheid van ieders vordering
› Uitzonderingen
Het vorige was als u tegen de schuldenaar staat. Na het realiseren van de opbrengst krijgt u uw
geld. De zaak wordt complexer als er andere schuldeisers in het geding zijn. Als iemand niet
betaald dan betekent het vaak dat hij niet kan betalen. Ook niet aan andere schuldeisers. Best
kans dat er dan meerdere schuldeisers zijn die verhaal willen nemen. Dan geldt: het beginsel
van het paritas creditorum uit art. 3:277 lid 1 BW. Schuldeisers zijn gelijk als ze tegelijkertijd
zich op een goed willen verhalen, naar evenredigheid van ieders vordering. Eigenlijk is hier
nooit goed over nagedacht, maar altijd overgeschreven; de huidige van de vorige nederlandse
wetgever, daarvoor van de fransen en die weer van de romeinen. Deze rechtsgrond is een beetje
vaag. Dus ook hier zijn er uitzonderingen. Veel zullen worden besproken, zoals het voorrecht.
Is een voorrangspositie voor bepaalde schuldeisers.
Executoriaal beslag
Netto-opbrengst: 15.000
A ontvangt (20.000/30.000) * 15.000 = 10.000
B ontvangt (10.000/30.000) * 15.000 = 5.000
Op bovenstaand plaatje zie je twee schuldeisers A en B die allebei wat van X krijgen. Ze willen
zich beiden verhalen op de eend; de auto. Ze krijgen een executoriale titel en laten de
deurwaarder beslag op de eend leggen. Ze krijgen naar rato van hoogte van de vorderingen hun
schulden voldaan. Opbrengst is 15.000. dus A krijgt 2/3 en B krijgt 1/3 daarvan. Want naar rato
van de hoogte van de vordering. Dit is niet het einde van het verhaal. Iemand (schuldenaar X)
staat in voor het gehele vermogen, waardoor bij een tekort de rest kan worden aangesproken.
› De normatieve kracht van de paritas creditorum?
Waarom zijn schuldeisers eigenlijk gelijk? Zoals je het leest in art. 3:277 heeft het maar een
beperkt bereik; ziet op de situatie dat meer schuldeisers zich tegelijkertijd verhalen op hetzelfde
goed. Wat betekent het voor het gedrag van partijen? wat mag een schuldeiser/schuldenaar
doen? Bijvoorbeeld het arrest: Unitco – H. Casus: H. heeft meerdere schuldeisers, waaronder
Unitco. Een derde, andere dan schuldenaar H. (Holding), wat doet die? Als Unitco graag betaald
wilt worden door H. betaalt H. niet en Unitco vraagt het faillissement aan. De Holding die
betaalt X, betaalt Y, betaalt Z. Alle schuldeisers behalve één (unitco) worden betaald. Is dat
eerlijk? In overeenstemming met de paritas creditorum? Kan dit zo gebeuren, dat iedereen
betaald wordt behalve één? Aangezien het een derde is die betaald dan mag het. 277 is strikt
genomen niet aan de orde. Het is uit een vermogen van een derde waar het geld van komt. Het
is daarom in overeenstemming met de paritas creditorum, ondanks dat het een holding-dochter
relatie is. Uiteindelijk was er maar één schuldeiser, dus kon het faillissement niet worden
uitgesproken. Heeft de paritas creditorum dan helemaal geen normatieve kracht? Geen
,gedragsnorm? Jawel, maar de voorbeelden zijn niet overvloedig. Één zo’n voorbeeld is het
Megapool arrest. Dat gaat niet zozeer om het paritas creditorum, maar om 3:276 BW ->
evenknie van art. 20 Fw. Je staat dan in met jouw vermogen; iedereen kan zich verhalen op dat
vermogen en zich uit de opbrengst voldoen. Ziet dus ook op een verhaalssituatie. Hier komt iets
van een gedragsnorm op de proppen. Er was een vennootschap: Laser. Die had een deal met
Megapool. Je kon daar je wasmachines en magnetrons kopen. Megapool had veel klanten met
een klantenkaart. Als je daar iets kocht met je klantenkaart dan kon je over een half jaar betalen.
Je kreeg een half jaar krediet en daarna moest je rente betalen als je na halfjaar nog niet betaalde.
In feite moest je die rente betalen aan Laser. Die klantenkaart was een soort creditcard met
Laser als achterliggende financieringsmaatschappij. Dat was het verdienmodel van Laser. Vóór
het faillissement kreeg Megapool provisie van Laser voor het aanbrengen van klanten =
provisievordering. Megapool zet in het contract: als je failliet gaat/surceance van betaling komt,
dan heb ik het recht om de ovk met jou op te zeggen. Let op: stond ook in: als ik dat doe dan
vervalt de provisievordering; dan hoef ik jou (L aan M) niks meer te betalen. Megapool ging
failliet en toen kwam de curator. Megapool had een vordering van 2 miljoen, maar door het
faillissement verviel die vordering. Laser had nog steeds de klanten. Die had dus wat gekregen
maar betaalde daar niet voor. Het is ib contractsvrijheid. Zo’n opzeggingsbevoegdheid met
verval van recht. Als je dat koppelt aan het uitspreken van een faillissement dan kan zo’n beding
nietig zijn vanwege strijd met art. 20 Fw. (equivalent van 3:276 BW) Dit beperkt dus de vrijheid
van partijen; het stelt grenzen aan wat je kan doen. Het is niet alleen een verdelingsprincipe;
het is ook een gedragsmaatstaf. Sommige dingen mag je niet doen, omdat je dan de belangen
van de andere schuldeisers schaadt. Daar wordt ook de r&b bij meegewogen. Laser wordt in dit
geval immers bevoordeeld vóór alle andere schuldeisers. Anders was er 2 miljoen in het
faillissement gekomen.
Faillissement
› “Toestand van te hebben opgehouden te betalen” (art. 1 Fw.)
› Het gehele vermogen van de schuldenaar wordt uitgewonnen (art. 20 Fw.)
› Schuldenaar verliest beheer en beschikking over zijn vermogen (art. 23 en 24 Fw.)
› Individuele beslagen vervallen (art. 33 Fw.)
Als je een cumulatie van beslagen hebt en dus meer schuldeisers zich verhalen, dan kan
faillissement volgen. Als er geen ander vermogen is waar A en B aan kunnen toegrijpen dan is
er niet voldoende om integraal de schuldeisers te voldoen. Als X dan A en B niet kan betalen,
doet een toestand zich voor van te hebben opgehouden te betalen. Dan kan het faillissement
worden aangevraagd en worden uitgesproken ex art. 1 Fw. Dat is een collectief verhaal op het
gehele verhaal op de schuldenaar tbv alle schuldeisers. Schuldeisers kunnen dat dan niet meer
alleen doen. De curator vereffent en beheert dat vermogen dan overeenkomstig de rato van
ieders vordering. (= de paritas c.)
› Wat heeft een schuldeiser in de praktijk aan de paritas creditorum?
Het antwoord staat op blz 35 van een bepaald CBS rapport. Concurrente schuldeisers krijgen
57 op een schuld van 3544 (miljoen) uitbetaald. 57/3544 = 1,6 %. Dit is wat je mag verwachten.
Als u 10 euro van mij leent en ik ga failliet dan krijgt u in dat geval €1,60 terug. In de praktijk
willen schuldeisers dus voorrang.
Voorrang
› Art. 3:278 lid 1 BW: “Voorrang vloeit voort uit pand, hypotheek en voorrecht en andere in de
wet aangegeven gronden”.
› Gesloten stelsel van voorrangsrechten
, › “Andere in de wet aangegeven gronden”
› Voorrecht
› Pand en hypotheek
Voorrang kan je krijgen. We hebben al gezien hoe dat moet; via pand, hypotheek, voorrecht en
andere in de wet aangegeven gronden. Daar kunt u uit opmaken dat die voorrang iets is waar je
maar beperkt invloed op kan uitoefenen. U kunt dus niet voorrang afspreken; je moet een
wettelijke grondslag hebben. Het is een gesloten stelsel van voorrangrechten. Die andere
wettelijke gronden zijn er niet zo veel. Het retentierecht is er één van. Dat is een voorrangsrecht
dat uit de wet voortvloeit, geen voorrecht en ook niet gevestigd zoals een pand- of
hypotheekrecht. Voorrecht praten we later in dit college over. Laatste categorie: pand- en
hypotheekrechten. Volle goederenrechtelijke rechten zijn dit die gevestigd zijn en een
goederenrechtelijke positie geven aan de rechthebbende.
Voorrecht
› Art. 3:278 lid 2 BW: “Voorrechten ontstaan alleen uit de wet. Zij rusten of op bepaalde
goederen of op alle tot een vermogen behorende goederen.”
Voorrechten spelen in de praktijk niet zo’n grote rol, m.u.v. het voorrecht van de fiscus. Zij
ontstaan uit de wet. Ook een gesloten stelsel. Als ze op bepaalde goederen rusten noemen we
dat een bijzonder voorrecht. Rust dan op 1 bepaald goed. Dat rust bijvoorbeeld dus alleen op
een auto. Art 385; bijv. degene die de auto heeft gerepareerd. Algemene voorrechten zijn
geldend te maken op het gehele vermogen, in tegenstelling tot bijzondere voorrechten die maar
op één bepaald goed zich geldend kan maken. En gaan voor schuldeisers zonder/lager
gerangschikt voorrecht. Werknemers (loonvorderingen) en de fiscus hebben bijvoorbeeld zo’n
algemeen voorrecht. 3:284 e.v. zie je deze voorrechten terug. Begint bij bijzondere voorrechten.
Kosten van behoud vaak favoriet op tentamens. Al bij 3:288 kom je op algemene voorrechten.
Bijv. begravingsondernemers. Ook in andere boeken, zoals boek 8: scheepsvoorrechten en
andere wetten, zoals de invorderingswet vindt je nog voorrechten. Het moet altijd berusten op
de wet. Met zo’n voorrecht heb je een voorsprong op andere schuldeisers.
Executoriaal beslag
Netto-opbrengst: 15.000
A heeft concurrente vordering
B heeft voorrecht ex art. 3:285 BW i.v.m. reparatie auto’
Als B een bijzonder voorrecht heeft dan geldt dat B zijn volledige vordering voldaan krijgt.
Daarna komen pas de andere schuldeisers aan bod (als nog iets overblijft nadat B is voldaan).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller annjjaa94. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.88. You're not tied to anything after your purchase.