100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Oefenvragen en begrippen van het basisboek pyschologie van Jakob Rigter (2017 1e druk) $5.14
Add to cart

Summary

Samenvatting Oefenvragen en begrippen van het basisboek pyschologie van Jakob Rigter (2017 1e druk)

22 reviews
 680 views  30 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Ik zit nu in mijn tweede jaar van SPH. Ik moet nog 1 vak van het eerste SPH jaar herkansen, namelijk: inleiding psychologie. Wat mij duidelijk opviel in het vorige tentamen uit leerjaar 1 was dat het tentamen extreem veel vragen van de code uit het boek bevatten. In het basisboek psychologie van Ja...

[Show more]

Preview 4 out of 22  pages

  • Yes
  • January 2, 2018
  • 22
  • 2018/2019
  • Summary

22  reviews

review-writer-avatar

By: loutjefeijt • 1 month ago

review-writer-avatar

By: cayaveldhuizen • 3 year ago

Translated by Google

Unfortunately, many answers in the file are not correct. You

review-writer-avatar

By: liannebrouwer • 4 year ago

review-writer-avatar

By: femkekuipers1 • 4 year ago

review-writer-avatar

By: noobnoobie • 4 year ago

review-writer-avatar

By: julitwels • 3 year ago

review-writer-avatar

By: fleurpuls • 5 year ago

Show more reviews  
avatar-seller
Oefententamenvragen en begrippen van de uitgever
Coutinho van het basisboek psychologie

Hoofdstuk 1: Hoe onze hersenen en onze erfelijkheid werken
1. Vanuit welk deel van ons centraal zenuwstelsel wordt een automatische reflex (zoals je hand terugtrekken als je deze
brandt aan een hete pan) aangestuurd?
= Het ruggenmerg

2. Wat kun je zeggen over de ontwikkeling van het encefalisatiequotiënt tijdens de evolutie van de mens gedurende de
afgelopen twee miljoen jaar?
Het encefalisatiequotiënt is:
= Toegenomen

3. Welke hersenkwab bij mensen is in vergelijking tot dezelfde hersenkwab bij andere zoogdieren erg groot en zwaar?
= De frontaalkwab

4. In het blikveld van een split-brainpatiënt staan twee schermen: één links en één rechts. Op het rechterscherm wordt
een foto van een vork geprojecteerd. De patiënt krijgt vervolgens de opdracht om op de tast uit een zak met
verschillende soorten bestek de vork te pakken.
Met welke hand(en) kan hij dat?
= Met de rechterhand

5. Uitspraak over een dwarslaesie:
= Hoe hoger de beschadiging van het ruggenmerg (dat wil zeggen: hoe dichter bij de hersenen), hoe groter de negatieve
gevolgen

6. Waar bevindt zich myeline?
= Om de axonen

7. Welk onderdeel van de neuron is in de afbeelding rood omcirkeld?
= Een dendriet




8. Welk deel van ons zenuwstelsel heeft de overhand als wij op een zonnig terras volstrekt ontspannen een kopje
muntthee drinken?
= Het parasympatische zenuwstelsel

9. Via welke onderdelen van ons zenuwstelsel wordt informatie verplaatst van onze tastzintuigen in de huid naar de
hersenen?
= Sensorische zenuwen

10. Wat is een polygenetische eigenschap?
Een eigenschap:
= Die door meerdere genen wordt veroorzaakt
11. Een kind is te dik. Op grond van deze waarneming wordt gezegd dat hij obesitas heeft. Waarop wordt deze
waarneming gebaseerd?
= Op het fenotype

12. Jordi Cruijff is een voormalige profvoetballer die speelde voor onder andere FC Barcelona en Manchester United. Hij
is de zoon van Johan Cruijff. Jordi heeft dus net als zijn vader op hoog niveau gevoetbald. Het voetballen werd hem bij
wijze van spreken thuis met de paplepel ingegoten.
Welke visie op de relatie tussen aanleg en omgeving is van toepassing op het gedrag van Jordi?
= Een passief gen-omgevingsverband

,Begrippen van hoofdstuk 1:
Niet-aangeboren hersenletsel (NAH): Een verzamelnaam voor alle beschadigingen aan de hersenen die na de geboorte
plaatsvinden. Hersenbeschadiging tijdens de geboorte (door bijvoorbeeld zuurstofgebrek) noemen we aangeboren
hersenletsel. In Nederland zijn er jaarlijks naar schatting 160.000 nieuwe gevallen van een of andere vorm van hersenletsel
als gevolg van een herseninfarct, ongeluk, tumor, hartstilstand, hersenbloeding of operatie. De gevolgen zijn heel
verschillend, afhankelijk van de persoon en de ernst van de beschadiging.

Evolutietheorie: De natuurwetenschappelijke of biologische verklaring voor de evolutie (of ontwikkeling) van het leven op
aarde en het ontstaan en uitsterven van soorten organismen op aarde. Ze beschrijft het proces waarbij erfelijke
eigenschappen binnen een populatie van organismen veranderen in de loop van de generaties als gevolg van genetische
variatie, voortplanting en natuurlijke selectie. Een van de grondleggers van de theorie is Charles Darwin (1809-1882).

Zenuwstelstel: Een besturings- en communicatiesysteem dat bij dieren en mensen een coördinerende rol speelt bij alle
handelingen, zoals het aansturen van de spieren en het verwerken van zintuiglijke prikkels. Bij gewervelde dieren,
waaronder mensen, speelt het ook een belangrijke rol bij emotionele, motivationele en cognitieve processen.

Het centraal zenuwstelsel: Bestaat uit de hersenen en het ruggenmerg. Het bevindt zich centraal in ons lichaam.

Perifeer zenuwstelsel: Bestaat uit de zenuwbanen die informatie transporteren van onze zintuigen naar onze hersenen of
ruggenmerg. De oogzenuw is er een voorbeeld van. Daarnaast bevat het ook alle zenuwbanen die opdrachten verplaatsen
van ons ruggenmerg of onze hersenen naar onze spieren.

Hersenen: Worden ook wel het brein genoemd. Het is dat deel van het centraal zenuwstelsel dat zich in het hoofd bevindt.

Ruggenmerg: Bevindt zich in de wervelkolom. Het is een bundel zenuwbanen waarmee informatie wordt ontvangen en
verplaatst.

Encefalisatiequotiënt: De verhouding tussen hersen- en lichaamsvolume. Hoe hoger dit quotiënt, hoe complexer en
intelligenter de diersoort. De mens heeft het hoogste quotiënt.

Schedel: De botstructuur die vormgeeft aan het hoofd of de kop van een mens of dier. De belangrijkste functie is het
beschermen van de hersenen.

Grote hersenen: Omvatten het grootste deel van de hersenen en zijn bij mensen het grootst. Ze zijn de plek waar de
complexe cognitieve en emotionele processen (onder andere logisch redeneren, planning, geheugen, emotie) plaatsvinden.
Ze worden onderverdeeld in vier kwabben: frontaalkwab, slaapkwab, pariëtaalkwab en achterhoofdkwab.

Kleine hersenen/cerebellum: Zijn vooral verantwoordelijk voor motoriek. Daarnaast vervullen ze nog andere functies bij
cognitieve processen, zoals aandacht en het reguleren van angst- en plezierreacties. Ze zorgen voor de coördinatie,
nauwkeurigheid en timing van de bewegingen die in de motorische schors van de grote hersenen zijn opgestart.

Hersenschors/cortex: Een 3 mm dikke laag grijze stof die aan de buitenkant van de grote hersenen ligt. Dit deel van de
hersenen is bij de mens zo hoogontwikkeld, dat het steeds meer in vouwen moet liggen om in de schedel te passen.

Hersenstam: Verbindt de grote hersenen met de kleine hersenen en het ruggenmerg. Bestuurt belangrijke levensfuncties als
spijsvertering, temperatuur, hartslag, ademhaling en bloeddruk.

Frontaalkwabben: Bevinden zich aan de voorkant van de grote hersenen. Ze spelen een rol bij het aansturen van
willekeurige (doelgerichte) bewegingen. Ook zijn ze betrokken bij veel psychische functies, zoals impulsbeheersing,
beoordelingsvermogen, probleemoplossing, planning, sociaal gedrag, taal (via de linkerfrontaalkwab) en geheugen.

Slaapkwabben: Spelen een rol bij het herkennen en onthouden van mensen (met name de gezichten) en voorwerpen en bij
het terughalen van herinneringen. Geluidsherkenning en spraak worden ook hierin aangestuurd.

Pariëtaalkwabben: Registreren en interpreteren lichamelijke gewaarwordingen ('voelen') zoals temperatuur, pijn of tast. Ze
zijn ook actief als je een rekensom maakt en als je leest.

Achterhoofdkwabben: Houden zich bezig met het gezichtsvermogen zoals het herkennen van figuren, inschatten van
afstand en grootte, en het interpreteren van plaatjes.

Lateralisatie: Duidt op verschillen in specialisatie van de beide hersenhelften. Dit kunnen verschillen zijn in het reguleren
van zintuigen, motoriek, emoties, enzovoort.

,Hoofdstuk 2: Hoe onze hersenen werken en zich ontwikkelen
1. Wat is een belangrijke kanttekening bij de bruikbaarheid van gegevens die met neuro-imagingtechnieken zijn
verzameld?
= In psychologisch onderzoek worden voornamelijk studenten gebruikt. Dit geldt ook voor neuro-imaging. Dit betekent dat
we vrij veel weten over de hersenen van hoogopgeleide, voornamelijk blanke jonge mensen. Of deze informatie ook geldig
is voor mensen met een lagere opleiding, een andere etniciteit of uit andere uithoeken van de wereld, weten we niet

2. Op welke leeftijd hebben mensen het grootste aantal synapsen in de hersenen?
= Op de leeftijd van ongeveer twee jaar

3. Blinde mensen die zichzelf braille hebben geleerd, kunnen zeer snel en zeer goed met hun vingers de brailletekens
onderscheiden. Hoe is dit te verklaren?
= Dat deel van de hersenen waarmee zij tast interpreteren (de tastcortex) is dikker geworden

4. Welke vergelijking slaat op het proces van pruning?
Een pas aangeplant bos met jonge boompjes:
= Uitdunnen, zodat de resterende bomen voldoende ruimte hebben om te groeien en sterk te worden

5. Ons brein is makkelijk te reorganiseren en te veranderen. Tot welke levensfase is deze plasticiteit beperkt?
Er is geen beperking, ons brein kent een levenslange plasticiteit

6. Francis was als kind en puber erg bedreven in skaten. Nu is ze twintig jaar oud en heeft ze al vier jaar niet meer
geskatet. Als ze door haar vriendinnen uitgedaagd wordt, gaat ze opnieuw skaten. Het valt haar erg tegen, ze valt
meerdere keren.
Van welke uitspraak zijn de ervaringen van Francis een voorbeeld?
= Use it or lose it, deze uitspraak slaat op het verschijnsel dat vaardigheden en kennis actief onderhouden moeten worden,
omdat zij anders vervagen. Dit komt omdat de netwerkverbindingen die ten grondslag liggen aan die vaardigheden en
kennis verzwakken of geheel verdwijnen.

7. Wat is kenmerkend aan een sensitieve periode?
= Zo’n periode kent altijd een afgebakende lengte

8. Als vrouwen een kind ter wereld brengen, dan blijkt dat al tijdens de zwangerschap de vrouwenhersenen veranderen
in ‘moederhersenen’.
Welke functie vervult deze verandering?
= De moeder wordt zo gevoeliger voor de signaaltjes van het pasgeboren kind en weet daar snel op te reageren

9. Als mensen een beroerte hebben gehad, dan wordt vaak een speciale vorm van fysiotherapie toegepast, de Constraint
Induced (Movement) Therapy.
Welk deel of welke delen van het lichaam worden in deze therapie gestimuleerd?
= Een beroerte gaat meestal gepaard met een verlamming van de linker- of rechterkant van het lichaam. Juist het verlamde
deel van het lichaam wordt gestimuleerd

10. Welk voedselingrediënt is van groot belang voor de myelinisatie van onze zenuwcellen?
= Omega-3-vetzuren, Vormen een groep van meervoudige onverzadigde vetzuren. Hieraan worden positieve eigenschappen
toegeschreven zoals het verminderen van hart- en vaatziekten en het voorkomen van psychische stoornissen zoals
depressies. Ze zitten vooral in 'koudwaterzeevis' zoals haring, makreel en zalm.

11. Slaap is goed voor je gezondheid en ook voor het functioneren van je hersenen. Hoeveel slaap (gemiddeld gezien)
heeft een adolescent (veertien tot achttien jaar oud) nodig?
= 8,5 uur

12. Mensen hebben een extreem ontwikkeld sociaal brein. Tot welk opvallend verschil tussen mensen en dieren heeft dit
geleid?
= (Veel) vriendschappen met mensen met wie we geen (genetische) verwantschap hebben

Begrippen van hoofdstuk 2:
Eeg (elektro-encefalografie): Hiermee wordt de elektrische activiteit van de hersenen gemeten. De activiteit wordt
afgebeeld in hersengolven. Men vergelijkt normale activiteit met abnormale activiteit zoals bij epilepsie.

Neuro-imaging: De verzamelnaam voor technieken waarmee direct of indirect de structuur of het functioneren van het
brein in beeld kan worden gebracht.

, MRI (magnetic resonance imaging): Een medische onderzoeksmethode waarbij met behulp van een grote en sterke
magneet afbeeldingen worden gemaakt van interne lichaamsstructuren, zoals organen en hersenen.

fMRI (functionele magnetic resonance imaging): Een verbijzondering van de MRI. Wordt gebruikt in modern
hersenonderzoek. Het functioneren van de hersenen wordt in een driedimensionale afbeelding of filmpje zichtbaar
gemaakt.

'Werk maakt sterk': Deze uitspraak slaat op het principe dat lichaamsdelen of delen van hersenen die intensief en vaak
gebruikt worden, sterk en groot worden - ook sterker en groter dan die lichaamsdelen of hersendelen waarbij dat niet
gebeurt.

Neurogenese: Slaat op het ontstaan ('geboorte') van zenuwcellen. De ontwikkeling van zenuwcellen vindt in een
verschrikkelijk hoog tempo al vroeg tijdens de zwangerschap plaats.

Synaptogenese: Het ontstaan van synapsen (verbindingen) tussen zenuwcellen in de hersenen en overige delen van het
zenuwstelsel. Het is een spontaan proces dat al voor de geboorte maar vooral tijdens de eerste twee levensjaren
plaatsvindt. Samen met pruning zorgt dit proces ervoor dat netwerken van zenuwcellen aangelegd kunnen worden.

Pruning: Het tegenovergestelde van synaptogenese. Het is geen spontaan proces - juist door de ervaring die iemand opdoet,
worden eerder gevormde verbindingen tussen zenuwcellen verminderd (teruggesnoeid) waardoor andere verbindingen
sterk kunnen worden. Door dit proces ontstaan zinvolle verbindingen waardoor sterke netwerken van zenuwcellen ontstaan.

Terugsnoeien: Het verminderen van eerder gevormde verbindingen tussen zenuwcellen door de ervaring die iemand
opdoet, waardoor andere verbindingen sterk kunnen worden.

Neuraal netwerk: Een groep zenuwcellen die onderling verbonden zijn en samenwerken bij een bepaalde vaardigheid. Zo'n
groep strekt zich meestal uit over verschillende hersengebieden.

Plasticiteit/kneedbaarheid: Slaat op de verandering in structuur en/of organisatie van de hersenen als gevolg van
ontwikkeling, opdoen van ervaringen, leren en oefenen.

Sensitieve/gevoelige perioden: Tijdsperioden in de ontwikkeling waarin een kind makkelijk een bepaalde vaardigheid leert
te ontwikkelen. Onder normale omstandigheden is het kind daartoe zeer gemotiveerd. Deze perioden treden in een
bepaalde periode van het leven op en zijn begrensd. De vaardigheid kan soms ook na deze periode geleerd worden, maar
dat kost veel meer tijd en heeft niet altijd hetzelfde effect.

Volwassen neurogenese: Het proces waarbij na de geboorte nieuwe zenuwcellen in de hersenen worden aangemaakt. Dit
proces is pas recentelijk ontdekt en van de functies weten we nog weinig. Waarschijnlijk speelt het een rol bij geheugen- en
leerprocessen.

Hippocampus: Een hersendeel aan de binnenzijde van de slaapkwab. In elke hersenhelft zit er één. Dit hersendeel is vooral
actief als mensen informatie opslaan in hun geheugen. Dit hersendeel is ook belangrijk bij ruimtelijke oriëntatie (weten waar
je bent), stemming en het controleren (regelen) van gedrag.

Puberhersenen/tienerhersenen: Kennen een enorme groeispurt, maar dan vooral in één specifiek deel: de frontale kwab.
Hier worden in het begin van de puberteit nog veel nieuwe synapsen aangelegd en axonen gemyeliniseerd; een paar jaar
later treedt de pruning op. Door deze groeispurt is het gedrag van een puber vaak anders ten opzichte van zowel kinderen
als volwassenen. Ze kennen gemiddeld gezien minder remmingen, zoeken vaker risico's op en laten zich vooral door
vrienden beïnvloeden.

Moederhersenen/vaderhersenen: Een manier van uitdrukken om duidelijk te maken dat de hersenen van een jonge ouder
op zo'n manier veranderen en zich aanpassen aan de nieuwe situatie, dat hij beter in staat is om adequaat te reageren op de
signalen van het jonge kind.

Beroerte/CVA (cerebrovasculair accident): Een plotselinge verstoring van de doorbloeding van de hersenen.

CVA (Cerebrovasculair accident): Letterlijk vertaald: een ongeluk (accident) in de bloedvaten (vasculair) van de hersenen
(cerebro).

Constraint Induced (Movement) Therapy (CI(M)T): Een behandelvorm van de gevolgen van een beroerte. De behandelvorm
bestaat uit het fixeren van de niet-verlamde arm gecombineerd met training van de verlamde arm. De training is intensief
en kent een groot aantal herhalingen.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller bsph. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.14. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

56326 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.14  30x  sold
  • (22)
Add to cart
Added