Sociaal-medische wetenschappen
College 1 (03-10): Opening en introductie SMW
Vijf disciplines van sociaal-medische wetenschappen:
1. Epidemiologie: het voorkomen van ziektes in een bevolking. Hier gaat het om tellen,
maar ook om verbandenleer.
2. Demografie: de omvang, structuur en spreiding van de bevolking.
3. Biomedische geneeskunde: biologie van het menselijk lichaam, lichaamsprocessen
en bestudering van de etiologie (oorzaken) van ziekten.
4. (Medische) sociologie: sociologie toegepast op gezondheid, ziekte en
gezondheidszorg.
5. Gezondheidspsychologie: menselijk gedrag ten aanzien van ziekte en gezondheid.
Gezondheid
De definitie van het WHO was ‘een staat van complete fysieke, mentale en sociale welzijn en
niet slechts de afwezigheid van ziekte of gebrek’. Hier kwam kritiek op: het woord
‘compleet’ (bijna niemand is dan gezond), acute ziekten zijn chronisch geworden en het is
moeilijk te operationaliseren (waarom is iemand gezond).
Daarom is er een nieuwe definitie bedacht door Huber: ‘gezondheid als het vermogen om je
aan te passen en je eigen regie te voeren, in het licht van de sociale, fysieke en emotionele
uitdagingen van het leven.
De betekenis van ‘ziek’ en ‘gezond’ is veranderd door de jaren heen. Zo is ziekte
onvermijdelijk, door wetenschappelijke ontwikkeling is ziekte beheersbaar, bestaat een
voorspellend genetisch onderzoek en kan een gezonde piekeraar door worried well
uitsluiting van een ziekte krijgen.
Indeling van ziekten: psychisch en lichamelijk
Hippocrates was de eerste die een natuurlijke oorzaak toekende aan lichamelijke én
psychische ziekten en wordt daarom gezien als de grondlegger voor de westerse
geneeskunde.
Eind 18e eeuw kwam het ‘substantie’ dualisme op. Daarin waren er twee substanties:
mentaal en materieel. Ook nam toen de macht van de arts een beetje af, doordat priesters
‘krankzinnigheid’ gingen genezen. In die tijd kwamen de termen ‘disease of the mind’ en
‘mental ilness’ op.
Begin 19e eeuw vochten de artsen terug. De pathologie van ‘disease of the mind’ was wel
somatisch (lichamelijk). Mentale stoornissen zijn ‘ziektes van het brein’.
Op dit moment zijn de lichamelijke en psychische ziekten niet strikt gescheiden. Er is juist
een wisselwerking tussen lichamelijke en psychische aspecten (placebo-effect als
voorbeeld).
Waarom nog steeds een onderscheid?
De publieke opinie maakt wel nog steeds onderscheid tussen psychische en lichamelijke
ziekten. Zo is er een verschil in waarneembaarheid van de twee ziekten, zouden psychische
ziekten beter te ‘beheersen’ zijn en zijn de symptomen van een psychische aandoening
minder ‘waar’ door onduidelijkheid van de pathologie.
1
,Er bestaan twee classificatiesystemen voor psychische aandoeningen: DSM en ICD. DSM
kwam omdat er een behoefte was aan een kader, voor onderzoek maar ook voor in de
praktijk. DSM definieert wat normaal is en wat abnormaal. Wat dat is, is ook tijd en context
gebonden. Het systeem heeft een bredere betekenis gekregen dan alleen
classificatiesysteem: verzekeraars/financiers gebruiken het systeem en het wordt ook
gebruikt om vergoedingen te bepalen. In 2013 bevatte DSM 350 stoornissen.
College 2 (04-10): Uitleg schrijfopdracht
Interview met oma over reuma (reumatoïde artritis).
De bedoeling dat je de theorie erbij betrekt: stress (positief of negatief), stigma, coping (hoe
gaat iemand om met aandoening en gevolgen), zelfmanagement (aanpassingen aan ziekte
om goed leven te leiden, eigen regie van de patiënt), therapietrouw, sociale steun of
lekenvisies (wat doet patiënt zelf om aandoening te helpen, tegen de arts in).
Wat moet erin:
1. Zoek literatuur: twee wetenschappelijke artikelen.
2. Topiclijst.
College 3 (09-10): Epidemiologie
We spreken van een epidemie, wanneer een ziekte in een grotere frequentie dan normaal
voorkomt. Oorspronkelijk was het alleen voor infectieziekten of besmettelijke ziekten, maar
nu ook voor andere ziekten.
Epidemiologie is de leer die zich bezighoudt met de bestudering van ziekten en
aandoeningen in de bevolking. Er zijn vier aspecten te onderscheiden: beschrijven en meten
van vóórkomen van ziekten en aandoeningen in een bevolking/populatie (epidemiologische
breuk), het bepalen van de determinanten van gezondheid of oorzaken van ziekten binnen
een bevolkingsgroep (etiologie), de factoren die het beloop van ziekte bepalen (prognotische
factoren) en het bestuderen van manieren waarop de gezondheidstoestand van een
bevolkingsgroep het best bevorderd kan worden (preventie).
Demografie is de studie van bevolkingsgroepen, waaronder de omvang, de samenstelling en
de ontwikkeling hiervan in de bevolking.
2
, Operationaliseren
Er zijn vier manieren om epidemiologie te operationaliseren:
1. Ziekte en aandoeningen (incidentie en prevalentie). Incidentie is het aantal nieuwe
ziektegevallen. Het is belangrijk in de epidemiologie, zeker wanneer het gaat om de
oorzaken van ziekten, want er spelen geen andere factoren mee. Prevalentie is het
aantal bestaande ziektegevallen. Het is belangrijk om het gezondheidsbeleid te
bepalen. Je weet dan hoe veel mensen er ziek zijn en hoe je dat wilt aanpakken.
Mogelijke stijgingen van prevalentie: betere opsporing, betere zorg waardoor
mensen met de ziekte langer blijven leven en mensen bezoeken eerder de huisarts
met bepaalde klachten. Maar prevalentie en incidentie zeggen weinig over de
gevolgen van een ziekte en ook over de ervaring van ziekte.
2. Sterfte en doodsoorzaken (sterftecijfers en levensverwachting). De belangrijkste
sterftematen in de epidemiologie zijn bruto sterftecijfers (totaal aantal overledenen
dat is geregistreerd in een bepaalde periode, veelal uitgedrukt per 1000 inwoners),
gestandaardiseerd sterftecijfer (sterftecijfer waarbij de invloed van verschillen in
samenstelling van verschillende populaties die worden vergeleken, is uitgeschakeld,
bijvoorbeeld verschil in leeftijdsverdeling) en sterftecijfers aan het begin van het
leven. Er bestaan ook nog specifieke sterftecijfers, zoals leeftijdsspecifiek,
ziektespecifiek en ziekenhuisspecifiek.
Voordelen van sterftecijfers: gemakkelijk te definiëren en beschikbaarheid van de
gegevens.
Nadelen: niet alle gezondheidsproblemen leiden tot sterfte en zegt slechts
gedeeltelijk iets over de gezondheidstoestand van een bevolking (wel veel zieken,
maar geen sterfte).
3. Functioneren en kwaliteit van leven (ADL, QALY).
4. Samengestelde gezondheidsmaten (gezonde levensverwachting, DALY).
Levensverwachting kan worden gemeten voor bij de geboorte, maar ook voor de
resterende levensverwachting.
Ziektelast is de hoeveelheid gezondheidsverlies in een populatie die veroorzaakt
wordt door ziekten, uitgedrukt in DALY. Dat is een instrument dat door het WHO is
ontwikkeld om de ziektelast van ziekten/aandoeningen te kunnen aangeven. Hierin
worden verloren levensjaren en verloren levenskwaliteit bij elkaar opgeteld. De
verloren levenskwaliteit wordt berekend met vastgestelde wegingsfactoren per
ziekte/aandoening.
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller RobinvandeLagemaat. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.80. You're not tied to anything after your purchase.