Keynesiaans model:
Consumptiefunctie: vraag van gezinnen naar goederen/diensten:
C= 0,8 (Y-B) + 15
o C = consumptie
o Y = nationaal inkomen
o B = belastingen
o 15 = autonome consumptie
o 0,8 = marginale consumptie
Investeringsfunctie: De vraag naar investeringsgoederen door bedrijven:
I (i staat vast en wordt niet beïnvloedt)
Overheidsuitgaven: vraag naar goederen/diensten door de overheid:
O (staat vast en wordt niet beïnvloedt)
inkomsten overheid:
B = 0,15 Y (belastingfunctie)
Importfunctie: vraag naar in het buitenland geproduceerde goederen:
M = 0,55 Y (0,55 is marginale importquote)
Exportfunctie: vraag van het buitenland naar door ons geproduceerde goederen/diensten:
X = 290 (waarde wordt niet beïnvloedt)
Y: waarde geplande binnenlandse productie van consumptie- en investeringsgoederen.
C + I+ O + X – M = waarde van geplande bestedingen aan goederen geproduceerd in Nederland =
effectieve vraag
Y = C + I + O+ X –M = evenwichtsvoorwaarde
De multiplier
Hoe hoger de multiplier, hoe makkelijker de overheid Y kan stimuleren door de overheidsuitgaven op
te voeren. De multiplier is hoog als:
De spaarquote laag is
Belastingquote laag is
Importen laag zijn
Verbanden productie, bestedingen en buitenland
Y> (C+I+O) = X>M
Als een land meer produceert dan C+I+O willen besteden, moet de exportwaarde hoger zijn dan de
importwaarde → Er wordt meer verdiend dan uitgegeven.
Y< (C+I+O) = >X<M
Als een land minder produceert dan wat (C+I+O) willen uitgeven, moet de exportwaarde lager zijn
dan de importwaarde→ er wordt meer uitgegeven dan verdiend.
Consumptiefunctie: vraag van gezinnen naar goederen/diensten:
C= 0,8 (Y-B) + 15
o C = consumptie
o Y = nationaal inkomen
o B = belastingen
o 15 = autonome consumptie
o 0,8 = marginale consumptie
Investeringsfunctie: De vraag naar investeringsgoederen door bedrijven:
I (i staat vast en wordt niet beïnvloedt)
Overheidsuitgaven: vraag naar goederen/diensten door de overheid:
O (staat vast en wordt niet beïnvloedt)
inkomsten overheid:
B = 0,15 Y (belastingfunctie)
Importfunctie: vraag naar in het buitenland geproduceerde goederen:
M = 0,55 Y (0,55 is marginale importquote)
Exportfunctie: vraag van het buitenland naar door ons geproduceerde goederen/diensten:
X = 290 (waarde wordt niet beïnvloedt)
Y: waarde geplande binnenlandse productie van consumptie- en investeringsgoederen.
C + I+ O + X – M = waarde van geplande bestedingen aan goederen geproduceerd in Nederland =
effectieve vraag
Y = C + I + O+ X –M = evenwichtsvoorwaarde
De multiplier
Hoe hoger de multiplier, hoe makkelijker de overheid Y kan stimuleren door de overheidsuitgaven op
te voeren. De multiplier is hoog als:
De spaarquote laag is
Belastingquote laag is
Importen laag zijn
Verbanden productie, bestedingen en buitenland
Y> (C+I+O) = X>M
Als een land meer produceert dan C+I+O willen besteden, moet de exportwaarde hoger zijn dan de
importwaarde → Er wordt meer verdiend dan uitgegeven.
Y< (C+I+O) = >X<M
Als een land minder produceert dan wat (C+I+O) willen uitgeven, moet de exportwaarde lager zijn
dan de importwaarde→ er wordt meer uitgegeven dan verdiend.