Samenvatting van Portaal voor het tentamen 'Taal in de onderbouw'. De samenvatting bestaat uit de volgende hoofdstukken: H1.1, 1.2 / h 2 / h 3 / h 5.1, 5.2*, 5.3*/ h 6.1.1, 6.1.3, 6.2.1, 6.2.2, 6.3.1, 6.3.2*, 6.3.3*, 6.3.4*, 6.4.1, 6.4.2, 6.5* / h 8.1.6 t/m 8.1.9, 8.3 / h 9.1 t/m 9.3.2.
* = delen v...
H1.1, 1.2 / h 2 / h 3 / h 5.1, 5.2*, 5.3*/ h 6.1.1, 6.1.3, 6.2.1, 6.2.2, 6.3.1, 6.3.2*, 6.3.3*, 6.3.
January 5, 2018
May 29, 2018
54
2016/2017
Summary
Subjects
nederlands
portaal
taal in de onderbouw
taal
onderbouw
kleuters en taal
Connected book
Book Title:
Author(s):
Edition:
ISBN:
Edition:
Written for
Hogeschool InHolland (InHolland)
Leraar Basisonderwijs PABO
Kennis taal in de onderbouw
All documents for this subject (28)
17
reviews
By: ingrideijsbouts • 3 year ago
By: pimlagerweij • 5 year ago
Translated by Google
Generally nice summary. Here and there some typos and unfinished sentences.
By: anniquevanson • 5 year ago
Translated by Google
Thank you for your feedback! I will improve the summary soon!
By: StephaniedeR • 5 year ago
By: 630427 • 5 year ago
By: lianneknipper • 5 year ago
By: 624766 • 5 year ago
Translated by Google
good summary, but quite a bit of language errors which makes it sometimes difficult to read
By: kellymeijs • 5 year ago
Show more reviews
Seller
Follow
anniquevanson
Reviews received
Content preview
Portaal 2014
Hoofdstuk 1. Achtergrondkennis: wat is taal?
1.1 Achtergrondkennis: wat is taal?
De vier domeinen van taal
Productief Receptief
Mondeling Spreken Luisteren
Schriftelijk Schrijven Lezen.
Elk van de vier domeinen komt in het taalonderwijs aanbod, maar onze vaardigheden in deze
domeinen zijn niet afhankelijk van het onderwijs op school.
Voor het verwerken en produceren van zichtbare (geschreven) taal is instructie in het onderwijs nodig.
Omschrijven van taal
Verschillende definities van taal:
Ø Taal heeft een functie
Ø Taal heeft betekenis
Ø Taal heeft een systeem
1.1.1 Functies van taal
Taal heeft 3 functies:
Ø Communicatie
Ø Greep krijgen op de werkelijkheid
Ø Expressie
Taal is een communicatiemiddel
Bij communicatie is er sprake van een zender, een boodschap en een ontvanger.
In een communicatieve situatie onderscheiden we aan een boodschap:
Zakelijk aspect Letterlijke betekenis van de zin
Appellerend aspect Wat de zender van de ontvanger gedaan wil zien
Relatie tussen zender en De zin zegt iets over de relatie tussen de zender en ontvanger
ontvanger
Expressief effect Als je communiceert geef je een bepaalde indruk over jezelf.
Zin: Daar ligt een potlood op de grond
Zakelijk: ‘Ja, ik zie het’.
Appellerend: Raapt het potlood op
Relationeel: denkt: ‘hij moet ook altijd mij hebben’
Expressief: denkt: ‘wat een stuk chagrijn’
In schriftelijke taaluitingen spelen aspecten als intonatie, nadruk of gebaren geen rol. De
communicatie wordt gestuurd door zogenoemde extralinguïstische middelen als accenttekens,
onderstrepingen, cursiveringen en enz.
Taal is een middel om greep te krijgen op de werkelijkheid
Zoals je door te lezen of te luisteren beelden kunt krijgen over de werkelijkheid, kun je ook bij anderen
beelden over de werkelijkheid oproepen door te praten en te schrijven. Taal heeft daarmee een
conceptualiserende functie: je kunt de werkelijkheid ‘vervangen’ in concepten die je weergeeft in
taal.
Taal is een expressiemiddel
Taal is een middel tot zelfexpressie. Ieder mens heeft de behoefte zicht uit te drukken, soms voor een
ander, soms alleen voor zichzelf. Je kunt bijv. een dagboek bijhouden of mailen met een vriend.
1.1.2 Betekenis
Taal gaat ergens over, heeft een betekenis en verwijst naar de werkelijkheid die buiten de taal ligt. We
noemen dat het semantisch aspect van taal. De semantiek is de leer van de betekenis en is een
van de ingewikkeldste onderdelen van de taalwetenschap.
Woorden met een afhankelijke betekenis
Woorden als deze en hij hebben een afhankelijke betekenis: datgene waarnaar ze verwijzen is
afhankelijk van iets wat bekend moet zijn: de ontvanger moet weten waarnaar het verwijst.
Dat kan op verschillende manieren:
1. Afleid uit de context
2. Het is in de situatie al eerder genoemd
Antecedent:
Datgene waarnaar verwezen wordt.
Lexicale woorden en afgeleiden daarvan
Lexicale woorden:
Lexicale woorden zijn woorden die niet afhankelijk zijn van de context, zoals stoel en lopen. Deze
woorden kan je opzoeken in het lexicon of woordenboek.
Woorden als ‘gelopen’, moet je afleiden van ‘lopen’.
Polysemie
Polysemie betekent dat een betekenis van een woord verandert door de context. Het woord heeft
dezelfde betekenis, maar er komt een nuance bij.
Ø Ziek à ziek van het nakijken à klaar mee zijn
Ø Ziek à ziek van de liefde à heel erg verliefd
Homoniemen en synoniemen
Homoniemen:
Homoniem zijn woorden die hetzelfde klinken en geschreven worden, maar een andere betekenis
hebben, zoals bank.
Synoniemen:
Een synoniem zijn twee woorden met (ongeveer) dezelfde betekenis, zoals fiets en rijwiel.
Hoe verwijzen woorden naar de werkelijkheid?
Lexicale woorden verwijzen het meest duidelijk en direct naar de werkelijkheid. Vb à stoel.
Iedereen kan zich een beeld vormen bij het woord: stoel: het is iets om op te zitten, met 4 poten en
een rugleuning.
In welke vorm of maat herkennen wij een stoel. Ons concept ‘stoel’ is gelabeld aan een
klankvorm die afhankelijk is van de taal waarin we spreken.
2
, Portaal 2014
Connotaties:
Connotaties zijn bijbetekenissen. Het zijn geen synoniemen, het zijn omschrijvingen.
Een woord als vrijheid roept bij iedereen andere woorden op. De connotaties zijn afhankelijk
van de cultuur waarin iemand opgroeit.
Vaktaalwoorden: vakterminologie
Schooltaalwoorden: specifiek in onderwijssituaties gebruikt (oorzaak, gevolg).
Signaalwoorden: geven de lezer informatie over taal- en denkrelaties in een tekst:
- verband taal – werkelijkheid (morgen, tussentijds)
- bepaalde redeneringen ondersteunen (belangrijk, daadwerkelijk)
- verbanden tussen zinnen & alinea’s (desondanks, immers).
1.1.3 Systeem
Taal heeft verschillende lagen:
Spreken/luisterenà klein: foneem groot: gesprek
Schrijven/lezen à klein: grafeem groot: tekst
In dit systeem worden van klein naar groot onderscheiden:
Ø Fonologie spraakklanken of fonemen: klinkers, tweeklanken, medeklinkers
Ø Morfologie vorm van woorden
Ø Syntaxis zinsbouw
Ø Teksten opbouw en taalgebruik
Fonologie
Foneem:
spraakklanken/foneem. Het Nederlands kent 40 fonemen.
Fonemen kunnen we onderscheiden in:
Ø Klinkers
Ø Tweeklanken
Ø Medeklinkers
Bij de klinkers en tweeklanken trillen de stembanden. Door de stand van de lippend en de tong
worden verschillende klinkers gevormd.
We kennen in het Nederlands de volgende klinkers:
/a/ bak
/aa/ baak
/e/ pet
/ee/ peet
/i/ pit
/ie/ piet
/o/ top
/oo/ boot
/u/ put
/uu/ uw
/eu/ leuk
/oe/ boek
Tweeklanken:
Bestaan uit 2 klinkers, die op één ononderbroken adem worden uitgesproeken.
De tweeklanken zijn:
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller anniquevanson. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.55. You're not tied to anything after your purchase.